Merik van der Torren over het vijf meter hoge beeld van de kleuter Bartje

mijn bijdrage voor woensdag op pomgedichten, een tekstje over een plantsoentje bij mij in de buurt waar ik vaak kom,
 
Hartelijke groet,
Merik


Art-Zuid 2021

Op het plantsoen van de
Tuyll van Serooskerkerweg
stond vijf meter hoog
het betonnen beeld
van de kleuter Bartje.

Hij waarschuwde tegen
te weinig bier, wijn of tosti’s
en voor de dollende hondjes:
besnuffel iedere grasspriet.

Is dat zwarte Saartje
of gevlekte Betty ?

Op het plantsoen van de
Tuyll van Serooskerkerweg
ontmoet ik je,
krullenbol.


Merik van der Torren

Share This:

kerosine is hij en tot kerosine zal hij wederkeren…

1953
 
ik zie het jaartal 1953
de laatste tijd
net te vaak verschijnen
in overlijdensadvertenties
 
god heeft gesproken:
én laten we vooral
de dichter wolluf niet vergeten
die is ook van het rampjaar 53
 
sinds hij op aarde is aangespoeld
is het daar één goddeloze bende
sinds hij gedichten schrijft
zaait meneer frictie en verderf
 
het is nu wel welletjes geweest met die wolluf
zo sprak de heer zachtmoedig:
kerosine is hij en tot kerosine zal hij wederkeren
‘dan maar liever de lucht in’ met meneer
 
 
pom wolff

Share This:

IEN VERRIPS in de ban van ROME….’aan het water van de Tiber…’

Hoi Pom,
Rome blijft nog even inspiratiebron.
Vrolijk dinsdag gewenst.
liefs ien


een dag als deze 
had ik samen willen zijn 
zo’n mooie lome dag 
woordenloze wolken aan de hemel 
het talmend water van de Tiber 
een kerk bezocht ik als toerist 
aldaar getransformeerd tot pelgrim 
graag had ik op een dag als deze 
samen willen zijn 
met jou 



Ien Verrips

Share This:

PETER BERGER slaat genadeloos terug: ‘Wee degeen die stil in zijn vuistje lacht,…’

we wisten het wel hier op de redactie van de pom – de hondstrouwe peter berger die ongeëvenaarde briljante proza stukjes proza aflevert op de maandag op de pom – kan de kritiek zoals hieronder geformuleerd door de vormvaste dichter DITMAR BAKKER waarderen – het is niet iedereen gegeven goed met kritiek om te gaan. met SONNET II slaat Peter Berger genadeloos terug haha – webmaster van pomgedichten – voor sommigen ‘die rellensite’ – waardeert de nieuwe bijdrage van Peter in sonnetvorm zeer – worden die wolluf en die bakker ook eens op hun nummer gezet – en zo is dat. volgende week maandag genieten we Peters proza weer. vandaag:

SONNET II

Wee degeen die zich op glad ijs begeeft;
in onwetendheid om advies verzoekt.
Daar het domein van ijdelheid bezoekt
en daarom ook wel grote ballen heeft.

Het is een zaak van hoe hij het beleeft;
van hoe hij deze wereld steeds vervloekt
en de mist van modder heeft opgedoekt.
Dat is waarom hij naar perfectie streeft.

Wee degeen die stil in zijn vuistje lacht,
nog steeds op zoek naar echte levenskracht
de dans ontspringt; de stok met vogellijm.

Het is geen kwestie van heel hard of zacht
of wat hij er misschien van had verwacht.
Hij schrijft maar houdt niet zo van kinderrijm.


