WILFRED ALLOY en het inzicht bij Etappe 13 vr 19-7: Pau – Pau (27,2 km, tijdrit)



Etappe 13 vr 19-7: Pau – Pau (27,2 km, tijdrit)

… jongen, eet je wel genoeg …
 
Dijkstra poneerde laatst vanuit zijn commentaarkeet het/de kreet, het decreet zeg maar, dat je ‘Parijs niet kunt halen op enkel een banaan en een broodje pindakaas’. Je moet er iets bij slikken wat nog niet op ‘de lijst’ staat, suggeslibbereerde hij voort. Mij persoonlijk lijkt dat je op louter bitterballen ook niet soepel over de meet glijdt. Maar waarom zou een renner ook bitterballen gaan eten? Om iemand van MS De Kantelaar een etappe te laten winnen? Dezelfde bijgelovige shit? Andersom werkt het zéker niet. Het is belangrijk dat het garnituur in de juiste monden verdwijnt. Dan nóg: met de ballen voor ons en voor de renner ‘een banaan en een broodje pindakaas’ (fantasieloze jaren-vijftig/zestig-maaltijdcombi) kom je er ook niet. Ik ben die vette frituurzooi eigenlijk ook zat. De wielersport moet bovendien schoon blijven. Afschaffen dat Uur. Rauwkost op het menu! En hoe heet je spul, Herbert?
 
Ex-topcyclist M.D. kijkt met gemengde gevoelens terug op de voedingswaarde van zijn jeugd, tweede helft jaren zestig. Zelden at hij zijn bord leeg (vandaar zijn levenslange obsessie met de inwendig verterende mens). ‘Jongen, eet je wel genoeg?’ vroeg moeder dan bezorgd, en als haar geduld opraakte, dramdreigde ze – gek werd hij van die slogan – ‘Denk aan de kindertjes in Biafra’. Nam hij soms aan de Olympische Obesitasspelen deel? Regelmatig flapte hij in verschillende peergroups, steevast ongepast, die/dat voor hem betekenisloze kreet er zelf ook uit, zo onverwijderbaar zat die tussen zijn oren in de hersenen gebrandmerkt. Als een klasgenootje hem om raad vroeg over de aanpak van een lastig te doorgronden stuk huiswerk, riep hij bijvoorbeeld, met zorgwekkende waanzin in de ogen, alsof hij een dubieus lijntje had gesnoven: ‘Hoe je die staartdelingen moet benaderen, vraag je?! Denk aan de kindertjes in Biafra!’ Op zekere ochtend keek hij in vaders scheerspiegel en, nog steeds geen sjoege van de uitzichtloze politieke en humanitaire hel in dat ver van zijn bed gelegen stuk Afrika, beloofde hij zichzelf: ‘Eens zal ik de koning van Biafra zijn. Ha! Dan zal ik die kindertjes eens leren minder te eten.’ Met het gebruikelijke gevoel van voedselwalging propte de zak botten vervolgens, louter voor de vorm, zijn sneu plakkerige witte boterham met pindakaas en zijn banaan in de schooltas van het destijds lachwekkend brave type en fietste, nu eens ‘en danseuse’, dan weer stoempend, door het toentertijd nog woest geaccidenteerde Vlissingen bergop naar school. Voor de neutrale kijker redelijk kreukloos doorliep hij het laatste basisschooljaar en schakelde hij naar het andere blad, dat van het hier en daar nog bergop voortgezet onderwijs. Hij maalde zijn molen soepel. Tot het een keer goed mis ging, nadat hij iets had geslikt wat niet op moeders boodschappenlijst stond. Swallowin’ blues. Hierover meer in deel 2 van ‘De verzwegen jaren van Maarten D’.
 
Maar we zitten hier gezellig en we zitten hier ook E! Mensen, dit is allemaal maar gekkigheid. Oei, er is aan ‘s Kantelaars tingeltangel plotsklaps een gierende behoefte aan nootjes. Altoos levert ze kroegkrakersvrind Pannekoek zwart op wit. Toonsoort G. Okeee! En lós gaat het. Dat die honger maar gestild is. Immer schakelt aan Nelis’ toog naar een volgend blad voor de zes. Gebeiteld. Geheid.
 
