Hedenochtend Nederlandse taalles van PLOOS: ‘En 100% ergens voor gaan is allang niet meer genoeg. Je ging ineens ergens 110% voor en toen 200%. Maar je hebt altijd baas boven baas: er zijn er nu die gaan voor 1000% of meer voor het een of ander.’
VON SOLO en de VISBOER uit Crooswijk
KAREL WASCH nieuwe dichtbundel TOEN DICHTERS OVER ENGELEN DROOMDEN – steeds weer die prachtige beelden in poëzie, die A.L. Snijders achtige korte verhaalstructuur waarin poëzie wordt gegoten én in een adembenemende stilte tot leven wordt gebracht.
Merik van der Torren: ‘Ik leerde kruipen, later lopen en ik zie de foto; die kleine vrouw, mijn moeder….
Ien Verrips: even de werkster bellen… ‘hoe zij daar kwijnend ligt om opgeveegd te worden…’
hoe zij daar kwijnend ligt
om opgeveegd te worden
Karin Beumkes in Mens&Melodie op de maandag – natuurlijk wel – “Ze aten chocolade en beefden van de angst…”
Max Lerou wint de enige echte virtuele – in een vlaag van berusting trofee – op pomgedichten punt nl – Cartouche zilver, Rik van Boeckel brons
ik denk dat we de volgorde wel te pakken hebben – goud voor Max Lerou, zilver voor Cartouche en brons voor die prachtregel van Rik van Boeckel deze week – berusting het thema. zolang we leven zullen we niet berusten in wat ons te wachten staat – mag ik de poëzie van deze week zo samen vatten.net voor de oneindigheid van max’ woorden liggen de rondingen beschreven door Cartouche en dat alles in de zachte weemoed beschreven door Rik van Boeckel – van harte!
- Max Lerou: maar mooier nog dan al het andere
- Cartouche: schone schijn en vermaak, leer je van je vader
- Vera van der Horst: er komt een tijd
- Petra Maria: en dat troost
- Rik van Boeckel: zo klein als ik was zal ik blijken
- Frans Terken: wat drijft zal niet zinken
- Anke Labrie: dat sportidool dat rende veel te hard
wie wint de enige echte virtuele – in een vlaag van berusting trofee – op pomgedichten punt nl? na de regen komt toch weer zonneschijn, maar na de zonneschijn toch altijd ook weer de regen – zie daar het leven in een notedop – wij berusten – en als je daar goed in geworden bent – dan heb je niet heel lang meer van dat leven. de enige echte grote berustingstrofee is dit weekend binnen te slepen. maar dan wel graag met POËZIE! u kent de regels: gedichten niet te lang svp tenzij noodzaak – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.
Yvonne Koenderman: ‘Dat kleine eenvoudige vakantiehuisje soms verlang ik er naar..”Huize Marina”, het zwart houten huisje aan het begin van de Verlangenweg…
Dat kleine eenvoudige vakantiehuisje soms verlang ik er naar..
“Huize Marina”, het zwart houten huisje aan het begin van de Verlangenweg.
VON SOLO onder aan de dijk van het leven: In de verte zie ik een gordijntje open gaan….We zijn intussen zes dagen niet van het dorp af geweest…
Het is rustig op de dijk. Stil op het erf. De zon schijnt na een frisse bui. Uit het rek in de bijkeuken pak ik de plastic krat met lege flessen en potten. De krat is te groot om in één keer naar het dorp te dragen. Daarom haal ik de helft er uit en loop met een half gevulde krat naar de glasbak in het centrum van Zonnemaire. De wandeling van het erf naar de glasbak bedraagt negen minuten, als je langzaam loopt. De glazen rinkelen rustig. Onderaan de dijk richting het centrum kom ik een schuchtere, naar de grond kijkende scholier tegen. Die is net met de bus uit Zierikzee aangekomen en loopt nu naar huis. Hij denkt waarschijnlijk: ‘Wie is die rare man die ik nog nooit gezien heb?’ Bij de glasbak aangekomen, doe ik netjes het wit glas bij het wit en de rest verdeel ik tussen bruin en groen. De bak is ver leeg en het rinkelt. In de verte zie ik een gordijntje open gaan. Ik verstoor ongewild de rust. Schuldbewust loop ik met een lege krat weer richting ons erf om de rest van het glaswerk op te halen. Ditmaal kom ik niemand tegen. Nogmaals ontdoe ik me van een lading glas, er gaan geen gordijntjes meer open. Er gebeurt verder niets.
We zijn intussen zes dagen niet van het dorp af geweest. De boer waarvan de schapen op ons weiland staan, is een keer langs geweest om de stroomdraad te repareren. Verder zijn we met het gezin, de honden en onszelf. Deze dag zijn we echter van plan naar het strand te gaan. Met het hele gezin rijden we naar Burgh Haamstede. Al onderweg wordt het steeds drukker op de weg. Het stoort me. Inwendig begin ik me op te winden. Aangekomen bij een parkeerplaats in Burgh krioelt het van de mensen. Allemaal dezelfde mensen. Korte broeken en wat men noemt ‘vrijetijdskleding’. Ik draag doordeweeks hetzelfde als in mijn vrije tijd, maar dat terzijde. Hele gezinnen en families scharrelen doelloos richting het strand en eten ijsjes. Wij besluiten nog een poging te doen tussen Burgh en Renesse. Dit brengt geen verbetering. Nog een moment denken we naar de Brouwersdam te gaan, tot iets me doet vragen: ‘Wie heeft er zin in een potje voetbal op het speelveldje op het dorp?’. Twintig minuten daarna sta ik met twee kinderen op een verlaten voetbalveldje. Mama komt even later achterop.
Ik woon in een stad met zeshonderdtwintigduizend inwoners in de grootste agglomeratie van Nederland. Daar moet ik zijn. Het is nodig. Omdat er anderen moeten zijn, die niet doen wat alle anderen doen. Het is een verantwoordelijkheid, die je als afwijkend mens moet dragen, zolang dat gaat. We verhuizen nog niet naar Zonnemaire. Maar er komt een moment dat je weg moet. Maar tot die tijd mag je je lot niet te veel ontlopen. Hoe verleidelijk dat ook is.