Peter Berger

Share This:

DITMAR BAKKER kokend van woede – opmerkingen bij een sonnet van PETER BERGER: “‘sonnet’ (zo wil ik het best noemen, hoor, in de poëzie mag immers alles, alles mag en wilt u daar leverworst bij)’

DITMAR BAKKER kokend van woede – opmerkingen bij een sonnet van PETER BERGER: “‘sonnet’ (zo wil ik het best noemen, hoor, in de poëzie mag immers alles, alles mag en wilt u daar leverworst bij)’

het borrelt, het bruist, het kookt maar wel van oprechte woede – arme PETER BERGER (gewaardeerd prozaschrijver hier op de maandag) schrijft nietsvermoedend een sonnet – en gaat wederom nietsvermoedend akkoord met mijn suggestie om zijn dichtwerk voor te leggen aan DITMAR BAKKER voor enig commentaar. nou we zullen het weten – uhh Peter zal het weten – u leest eerst het gedicht – dan Ditmars commentaar en woede uitbarsting – en tenslotte hoe het allemaal zover gekomen is.

in de horeca zeggen ze dan: geniet ervan!

ontbeer de opkomst van d’oranje zon
het duister dat kordaat verdrongen wordt
door warme liefde die hem schijnbaar schort
zolang hij tango danst met zijn mammon

gedwee berustend in broze cocon
zich lavend tot honingdrank hem tot gort
verdooft duurt het genot altijd maar kort
eer hij ontwaakt door een verstomd kanon

van dode mussen in een grauwe dag
tot hij opeens een blonde eenhoorn zag
als tovenaar die nimmer heeft geloofd

precies die plek waar hij in duigen lag
wordt hij nu wakker met een schaterlach
want rozen bloeien op haar lichtend hoofd

Peter Berger

Pom, liefste, 
 
Als de zee zo blauw wordt als een sinaasappel heb je kans dat ik het gedicht niet meer begrijp zonder er handboeken op na te slaan en me te branden aan analyse—close reading, heet dat geloof ik nog steeds. Uiteindelijk vallen de stukjes wel op hun plaats, en zo nee is er vaak een hamer voor de hand. 
Wat—volgens mij—het voornaamste probleem van het ‘sonnet’ (zo wil ik het best noemen, hoor, in de poëzie mag immers alles, alles mag en wilt u daar leverworst bij) is, is dat het de zwateltaal en constructen van de hedendaagse powezie overneemt, waarbij de lezer steeds driftig tot tien heeft geteld. Hosanna, dat is dichter gelukt. 
Het Procrustesbed van het sonnet vergt echter discipline en regelzucht: als men zo anaal-retentief is om de lettergrepen te tellen onder het schrijven, wees dan ook zo gefrustreerd in de hantering van uw grammatica. Wanneer Berger in r.10 onder gejuich het juiste rijmwoord vindt, vergeet hij dat hij tot dusver in de tegenwoordige tijd heeft gesproken en in deze context niet zomaar kan wisselen, en dat steekt. Ook heeft hij last van die akelige partikeltjes, die lidwoorden die ruimte vragen in het metrum maar dan wel op de juiste plaats moeten vallen, wat leidt tot een foeilelijke (en, gezien het unicum dat onze zon in ons stelsel is, onnodige) elisie in de eerste regel, alwaar in andere regels lidwoorden missen die gewenst zijn (‘in cocon’ wordt tandenknarsend toegelaten, minder nog ‘tovenaar’). Zelfs lidwoorden hebben een functie in het geheel, hoe vervelend ze ook in te voegen zijn in het gekozen metrum. Verder is ‘schorten (aan)’ volgens mij een ditransitief werkwoord waar het nu transitief wordt gebruikt—maar hier zet ik een joker in. 
Wel moddert het voort. Stilistisch is het een rommeltje: ‘gedwee berustend’ is pleonastisch; gort verdoven kan niet, want het is niet sensibel; het ‘verstomd kanon’ van mussen duidt op deze manier weergegeven niet op ’s ochtends kwinkelerende sperwers-en-andere-kippenachtigen achter het raam (zie, ik *begrijp* het wel, Berger. Jij nu anders schrijven doen?) maar vooraleer op vogels die in een kanonvormige mal zijn gepropt; geen mens dan een witte boomer zou het nog over een ‘blonde eenhoorn’ hebben in een gedicht als dit (en bespaar me het hert met de witte voet), enzovoort, enzovoort. 
Berger noemt het sonnet een gevangenis: ik raad hem aan uit te breken en zijn instrumentarium, als het hem beknelt, zo af te schudden. De kunstgrepen van het sonnet zijn een middel tot een doel, geen begrenzing—die zit in ons hoofd.  
 
