WILFRED ALLOY nu al aan het linkeballen – parkeert de bus in Etappe 20 za 22-7: Albertville – Val Thorens (59 km (ingekort), bergen)



Etappe 20 za 22-7: Albertville – Val Thorens (59 km (ingekort), bergen)
 
de avondzon valt over straten en pleinen …
 
Kom snel kijken! roept Altonice nogmaals, van ver. Ze hebben alwéér de bus geparkeerd! voegt Immanie er ten tweeden male, ook minder verstaanbaar, aan toe. Er is geen ontkomen aan! maakt Pannekoek met soortgelijk verwaaide stem een volgend plaatje compleet. Nu zijn de rapen gaar! gilt Wilfred, nog steeds vanuit de kombuis, de aggregatiesituatie van het bekende bijgerecht. Opnieuw is niet helder of al dan niet spreekwoordelijke culinaire info iets met Genoemde Bus van doen heeft. Wel weet ik dat we gisteren geen gare rapen hebben gegeten. Veel te rauw, die krengen. De gedachten gaan dan ook onwillekeurig zorgwekkend uit naar Genoemde Bus. Terwijl dit alles geroepen wordt zit ik niet op mijn verslagplek vanwege de verlokking van een Leffe D op de toog. Ik wil al suf naar de hoek met Des Kantelaars portabel buikige zwart-wit… uh… naar DKPBZT lopen, waarvandaan de verschillende stemmen juist niet klonken. De Kantelaarders zitten er ook niet en het tv-beeld is zwart. Ze staan buiten op de kade! Ik verlaat de kajuit, slof over de loopplank, terwijl achter me de bekende lucht verplaatsende stem van Herbert uit het duister geschermde televisietoestel klinkt, dat dan weer wel. Ranke Nelis loopt met een vol dienblad achter me aan. Daar zie ik vier Kantelaarders, inclusief Alloy nu, in opgewonden stemming bijeen.
 
Verderop staat er een Labetobus slordig voor Het Kleine Café aan de Haven geparkeerd. Gezessen met drank derwaarts lopend vrezen we almaar sterker dat daar de bus van gisteren staat. De bus is gebutst, denkelijk door ruwe verwijdering van het etappeparcours. Labetobuts, ja leuk, Alloy. Bovendien: de figuren die we op tv zagen en heus herkenden maar van wie niemand, behalve Pannekoek, ook maar één naam hardop durfde te noemen, zijn hier ook. Dat heet: we horen bekende stemmen klinken uit een deur die nog wijd open staat. De deur van ‘Daar in dat Kleine Café aan de Haven’, zoals de tent merkwaardigerwijs voluit heet. Hoe verzin je het. Ranke Nelis knoopt ter afleiding van de aandacht een niemendallig praatje met de dommekrachtige uitsmijter aan over het huidige niveau van het Nederlandstalige lied, waardoor de rest van ons achter de brede rug van laatstgenoemde stiekem het café in kan glippen. (Wat nou Kleine Café?! Een balzaal! Dat verwacht je vanbuiten niet. Zo zie je maar. Zich er altijd op doen voorstaan dat het zo’n lief klein cafeetje is, waar alles en iedereen bescheiden en gewoon gebleven is, waar je geld of wie je bent niet meer meetelt – dat laatste is goeie reclame, hoor – maar dat is alleen de buitenkant. Vanbinnen zijn ze zo arro en megalo als de neten.) En ja hoor, ze zitten er allemaal aan een tafeltje bijeen (dan bedoel ik dus niet hiervoor geschetste levensvormen): Sari Uwehitser, Marie Relbed, Jan L.S. Hemdelink, Frenk Snater, Ilse Hoejij, zelfs die Klooskloon, eh… Klookalike, die officieel bij de Beweging van Labeto-Tachtigers hoort, maar de kring waarschijnlijk te veel vindt knellen. Ieder heeft in het Kleine Café al voorgedragen. Klusje geklaard. Het weerzien is hartelijk. We schuiven een tafel en wat stoelen bij. Op de rand van een bierviltje zie ik een rekening staan. Die moet van een vorige klant zijn, vast al betaald (of hij/zij staat in het krijt). Verderop, aan een tafeltje in een hoek, ietwat verdekt, zie ik mijn uitgever Jur Lupulus weer zitten. Da’s lang geleden! Zijn karakteristiek kort vriendelijke gebaar. Of is het weer om een wit wijntje te bestellen? Nee, dat heeft ie staan. Geen klachten dus. ‘t Is voor die man ook niet altijd gemakkelijk geweest. De ogen staan op ‘moe maar voldaan’. Wie zie ik verder nog? Een stille matroos aan de bar. Tja, de woorden ‘Café’ en ‘Haven’ trekken natuurlijk vooral zulke lieden aan. Hé, wat een verrassing: Ana Paljas van het Bergense Literariteitencabaret. Vast aan het netwerken. Hoi Ana! Ze zwaait vrolijk terug.
 