Goed eten is in de tour belangrijk. Dan moet je niet direct denken aan hoeveelheden, maar aan stofjes. Door een tekort aan specifieke stoffen kan de wielrenner – bergop hè – van het ene op het andere moment geparkeerd staan. En wie zit er prompt naast hem aan het stuur? Zul je altijd zien: de spreekwoordelijke Man met de minstens zo spreekwoordelijke Hamer. Die creep geeft er(gens) een klap op en de renner is door de beugel gezien. Misschien weet onze slecht gevoede wielersporter – hij heeft inmiddels een gezicht gekregen en we blijven ‘m volgen – met een laatste krachtsinspanning die gereedschapsman achter het stuur vandaan te meppen. Als dat lukt – het lukt! – heeft ie er wel een spreekwoordelijke fiets bij (voor de duidelijkheid: hij zat met Hamermans niet in een geparkeerde auto). Een luxeprobleem, ook zoiets. Op het beste rijwiel hervat hij de koers – zijn eigen uiteraard, dat scheelt voor het vervolg weer wat jeukend wielerjargon – maar ja, hij moet toch als een gek gaan schakelen. De voedselgerelateerde wielerblokkadekwestie blijft, zeker met hoge stijgingspercentages. Naar welk blad dan? Wat is wijsheid? Om blaadjes gaat het niet zozeer. Het is slechts één stofje dat hij ontbeert. De naam is me ontschoten. Voel me zelf ook niet zo best nu. Er hangt iets in de lucht kennelijk. Heeft er iemand een mueslireep of zo? Vlieg op met die bitterballen, wat had ik nou gezegd?! Koolhydraten, daar gaat het om! Energiedrankje ook goed. Ah, Leffe D, dank, Rank. Nu gaat het wel weer. Je moet weten, ik zag er als een berg tegenop om verder te vertellen. Niettemin laat ik het hierbij. Die wielrenner komt er wel, met hulp van een man zónder hamer, maar mét dat stofje.
 
Beste mensen, dit was een waar verhaal. Ik weet het zeker… want die berg… dat was ik. Giddy up go!
 
Hoe verging het vandaag het pak in de tour? Wel, na een goed ontbijt – een banaan, een slap kadetje pindakaas en een paar tabletjes uit een doosje dat mams niet op haar lijstje had staan – reed iedereen op tijd. De klok de baas. Dat was fijn. Laatkomers hielden de boel maar op. Tijdrit dus. Pau-Pau.
 
Wat vonden de heren commentatoren? Herbert Dijkstra, een arm in het gips (iets met een in een haarspeldbocht boven de boomgrens gelost motoronderdeel (‘Ik Valverde diepte in’ waren zijn voorlopig laatste verstaanbare woorden)), hield geen moment zijn mond. Ducrot daarentegen was tot 15.47u opvallend stil. Hij zat tot dat scharniermoment niet naast Herbert. Kon met die arm van doen hebben. In plaats van Ducrot hield aanvankelijk een andere wielerpipo hem gezelschap. Ook niet te stoppen. Voordat ik het Herbertje van de Dag geef eerst dit lozen:  ik wil nu verdikkeme wel eens van Dijkstra weten WAT precies een en ander dan wel over dit of dat ZEGT. Details! Ken je dat woord nog van school, Zeikstra?! Met enkel dat suffe IETS kom je niet meer weg, jij vuile gore meandertaalruftige van verwaaide bedwantspoep en mestvliegfragmenten verzadigde wielerstrontjargonventilator!! Mijn pilletjes, waar zijn mijn pilletjes?! Doosje bijna leeg. Parijs is nog ver. Je ademhaling, Josse. Pfff. Hier komt ie. (De koning van Biafra laat ik zitten. Ben kapot. Wat dat zegt, vraagt u? Wilt u het echt weten?)
 
Herbertje van de Dag: ‘Dat zegt wel iets over de Deen.’

Op tijd terug van de apotheek. Ah! Een Dubbeltje op m’n kant, drankdankrank. Het laatste woord is aan Alloy, die nu beweert van begin af al aan het woord te zijn geweest. De lolbroek. [hahahaha]

ROEPT U MAAR

“Hongerklop!”
 