Pro tip nr. 1: interpunctie 
Pro tip nr. 2: alterneer in woordsoort waar het eindrijmen betreft. Geeft een speelser effect. 
 
Genoeg zo, Pom? Nee, dat is niet goed. Genoeg zo, Pom! 
 
Zie je wel? Interpunctie doet echt wel dingen met je. Xoxo. 

D.

  Peter Bergervr 24 jun. 19:06 (23 uur geleden)
  
 
aan mij ha pom – dank voor je lieve en mooie woorden….. een nog niet smeltend amsterdam: dat klinkt, leeft en voelt! vooralsnog stuurde ik steeds iets wat op proza lijkt; maar soms laat ik mij ook wel verleiden tot iets anders. weet alleen niet zo goed wat ik ermee aanmoet. wel benieuwd wat jij ervan vindt. hieronder is zoiets. peter  
ontbeer de opkomst van d’oranje zon
het duister dat kordaat verdrongen wordt
door warme liefde die hem schijnbaar schort
zolang hij tango danst met zijn mammon

gedwee berustend in broze cocon
zich lavend tot honingdrank hem tot gort
verdooft duurt het genot altijd maar kort
eer hij ontwaakt door een verstomd kanon

van dode mussen in een grauwe dag
tot hij opeens een blonde eenhoorn zag
als tovenaar die nimmer heeft geloofd

precies die plek waar hij in duigen lag
wordt hij nu wakker met een schaterlach
want rozen bloeien op haar lichtend hoofd
<pomgedichten@gmail.com> vr 24 jun. 19:31 (23 uur geleden)
  
 
aan Peter ha peter – je stuurt net het dichtwerk op waar ik weinig tot geen verstand van heb – 14 regels sonnetachtig of sonnetwaardig. de echte ‘sonnetters’ zullen er zeker een mening over hebben. ik lees op hoe het gedicht bij mij binnen komt en wat het bij mij doet in de leeservaring waarin ik een gedicht plaats. ik weet dat ik nooit echt vriendelijk overkom en overkwam bij de zogeheten vormdichters als ditmar bakker en de dode joop komen. die laatste kon trouwens ook bijzonder mooi proza schrijven. als ik jouw gedicht lees valt mij op rijm – een beetje verheven toon –  archaïsche woorden ook – de verwijzingen in het gedicht zullen best verantwoord zijn – maar ‘mijn’ gedicht is het niet. die wending in de laatste regel bevalt mij wel. nou ja zie hier the results of the emsterdam vormvrije versjury. wel leuk om te plaatsen denk ik en ditmar bakker op te roepen een recensie te schrijven zullen we dat doen? groetgroet uit een weer minder benauwd amsterdam.   Peter Berger 14:20 (4 uur geleden)
  
 
aan mij dank voor je eerlijke feedback. ja het voelt wel een beetje als een gevangenis zo´n sonnet. maar dat is dan ook meteen de uitdaging. ben wel benieuwd wat ditmar bakker er eventueel over te zeggen heeft. groeten uit een regenachtig france. peter

Share This:

ANNEKE WASSCHER haar bundel ATLAS VAN DE TIJD: het is daar stil, er wordt gezwegen. het is alsof de woorden zichzelf afleggen. over het verfijnde dichterschap van anneke wasscher.

publicatiedatum recensie 14 november 2017

ik moet toch even mijn excuses maken aan Anneke Wasscher. gisteren ontmoette ik Anneke weer eens na corona tijden in het Heerhugowaard van Corrie Nieman – podium kompleks. mooie lommerrijke tuin, fijne ambiance, prima poëzie van oa Marten Janse en Anneruth Wibaut en natuurlijk van Anneke Wasscher onbetwistbaar poëziehoogtepunt van de middag – zo schreef ik op ons aller FB.