Maar wacht eens! roept Pannekoek plots geschrokken. Hier klopt iets niet! Ouwejongensmeisjes-krentenbrood, alles leuk en aardig, daar niet van, maar we gaan toch niet ‘Hier in dit Kleieine Café aan de Haaaven’ zitten?! Frenk leest het ongemakkelijke gevoel in de gezichten van de Kantelaarders. Geen paniek, zegt hij, we gaan zo tóch naar buiten. Kijk, Ilse heeft een groot picknickkleed uit Amersfoort mee en verder heeft iedereen meer dan genoeg eten en drinken mee. Schuif ook daar gerust aan. Hoezo we gaan tóch naar buiten? wil Immer achter haar Kantelaar-Chileen, die ze nu leegdrinkt, weten. Hemdelink, Lecto voor vrienden,  legt uit dat straks het hoofdprogramma komt en dat ze geacht worden daar 25 euro voor te betalen, want anders… Hij duimwijst als een lifter naar Genoemde Uitsmijter bij de deur, die overigens nog wijd open staat. No way. Over welke superster hebben we het hier dan? wil Alloy weten. Heintje Draaifiets, zegt Ilse, een zorgvuldig gebalsemde volkszangeres, die ‘ouwe meezingers’ koffert en telkens terugkeert als je denkt dat het optreden nu wel klaar zal zijn. Ze zong verdorie die tot pap gekauwde cordaanliederen ook in de Labetobus, naast de chauffeur! De platte galmstem vervormd door zo’n brommende microfoon, heb je ’t voor je? Daar móesten we ook een vrijwillige bijdrage voor leveren. ‘Voor bijna niets’… Oooh Draaifiets, die kennen de Kantelaarders wel! Meteen wegwezen! denkt de meute collectief bijna hardop. Bovendien staat Gilbert Tantpissalopes net voor te grapdragen uit zijn herdruk van ‘Luik-Bastia-Aken-Luik’. En daarna, zo wordt de Kantelaars verteld, komen er nog wat Beweging-van-Labeto-Tachtigers van litteraar café Selderij naar het podium. Het beste voor het laatste, dat idee. Dit is het moment om te moven. En dan nog iets, zegt de Klookalike (alsof de man, die nog niets aan de gesprekken heeft bijgedragen, al uren aan het woord is), het enige wat je aan eten kunt krijgen, dat is hier een hardgekookt ei! We zijn het eens, we gaan picknicken in het Havenparkje, écht lekker schransen en zuipen. EN… ‘proletarisch Heintjedraaifietsen’ voegen Sari en Marie unisono aan mijn verslagzin toe. Iedereen begrijpt gelijk dat element: je ziet Draaifiets niet, maar hóórt haar wel, en dat geheel voor niets. Alsof we haar zo graag horen zingen, haha. Tja, die deur blijft nog wel een tijd wijd open staan, dus er valt aan heur gezellige meezingers toch niet helemaal te ontkomen. We gaan! Wel lullig voor Gilbert dat we tijdens zijn optreden zo massaal ‘Daar uit dat Kleine Café aan de Haven’ vertrekken, maar je kunt niet alles hebben, Vandejammerwijven. Als eventuele goedmaker hier z’n laatst gebrachte vers, dat Genoemde Breed Gebouwde Uitsmijter mij, wel met een dreigende blik van ‘kén ik jou?’, bij de standaard wijd open staande deur nog zwartopwit in de hand drukt:
 
