Ditmar Bakker – de nieuwe columnist op de dinsdag – ditmarsdinsdag vandaag tussen Pruis & Proust


met trots presenteert pomgedichten de nieuwe columnist op de dinsdag: de door velen geliefde Ditmar Bakker. ik schreef Ditmar: ‘
ik zou het een grote eer vinden om je te verwelkomen – in leesbare lengtes – en als het kan met iets van poëzie …’ – en het werd proza in een lengte waar U U tegen zegt. deze columnist laat zich niet ringeloren. de foto met één lief oortje – dat wel.
heij blij, bakker blij, pruis blij, proust blij, pomgedichten blij, iedereen blij! …met het verdriet van nederlandde opnieuw geboren hugo claus heet ditmar bakker.


Tussen Pruis & Proust
Elke overeenkomst met bestaande personen is gehéél toevallig.

Geen spiegel die reflecteert op het leven—dat is aan de mens zelve, maar het mens stónd voor de spiegel, schikte de wrong in haar tanige nek met de juwelen, geen sieraden, zoals zij ook streng was bij jurk en japon, koelkast en ijskast, taart en gebak en de spelling van haar achternaam bovendien: Inge Bolognaise—Inge B. voor intimi die meer Inges kenden alsook voor het strafrecht dat haar éénmaal had vervolgd voor het achteroverdrukken van een stuk Goudse in de supermarkt, wederrechtelijke medeneming of iets dergelijks was op het briefpapier gestanst, maar dat was lang geleden, toen ze nog niet bijna honderd was zoals de spiegel, haar ogen en geboorteakte, documentatie die later uitgebreid werd met een trouwboek en kindervaccinatiekaarten; autisme bestond nog niet en als dat wel zo was geweest zou zij zich er weinig van aangetrokken hebben, verzekerde en onaanraakbare matriarch die zij was geweest, nu teruggekaatst door het gefolied hangend glas dat van een afstand haast niet te onderscheiden was van dure makelij die haar, reflecterend, reflecteerde.

              Zij had haar kinderen altijd met houten speelgoed laten spelen en géén Rie Cremer laten lezen, een goede moeder was zij geweest, al had zij zich niet altijd zoals het personage van Pruis ervan weten te weerhouden grote voorwerpen bij zichzelf binnen te brengen als ze hen borstvoeding gaf, die dorstige klus waardoor haar spenen thans halfweg haar middenrif hingen, gelijk een straffe Gods, zei zij tegen het glas, herinnerend hoe ze soms in bad geen groot voorwerp maar wel een hele kinderarm tot aan de schouder een zuurstokroze vulva had laten enteren—inmiddels haast tot gebroken paars verschoten gelijk haar lokken tot zilver, nu ja, pleet, met haar jeugd verdwenen, verdwenen als wie zij ooit gebaard had, en was het in zekere zin niet ironisch dat zo’n lichaamsdeel dat ze er ooit uitgeperst had, golvend op zware weeën en halfhartige Lamaze-techniek (in en uit, in en uit, pufte de klootzak die haar, waarschijnlijk half vanwege dat verschieten en half vanwege de waggelende rondingen van Pamela op het servicekantoor verlaten zou, maar eerst met halfhartige stoten voorgaand aan een laf druppelen van spermatozoa in vagijn en hyster bevrucht had met het kroost dat zij dan werpen moest) nu juist het tegenovergestelde bewerkstelligen zou,
 