Tijdens een gesprekje merkte ik op dat het tijd werd dat ik toch wel eens die bundel wilde hebben van Anneke – Anneke keek mij aan – diepe meewarigheid duidelijk zichtbaar in Annekes beide ogen – je hebt die bundel al hoor! ik ontkende halsstarrig. we spraken af thuis nog eens goed te kijken of de bundel is verstuurd dan wel of de bundel is ontvangen. de bundel is niet alleen door mij ontvangen – de bundel is ook door mij gerecenseerd – zie hieronder – mijn dementerend vermogen heeft weer eens grote hoogten bereikt.

ANNEKE WASSCHER in haar bundel  ATLAS VAN DE TIJD: het is daar stil, er wordt gezwegen. het is  alsof de woorden zichzelf afleggen. over  het verfijnde dichterschap van anneke wasscher.

deel 1 – 13 gedichten – ‘we leggen nieuwe woorden op een lege plek’ – nieuwe woorden dus op die lege plek, legt ze, ANNEKE WASSCHER in haar ATLAS VAN DE TIJD –  de verwijzing naar kopland  kan geen toeval zijn – anneke laat niets aan het toeval over – als persoon niet –  en niet als dichter. in het eerste deel staat een relatie centraal – over hoe die voorbij ging – hoe een leven dan getekend wordt? – en hoe de dood?  het is het werk van een dichter om daar vorm aan te geven. de woorden héél zorgvuldig gekozen in elk gedicht weer. de woorden schreeuwen stilte, de stilte uit in alle toonaarden.  maar hoe anders dan in woorden leg je dodelijke stilte, het dodelijk gemis. het is natuurlijk onbegonnen werk.  toch openbaart zich in twee gedichten het wonder van de poëzie. het is het wonder van de eenvoud dat stiller maakt dan stil kan zijn in een gedicht: in:  “het sprak vanzelf”

 
 
soms zet ze toch twee borden neer
of legt zijn leesbril naast een boek
het sprak vanzelf dat hij er was

en in: “onze herfsttuin”

er is niets jong gebleven op ons erf
de verf laat los en bladdert af en ik
ben niet in staat iets vast te houden
 
 zo weten we in het eerste deel van annekes ATLAS VAN DE TIJD de nieuwe woorden op de lege plekken die kopland ons achter liet. in wezen is het eerste deel van annekes bundel een eerbetoon aan kopland:
 
.
Ga nu maar liggen liefste in de tuin,
de lege plekken in het hoge gras, ik heb
altijd gewild dat ik dat was, een lege
plek voor iemand, om te blijven.

bij anneke – lezen we nauwelijks hoofdletters, bijna geen leestekens, in de hele bundel welgeteld één vraagteken. we moeten het van de woorden hebben – niet meer en niet minder. behalve in deel 2 – 8 gedichten met 8 namen – met hoofdletters van mensen in de titels van de gedichten. we zitten in een gekkenhuis – de wereld  – lijkt het wel – of op de terminale afdeling van het onze lieve vrouwen gasthuis of gewoon op drie hoog achter in de jordaan, in ieder geval in een wereld zonder houvast waar verloren jaren samen gaan met verloren idealen. heb je een naam – het kan kort duren of het kan lang duren – na verloop van tijd leg je die naam ook weer af. op de plaatsen die anneke in haar atlas beschrijft.

relaties, mensen die we hebben gekend met namen – we gaan er allemaal aan in deel 1 en 2 van deze bundel – anneke laat ons geen ruimte – de neus op de feiten. en een naam hebben we allemaal. het is tijd voor de eeuwigheid – en inderdaad in deel 3 maakt anneke tijd vrij voor de eeuwigheid in 9 gedichten bij nacht en ontij in een winters geheel.