Taxirit Fiets gestolen, OV in staking. Hij moest er wel aan. /Gespeeld routineus gebaarde hij een taxi tot staan./ “Het station alstublieft.” Hij trof gelukkig als chauffeur / een jofele vent. Reeds na vier minuten van gescheur,/ ongeacht de codes rood, langs bedaagde stratenkruipers/ remde meneer netjes voor de creatie van Pierre Cuypers./ “Da’s 60 euro. Die rekening klinkt misschien wat vet,/ maar ja, u wilde bij het Centraal worden AFGEZET!”

Toch kan ik de glimlach niet onderdrukken. Bah. Ik moet in de bijsluiter de mogelijke bijwerkingen van het spul eens doornemen, want dit is niet de bedoeling. Maar eh… Heerlijk picknicken met z’n twaalven in het Havenparkje. Nelis is er ook weer bij. De avondzon valt over straten en pleinen en slaat ons picknickplekje niet over. Hemdelink heeft een paar flessen Chileen als verstekelingen op de trein vanuit Terborg meegenomen. Hij had op de komst van de Kantelaarders gerekend. Immer pinkt een traantje weg. O Lecto, wat attent, fluistert ze. Als ze een slok op heeft wil ze weleens sentimenteel worden. Dat is ze dus vaak. Bescheiden flessenpost, lacht Hemdelink wat. En wat er dán aan eten ten klede komt, man man man! Giddy up go! Frenk wijst naar het stijlvolle schaaltje Caprese salade met pomodori en mozzarella voor zich en dan naar (Daar in) dat Kleine Café (aan de Haven), waar het optreden van Draaifiets onstuitbaar proletarisch Havenparkwaarts elleboogt uit een deur die nog altijd wijd open staat, en zegt: dit is nog eens wat anders dan dat groengekookte ei. Sari & Marie doen unisono in het Drents én Algemeen Beschoft nog iets over het gebeuren van gisteren uit de doeken. Ze zouden in België wat toeren. Het merendeel van het reisgezelschap, zo’n dertig man/vrouw, vormde de ‘Echte’ Beweging van Labeto-Tachtigers. Het meereizen door doorgaans hapsnap binnenvallende Selderijdichters, de sneue buitenstaanders zeg maar, werd scheefblikluikend getolereerd. Maar Labeto doorsneed België zonder stop zuidwaarts. Misschien was de chauffeur vooraf gebrekkig geïnformeerd over de bestemming of was hij een wielerfan en reed hij, bewust of niet, linea recta naar het etappeparcours. Dat is niet te achterhalen. In ieder geval hield de bus zo’n 80 km ten oosten van Saint-Jean-de-Maurienne, tegen het eind van een flink stuk bergop, bij dat knusse cafeetje halt. Het was tamelijk druk op de weg, ja, maar we hadden zo vroeg op de dag absoluut niet het idee dat we in de Tour verstrikt zaten.
 
Altoos en Pannekoek slaan hun Roetemeijers Beiers (daar had Frenk weer aan gedacht, fantastisch) achterover. Toestanden.
 
Het wordt na het definitief wegvallen van de avondzon en van die andere zon, de gouden zon die in de stad is gezakt (we zagen er inderdaad twee), nog heel laat in MS De Kantelaar, in ieder geval later dan daar in ‘Daar in dat Kleine Café aan de Haven’. Een mooie dag, Draaifiets’ persoonlijke jordaanfestival daar (in genoemd café) gelaten. Het gaat in de zuipschuitkajuit extra los na het omroepen van deze kwoots…
 

HvdD: ‘De enige manier om Alaphilippe te kraken is zo hard mogelijk fietsen.’
DK: ‘Hij werd ingelopen door de realiteit.’
 
… en het nautische snelvers van Wilfred Alloy:
 
ROEPT U MAAR
 
“Wegkapitein!”