Je hebt niet goed gegeten. Verslapt van top tot teen.
Dat kan maar één ding wezen: een tekort aan glycogeen.
Niet meer vooruit te branden. Zulks wordt in wielertaal
als ‘hongerklop’ omschreven. Nou zeg, in ons dranklokaal
heeft Nelis zat te vreten, van vet en klef tot droog.
Voor standaard vazen bier voldoet een dorstklop op de toog.
Er is nog menig land waar men dorst en honger lijdt.
Maar we zitten hier gebeiteld en we zitten hier geheid!
 
[Top 3 algemeen orangement: 3. Kruijswijk +2.12, 16. Mollema +5.34, 47. Kelderman +32.51]
 

Share This:

Gepubliceerd door Pom Wolff

Hoi, welkom op mijn site pomgedichten. De site is in langzame opbouw net als de dichter. Ik ben geboren in Amsterdam, ik leef daar en wil daar ook wel doodgaan. Ik studeerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam, Rechten aan de Vrije Universiteit en werk als juridisch adviseur in de hoofdstad. Jan Arends is mijn favoriete dichter dan Kopland dan Menno Wigman. Paul van Ostaijen mijn dandyman. In slammersland geniet ik van Roop, Karlijn Groet, Peter M van der Linden - ACG natuurlijk, Ditmar Bakker, Jürgen Smit en Daan Doesborgh. En wat moet ik zeggen nog van Robin Block ( “hee ouwe wolf”) de wildemannen, lucky fonz III - Sander Koolwijk of Tom Zinger: "er is hier zeker 80 centimeter plant waar jij geen weet van hebt...." - mijn windroosmaatjes. Mijn optredens bezorgden mij eretitels: landelijk slamfinalist 2003, 2004, 2005 en brons in Tivoli in 2006, 2007 en 2010, 2011, 2012 en ook weer in 2013. - Dichter van het jaar in Delft 2005, voorts slamjaarwinnaar 2005 van de poëzieslag in Festina Len-te te Amsterdam, winnaar van Slamersfoort 2006. Jaarfinale Zeist 2007 en de BRUNA poézieprijs 2007 in mijn zak. Ik ben de hoogste nieuwe binnenkomer op de jaar-lijkse top-200 lijst van bekendste dichters Rottend Staal – Epibreren 2005. In 2008 kreeg Pom Wolff De Gouden Slamburger uitgereikt vanuit de Universiteit Utrecht – afdeling letteren en won hij het 2e Drentse open dichtfestival. op 19 april 2009 verscheen de bundel 'die ziekte van guigelton' - winnaar jaarfinale slamersfoort 2009. in 2010 won hij de dicht-slam-rap van boxtel en de dobbelslam van entiteit blauw te utrecht. in 2012 de grote prijs van Grimbergen én DE REBELPRIJS voor de poëzie van de REBELLENKLUP. Tot zover enig geronk. In 2014 presenteerde uitgeverij Douane op 22/11 in Café Eijlders de pracht bundel: 'een vrouw schrijft een jongen'. Sven Ariaans schreef in zijn juryjrapport Festina Lente Amsterdam: “Het is iemand die je zenuwen blootlegt om vervolgens op vaderlijke toon te zeggen dat die pijn jouw pijn moet zijn en dat er geen zalf bestaat. Elke cognitieve dissonantie die je voor jezelf op prettig hypocriete wijze had opgeheven, wordt je ingewreven, of zoals medejurylid Simon Vinkenoog het kernachtig zei: "hij verschaft illusieloos inzicht in de werkelijkheid". Ik voel me in deze omschrijving wel thuis.) 'je bent erg mens' van pom wolff verscheen in de befaamde Windroosserie in september 2005 en was in een mum van tijd uitverkocht. Nieuw werk - 'toen je stilte stuurde' verscheen op 18 november 2006 wederom bij Uitgeverij Holland te Haarlem. ook deze bundel was meteen uitverkocht. erik jan Harmens interviewde pom wolff over deze bundel in de avonden van villa VPRO.

Laat een reactie achter