In deel 4 is het stil, wordt er gezwegen. er hoeven geen woorden meer gelegd te worden op de lege plekken.  het is alsof de woorden zichzelf afleggen. hier toont zich het verfijnde dichterschap van anneke wasscher – alsof ze er de hele bundel over heeft moeten doen om aan te raken  wat je  verstilde weemoed zou kunnen noemen. de oude beelden – als iedereen is weggegaan, als niemand meer een naam draagt.  tot aan het slotgedicht “symbool”  in deel 5: met  de aanklacht, de verbijstering en iets van hoop nog?

(…)
de taal is hier zichzelf niet meer
 
een woord misvormt de Davidster
het spelt de smaad die tergend is
onbeschaamde koorts van haat
 
het virus is besmettelijk
bizar dat juist dit stukje stof
het lef van overleven heeft
 

Share This:

Vera vd Horst wint de enige echte virtuele – heeft/had u ook markante familieleden in de familie – trofee op pomgedichten punt nl – ton huizer zilver/ ien verrips brons – de ome joeps en tante stannies – laten we poëzie van ze maken.

uit alle dierbare én toch zo menselijke omes en tantes omaas en opaas is het moeilijk kiezen. ze speelden een onuitwisbare rol – in ieder geval een niet te vergeten rol in het leven van de dichters hier. soms zelfs een existentiële – zo lezen we de oma van vera van der horst – di ehelaas overleden nog elke dag haar kleindochtertje vera wat leert. de bijsluiter van het gedicht bevatte meer poëzie dan het prozaïsche gedicht zelf. en toch kwamen de woorden binnen. dus zeker eremetaal. dichter ton huizer richtte een standbeeld op voor zijn ome – de zeebonk ‘afgemeerd onder een zee van bloemetjesjurken…’ – hoe verzint je het. geweldig – en dichter Ien Verrips gebruikt de poëzie om het mannendom voor eens en altijd te scheiden van schilderachtig vrouwenschoon. hadden we na goud, zilver en brons nog meer edelmetaal de familie van rik van boeckel en frans terken zouden zeker in de prijzen. nu doen we goud zilver en brons in de gememoreerde volgorde: vera goud, ton zilver en ien brons.

Hoi Pom – Ik wil toch ook een duit in het zakje doen,
hoewel ik weinig tijd had om er meer poëzie in te stoppen en bij te schaven, …

Doe mijn oma wel een beetje tekort met dit gedicht er valt zoveel over haar te vertellen,ik leer nog steeds van haar, al is ze er niet meer.


Oma


Ik zag mijn oma elke dag,
wij woonden boven haar in het grote huis
eens een pension met gasten die
haar moeder noemden.

Vaak zat ik aan haar tafel  met een potlood en papier
terwijl ze las of een spelletje met zichzelf kaartte
ze zei nooit veel, maar wat ze zei
bleef voor altijd aan mij haken

Naar haar verjaardag kwamen trouw
alle neven, nichten, ooms en tantes
uit den Haag tante Cate, voorheen Katrien de kouwe kak, de warmte kwam, van ome Cor, waarschijnlijk samen met zijn vrouw
uit indonesië meegenomen

en  Fred Kaps heette dan gewoon ome Bram,
een stille man, maar de trucks kwamen dan van opa
die als ik het vroeg wel een banaan voor me uit zijn oor toverde
ze hielden van Fien, van haar siblings  de jongste maar ze  kwamen allemaal naar haar

Tot er steeds minder kwamen en ook oma
verdween, maar haar beeld is voor mij nog heel, zo senang met haarzelf, zo markant
een mens die ik nooit heb kunnen betrappen
op enig vooroordeel.