De Ranke wil écht cruisen. We nemen een besluit:
wij Kantelaarders zuipen onze kroeg het zeegat uit.
“En weet je wat?” roept Nelis. “Ik kantel lekker mee!”
Hij trekt zijn whisky uit de kast. Gezellig, man. Okeee…
[…] Wat later op de avond, in louter golfgedein:
de tapper neemt een slok te veel en hop: weg kapitein.
Verhip. En net nou dat je… geen kust meer onderscheidt.
Maar we zitten hier gebeiteld… en we zitten hier geheid?
 
[Top 3 algemeen orangement: Genoemde Uitsmijter weet meer, tegen betaling.]

Share This:

Gepubliceerd door Pom Wolff

Hoi, welkom op mijn site pomgedichten. De site is in langzame opbouw net als de dichter. Ik ben geboren in Amsterdam, ik leef daar en wil daar ook wel doodgaan. Ik studeerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam, Rechten aan de Vrije Universiteit en werk als juridisch adviseur in de hoofdstad. Jan Arends is mijn favoriete dichter dan Kopland dan Menno Wigman. Paul van Ostaijen mijn dandyman. In slammersland geniet ik van Roop, Karlijn Groet, Peter M van der Linden - ACG natuurlijk, Ditmar Bakker, Jürgen Smit en Daan Doesborgh. En wat moet ik zeggen nog van Robin Block ( “hee ouwe wolf”) de wildemannen, lucky fonz III - Sander Koolwijk of Tom Zinger: "er is hier zeker 80 centimeter plant waar jij geen weet van hebt...." - mijn windroosmaatjes. Mijn optredens bezorgden mij eretitels: landelijk slamfinalist 2003, 2004, 2005 en brons in Tivoli in 2006, 2007 en 2010, 2011, 2012 en ook weer in 2013. - Dichter van het jaar in Delft 2005, voorts slamjaarwinnaar 2005 van de poëzieslag in Festina Len-te te Amsterdam, winnaar van Slamersfoort 2006. Jaarfinale Zeist 2007 en de BRUNA poézieprijs 2007 in mijn zak. Ik ben de hoogste nieuwe binnenkomer op de jaar-lijkse top-200 lijst van bekendste dichters Rottend Staal – Epibreren 2005. In 2008 kreeg Pom Wolff De Gouden Slamburger uitgereikt vanuit de Universiteit Utrecht – afdeling letteren en won hij het 2e Drentse open dichtfestival. op 19 april 2009 verscheen de bundel 'die ziekte van guigelton' - winnaar jaarfinale slamersfoort 2009. in 2010 won hij de dicht-slam-rap van boxtel en de dobbelslam van entiteit blauw te utrecht. in 2012 de grote prijs van Grimbergen én DE REBELPRIJS voor de poëzie van de REBELLENKLUP. Tot zover enig geronk. In 2014 presenteerde uitgeverij Douane op 22/11 in Café Eijlders de pracht bundel: 'een vrouw schrijft een jongen'. Sven Ariaans schreef in zijn juryjrapport Festina Lente Amsterdam: “Het is iemand die je zenuwen blootlegt om vervolgens op vaderlijke toon te zeggen dat die pijn jouw pijn moet zijn en dat er geen zalf bestaat. Elke cognitieve dissonantie die je voor jezelf op prettig hypocriete wijze had opgeheven, wordt je ingewreven, of zoals medejurylid Simon Vinkenoog het kernachtig zei: "hij verschaft illusieloos inzicht in de werkelijkheid". Ik voel me in deze omschrijving wel thuis.) 'je bent erg mens' van pom wolff verscheen in de befaamde Windroosserie in september 2005 en was in een mum van tijd uitverkocht. Nieuw werk - 'toen je stilte stuurde' verscheen op 18 november 2006 wederom bij Uitgeverij Holland te Haarlem. ook deze bundel was meteen uitverkocht. erik jan Harmens interviewde pom wolff over deze bundel in de avonden van villa VPRO.

Laat een reactie achter