een orgasme dat zijn weerga niet zou kennen en alleen geëvenaard was door die ene keer dat ze toegestemd had de Mechelse herder van het gezin mee te nemen naar de slaapkamer, therapie is ook zo wat, ieder huisje heeft zijn kruisje en het hare was vochtig, niet van het badderen maar integendeel van de ervaring van diepe moederliefde, zo diep als het kind weer terug in haar schoot, het was niet meer dan een terugroepen naar de Oorsprong, een ourobouroaans bewegen van een lichaam naar waar het eerder toch al was geweest, haar lijf snakte zo naar hereniging als de Öst in negentiennegenentachtig en ze had er geen braakmaterialen voor nodig, de muur van haar maagdelijkheid was immers afgebroken op haar dertiende, toen ze in ruil voor een handvol ranzige ulevellen van de dorpsgrootgrutter deze had toegestaan onder haar rok te kijken, en, voor het eerst opgewonden, niet van die bult onder zijn geruite swagger maar vooraleerst van de doffe gore glans die hij gebrilcreemd had en daarna van de odeur van zakjes blauw en afgeprijsde zoetwaren die uit zijn poriën wasemde als koperdampen uit een vergeten waterput, het trois suisses-broekje met polkadot voorbij haar geheime kier schoof,
 
voorbij het haar dat daar al twee jaren borstelig groeide en waarvan ze zich afvroeg of ze het ook zou kunnen vlechten als heur haren, die immers al dertien jaar groeiden, wat de schaamstreek maar in te halen had, en inhalig was de kruidenier geweest, kijken werd voelen vanbuiten en voelen vanbuiten werd prikken naar binnen, maar ze was een groot meisje geweest en had niet gehuild zoals ze wel had gedaan bij eerste lezing van de Angélique-reeks die haar moeder bijeen gespaard had met de zegeltjes van de witte pomp, of zoals ze gedaan had toen haar neef op haar zevende verjaardag had gesproken over een aangenomen verband tussen huidskleur en pikgrootte en dit verbond aan het ruim van de stoomboot uit Spanje, wat haar droomwereld aan diggelen smeet gelijk de peperkoek die zij die fatale decemberdag, jarig samen met sinterklaas, beduusd uit haar handjes liet vallen, ze was een grote meid geworden, in de lengte en de breedte en de diepte, en diep ging de grutter, tot hij, half steunend op het rek met Douwe Egberts-memorabilia en half op de schouder met het afhangende bandje van de bustehouder die zij nu al een jaar dragen moest van moeder, in haar oor zuchtte dat ze altijd voor stroopsoldaatjes terugkomen mocht, behalve op dinsdag want dan werd er geleverd,
 
en hij had haar wat geleverd, ze zou driedimensionaal verder toenemen totdat men thuis besefte dat zij een probleem had waarover gesproken moest worden met dokter en pastoor, en men besloot tot logement bij de nonnen tot het probleem voorbij was, en de nonnen waren aardig voor haar op zuster Clothilde na, die haar altijd opzocht na de vespers om een rozenkruis te bidden en om gelikt te worden tot een duizelingwekkend hoogtepunt, behalve als zij bloedde en niet na het tweede trimester, toen de zuster een nieuw meisje uitzocht om ’s avonds troost te zoeken en Inge zich zwanger maar verlaten voelde, uitdijend als de deltawerken maar niet bij machte om de stormvloed te keren, er was bij haar ingestroomd en eens zou er uitstromen, waarbij geen echtgenoot in en uit zei maar wel Benedictinessen om haar heen krioelden met breukbanden, mosterdcompressen en maagdelijke devotie, niet bevlekt door mannenpap die ze in haar latere leven nog vaak voorgeschoteld kreeg en waarvan ze leerde dat het gezond was als het naar kastanjebloesem rook.
 
Later, later zou zij zulks weten zoals kruidenvrouwtjes wisten welke netels tegen roos werkten en welke roos tegen neten, een ware Femia Haverhoek, zeiden haar ogen tegen ogen die wisten en ze keek naar de mond, zij kneep haar lipjes tot een aars en zette donkerte aan met de afgeprijsde lippenstift die zij toch in haar handtas had gestoken, het was sterker dan zij geweest zoals de bi- en triceps van Clothilde krachtiger bleek dan haar jeugdige welvormigheid die nu in haar geheugen dweilde als de rijtjes van être en avoir die zij dan toch ook maar van de nonnen had geleerd, de wereld is niet zwartwit maar meestal grijs als de schaamharen die zij sedert haar zestigste niet meer uittrok maar welig liet tieren aangezien er inmiddels minder mannen op die streek afkwamen dan muggen op azijn, en dat was best deprimerend als je er even over nadacht, wat zij dan ook niet langer deed: resoluut ging de stift in haar tas, haar gezicht in de plooi net als haar rok, gisteren was gisteren en vandaag is vandaag en morgen deo volente. Gereed was zij—zij vertrok.