Vera van der Horst

tsja nou oma wordt echt wel in het zonnetje gezet – het prozaïsch gedicht is echt niet tekort – bij noodzaak mogen hier meer dan 20 regels – we verklaren oma maar tot noodzaak – was oma er niet geweest we hadden vera ook niet gehad. en ach zie daar fred kaps – twee woorden die mij terug brengen bij mijn eigen vader die hem fred kaps (ome bram dus) – ik dacht zelfs wereldkampioen goochelen – een geweldenaar vond. leuk portret van oma zo – dat mysterieuze indo-achtige zit er toch ook bij oma een beetje in. ik zou de laatste regels van dat vooroordeel – dat zal allemaal wel – vervangen door een regel in de inleiding: er valt zoveel over haar te vertellen,ik leer nog steeds van haar, al is ze er niet meer.
Thuishaven

Als de kruiser De Ruyter aan de kade lag
lag oom in de kleerkast
De kruiser met lampjes in de mast
oom Jan met een stuk in zijn kraag

Naast het model gevouwen uniform
lag hij vredig afgemeerd
onder een zee van bloemetjesjurken

Nog voor de VARA haan reveille kraaide
was hij alweer verdwenen
Maar als je flink je best deed kon je nog
heel even een restje zeelucht snuiven

voordat de mottenballendamp weer
neerdaalde over het grijze droogdok van
onze thuishaven


Ton Huizer

Jan Kassels
Luitenant ter zee der Koninklijke Marine
Broer van mijn moeder. Man van de wereld
22.04.1913 – 28.12.1982


ja ome jan weet wat – af van bloemetjesjurken – een heerlijk gedicht – ome jan precies gesitueerd zoals ome jan nu eenmaal afgemeerd was. een waardig eerbetoon – ome jan aan de wal – vereeuwigd door neefje ton huizer. ome jan 40 jaar na zijn overlijden weer springlevend op de pom.

van harte gefeliciteerd.

miezerig en grijs 
waterland als een vergeten prent 
rechtlijnig de kille weteringen  
als de gedachten 
van de slotengravers 
het zouden mijn broers kunnen zijn 
 
zwierige wolken wit op blauw 
Ruijsdael kwam hier langs   
gezeten aan de boezem  
richt hij zijn  penseel 
goedkeurend gemurmel van de plas 
zoals mijn zusters kunnen doen 

Ien Verrips

nou dat – de woorden van Ien – kunnen de broertjes hier in hun zak steken – de zusjes komen er veel beter vanaf. de rechtlijnige ratio afgezet tegen schilderachtige zwierigheid – we – de lezer – weten wel waar de voorkeur van dichteres ligt na een paar regeltjes Ien. we weten natuurlijk niet of dichteres wel broertjes heeft. als ze er zijn dan voorspel ik angstvallige stiltes op de komende verjaardagen. als ze er niet zijn hebben ze geluk gehad.

  • RIK VAN BOECKEL – vanmiddag in OSDORP – met oa tante Gonnie en tante Annie
  • FRANS TERKEN over ome Henk en tante Greet
  • broers en zussen in het spinnenweb van IEN VERRIPS
  • TON HUIZER over ome Jan in de kleerkast
  • VERA VAN DER HORST over oma senang

wie wint de enige echte virtuele – heeft/had u ook markante familieleden in de familie – trofee op pomgedchten punt nl? we lezen graag over die helden – de ome joeps en de tante stannies – laten we poëzie van ze maken. u kent de regels: gedichten niet te lang svp tenzij noodzaak  – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.

het water geeft het water neemt

familie

ze zijn allemaal dood mijn helden
waarom kan niet meer gevraagd
 
ome joep met zijn schilferhanden
dode huid op de grond
 
die verwoestende blik
als hij even niet kon krabben
 
en met 140 kilometer per uur
richting zee het zoute water
 
en dan heb je tante stannie nog
die woonde in het dorp van oma

ga maar kip halen bij tante stannie
als ik aanbelde was de kip al dood

je kreeg een poot met een spier om mee te spelen
en de kip mee in een krant
 
pom wolff
 
 
Goedemorgen Pom
Hier mijn familie gedicht.
Nu ga ik me voorbereiden op mijn optreden vanmiddag met The Blank Ark in Betondorp. Daar kan je In het groene licht nu live op reggae muziek horen tussen 13.00 en 14.00
Met dichterlijke groet,
Rik

De zin van de tijd

Voorouders laten zich niet kennen
aan ouders zullen we altijd wennen

opa ijzervreter zag de Atjeh oorlog
de zin van de tijd verdwaalt nimmer

tante Gonnie dronk zo vele rode wijnen
verdwenen in de tijd rust zij in gedachten

tante Annie liet mij als cadeau fietsen
van de Haagse Laan naar Leidse grachten

nam mij mee aan de oude hand
naar het zand van jaren vijftig Kijkduin

oom Stan zwom zachtjes aan in de zee
van Montgo La Escala nam de jaren mee.


Rik van Boeckel
25 juni 2022

mooi inkijkje in het familieverleden van Rik – een bonte stoet – maar ze toonden allemaal wel op een eigen wijze rik hun genegenheid. nou ja de meesten – voor zover rik ze nog herinnert. dat rik zijn reislust in ritme en poëzie etaleert is na lezing van dit gedicht niet echt verwonderlijk. tante gonnie lijkt me wel een aardige tante. zo op het eerste gezicht qua inname.

Goedemorgen nog Pom, 
Een familietafereel, met een knipoog.
Warme groet, 
Frans


Tussen ooms & tantes



We hadden ze in soorten en maten
zoals ze leefden tussen opkomst en ondergang door

ome jo die met één hand de buurtbus bestuurde
en wees op het mooie uitzicht achter de heuvels

tante nellie zat er met geknepen knieën bij
een zakdoek in de aanslag tegen de zenuwen

ome henk van de overkant 
vroeg of we ook in het duits konden lachen
hij schaterde dan zelf het hardst

zo kwam ook oom karel uit z’n stoel
die je wel stiekem een geheim wilde verklappen 
blies hij de sigarenrook in je oor

tante greet zei met haar hand op het hart
dat er geen ontkomen aan was 

vanuit de luiers naar de laatste rustplaats
daartussen maar lichtvoetig dansen


FT 25.06.2022

tante greet had natuurlijk gelijk. je moet wat van het leven maken anders maakt het leven wel een ander. en zo ook de dichter die over ‘lichtvoetig dansen’ schrijft. mooie samenvatting van een mensenleven – van de tijd tussen opkomst en ondergang – dreigend onheil en Untergang liggen altijd op de loer. dat we het weten.

Share This:

VON SOLO zelfreflexief: “Ik beoordeel mensen altijd op de waarschijnlijkheid, of ze me op cruciale momenten in de steek zullen laten en wantrouw nieuwe mensen op voorhand altijd. Zeker grote groepen mensen van hetzelfde slag.”


Gebrek aan durf om anders te zijn, in paniek raken als iemand zegt dat er iets ergs aan de
hand is en wanhopen als je denkt dat je alleen staat. Dat zijn die dingen waar ik het schurft
aan heb. Als ik er zelf last van dreig te krijgen, kruip ik weg in een hoekje en verbreek
contact met de wereld. Je mag ook stellen, dat ik die drie dingen haat. Bij mij leidt het ertoe,
dat ik een tegenreactie ga vertonen middels daadkrachtig handelen, situationeel leiderschap
en bij vlagen de inname van grote hoeveelheden alcohol of anderswijs opstandig gedrag.
Mensen die een gebrek aan lef tentoonspreiden of meedoen aan massahysterie, die houd ik
graag op gepaste sociale afstand. Gebrek aan lef is overigens niet eens iets persoonlijks.
Het doet zich vooral juist voor in groepen. Men zoekt dan de veiligheid bij elkaar en
rechtvaardigt als groep het gebrek. Ik hoef u geen voorbeelden te noemen.