Share This:

Gepubliceerd door Pom Wolff

Hoi, welkom op mijn site pomgedichten. De site is in langzame opbouw net als de dichter. Ik ben geboren in Amsterdam, ik leef daar en wil daar ook wel doodgaan. Ik studeerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam, Rechten aan de Vrije Universiteit en werk als juridisch adviseur in de hoofdstad. Jan Arends is mijn favoriete dichter dan Kopland dan Menno Wigman. Paul van Ostaijen mijn dandyman. In slammersland geniet ik van Roop, Karlijn Groet, Peter M van der Linden - ACG natuurlijk, Ditmar Bakker, Jürgen Smit en Daan Doesborgh. En wat moet ik zeggen nog van Robin Block ( “hee ouwe wolf”) de wildemannen, lucky fonz III - Sander Koolwijk of Tom Zinger: "er is hier zeker 80 centimeter plant waar jij geen weet van hebt...." - mijn windroosmaatjes. Mijn optredens bezorgden mij eretitels: landelijk slamfinalist 2003, 2004, 2005 en brons in Tivoli in 2006, 2007 en 2010, 2011, 2012 en ook weer in 2013. - Dichter van het jaar in Delft 2005, voorts slamjaarwinnaar 2005 van de poëzieslag in Festina Len-te te Amsterdam, winnaar van Slamersfoort 2006. Jaarfinale Zeist 2007 en de BRUNA poézieprijs 2007 in mijn zak. Ik ben de hoogste nieuwe binnenkomer op de jaar-lijkse top-200 lijst van bekendste dichters Rottend Staal – Epibreren 2005. In 2008 kreeg Pom Wolff De Gouden Slamburger uitgereikt vanuit de Universiteit Utrecht – afdeling letteren en won hij het 2e Drentse open dichtfestival. op 19 april 2009 verscheen de bundel 'die ziekte van guigelton' - winnaar jaarfinale slamersfoort 2009. in 2010 won hij de dicht-slam-rap van boxtel en de dobbelslam van entiteit blauw te utrecht. in 2012 de grote prijs van Grimbergen én DE REBELPRIJS voor de poëzie van de REBELLENKLUP. Tot zover enig geronk. In 2014 presenteerde uitgeverij Douane op 22/11 in Café Eijlders de pracht bundel: 'een vrouw schrijft een jongen'. Sven Ariaans schreef in zijn juryjrapport Festina Lente Amsterdam: “Het is iemand die je zenuwen blootlegt om vervolgens op vaderlijke toon te zeggen dat die pijn jouw pijn moet zijn en dat er geen zalf bestaat. Elke cognitieve dissonantie die je voor jezelf op prettig hypocriete wijze had opgeheven, wordt je ingewreven, of zoals medejurylid Simon Vinkenoog het kernachtig zei: "hij verschaft illusieloos inzicht in de werkelijkheid". Ik voel me in deze omschrijving wel thuis.) 'je bent erg mens' van pom wolff verscheen in de befaamde Windroosserie in september 2005 en was in een mum van tijd uitverkocht. Nieuw werk - 'toen je stilte stuurde' verscheen op 18 november 2006 wederom bij Uitgeverij Holland te Haarlem. ook deze bundel was meteen uitverkocht. erik jan Harmens interviewde pom wolff over deze bundel in de avonden van villa VPRO.

Laat een reactie achter