Aan mij zitten er wat steekjes los. Dat uit zich in creativiteit. Maar ook in impulsiviteit,
opstandigheid en in het slechtste geval in agressie of zelfdestructief gedrag. Als je zo in
elkaar zit, dan is het lastig vrienden maken, als je tenminste niet verbergt wie je bent. Zeker
als je jong bent. Dan kun je je heel eenzaam voelen. Niemand begrijpt je en niemand wil dat
ook. Want je bent een creep en een freak. Je ouders snappen er niks van en je klasgenoten
evenmin. Tot je op het moment denkt een zielsverwant tegen te komen. Iemand waarvan je
denkt, dat ze je gekte begrijpt. Iemand om mee in de diepte te kijken en desnoods de sprong
te wagen. Er is dan na enige tijd niets teleurstellender, dan erachter te komen, dat diegene
niet het lef heeft, in paniek raakt en begint te wanhopen. Je bent dan weer op jezelf
aangewezen en de schil rond dat, waarvan je probeert te ontkennen dat het een hart is,
wordt dikker.


Het zijn wel de dingen die je vormen. Aan de persoon, die ik ben en wat huist in de krochten
van mijn geest kan ik weinig veranderen. Aan de manier waarmee ik er na zevenveertig jaar
mee om ga, heb ik de afgelopen twintig jaar met ups en downs een hoop kunnen schaven.
Dat heeft me een fijner mens gemaakt voor mijn omgeving. Het heeft me ook bijzonder
effectief gemaakt in bepaalde aspecten van mijn werk en het leven. Maar ik sta desondanks
altijd aan. Ik beoordeel mensen altijd op de waarschijnlijkheid, of ze me op cruciale
momenten in de steek zullen laten en wantrouw nieuwe mensen op voorhand altijd. Zeker
grote groepen mensen van hetzelfde slag. Het liefst zou ik soms leven als een kluizenaar.
Maar dat zou te veel opvallen. Daarom leef ik gespleten in meerdere persona’s. Die er elk
het beste van proberen te maken. En te waken, voor dat wat slaapt. Doch altijd sluimert, in
mij. Dat wat zich niet laat verenigen met de mensen om me heen. Dat wat haaks staat, op
wat deze mensen bijeen houdt. Maar wanhoop niet.

VON SOLO
DICHTER, COLUMNIST,  PERFORMER EN CINEAST

Check de actualiteiten van VON SOLO op www.vonsolo.nl
 
Lees ook de wekelijkse column van VON SOLO op www.POMgedichten.nl 

Share This:

Merik van der Torren roept op tot VREDE! programma BAR BAUT 27 juni – vanaf 1500 uur

Buitenzorg 13

Dat de merels fluiten in de wilgentoppen
aria’s van vergeten componisten
en honingbijen zoemen en nectar
zuigen uit vingerhoedskruid,
natuur en jij, lieve hond,
kon het daar bij blijven,
maar met hun klauwen
grijpen katers de zieke
en vangen spinnen
in hun web de honingbij

en het lief-toedeloetje-wil-je-een-snoepje
blijkt een wolf die lammeren openrijt.
Zo bezien is het zo gek nog niet
die moorden eindje verder weg
die oorlog en ik zingend:
vrede, vrede, vrede !


Merik van der Torren

Share This:

Peter Posthumus: ‘ik weet nog dat er…’



Ik weet nog
dat er kinderen trapten
tegen een leeg conservenblik
en er mensen liepen
in mijn straat
die alles konden zeggen
tegen iedereen op elk moment


‘k weet ook nog
hoe dat is verdwenen
in items die issues werden
in die droom van derden
auto ’s in het vak
fietsen in het gelid
geen verveloosheid, geen vuiltje
te bekennen
alles schoon en heel
recht en leeg


wat over is
is wat ik mis
is geschiedenis


Peter Posthumus

Share This: