peter posthumus – anna, anna, anna

Anna, Anna,
je zou toch komen
waar blijf je nou


waarom ben je niet gekomen
je had toch kunnen bellen


nee, die zijn al geweest
ja, dat ook ja
dat staat nu op de gang


maar Anna, kom je nog
ja natuurlijk ja
dag Anna
Anna!


Peter Posthumus

Share This:

pom wolff – macaber

macaber
 
soms is een gedicht een brief
een aantekening die nog gemaakt moet worden
vergeten te krassen in die boom van toen
 
voordat we
ik aarzel om het te zeggen
zijn opgegaan
 
tussen al die andere berichten door
die van haar dood bijvoorbeeld
we weten nog hoe ze daar stond tussen ons in
 
en van hem die niet meer
te zwijgen wist
over hoe weinig nog
 
we leven mee
nou ja voor zover ik je ken vermoed ik
dat je mee leeft – jawel dat doe je wel
 
hoe dit gedicht
dan toch tot een brief verworden is
te lang voor echte woorden
 
te kort voor de waarheid
als de aanzwellende muziek voor de dodendans
die we nog te dansen hebben
 
pom wolff
 
 

Share This:

PETER BERGER: ‘…ik versta haar niet zonder de bijbehorende bewegende lippen. Ze bloost.’


Boven het mondmasker knippert ze staalblauw. Bonjour. Een kunstig vlechtwerk siert haar haar. Spiraalvormig als de beide horens van een belegen ram. Vos Charcuterie: het staat in witte letters boven de counter gegriefd. In een rustiek houten bord. Tok tok. Door de ‘societe d’une metre’ lijkt de rij langer dan ‘ie was. Drie minuten duurde het. Of minder zelfs. Toch is ze een peu nerveux. Opgejaagd snijdt ze gehaast une pièce de pâté de mirabelles. Voor mij alleen. Het wordt une tranche tordue. Verre van een rechte plak. En niet zo weinig ook. Een wigvormig misbaksel is het. Vragende ogen smeken om genade maar ik versta haar niet zonder de bijbehorende bewegende lippen. Ze bloost. Haar rooie oortjes dubbelgevouwen tussen het elastiek. Ik gebaar dat het pas de problème is. Opgelucht verpakt Heidi de boel in glimmend folie. Ze glimlacht zelfs. Dat zie ik dan weer wel. Dat ze Heidi heet.

Peter Berger

Share This:

pom wolff: ik ben klaar met de natuur – MAX LEROU wint de enige echte virtuele natuurtranentrofee op pomgedichten punt nl – TON HUIZER zilver

buffalo bill in het amstelpark

hartje advocatistan je houdt het
niet voor mogelijk jantje matroos
in geen velden of wegen kom je
zomaar familie van ome rinus tegen

toeremeloeris uit zomers geflikkerd
en toch nog kaskenade als een wild west
show meneer flaneert er alle bloemen
stuk en wijst dan een kudde onschuld aan

onnozel tellen wij twee hippierunderen
een witte en heel gek een zittende stier
eerst als de avond valt is het loeien voor tien
wanneer de falderappes stenen gooit naar de natuur


ml

een klassieker – en wat mij betreft de klassieker van de dichter max lerou – als het thema natuur en natuurtranen van het lachen aan de orde van de dag is- van deze week is. uw webmaster bij zijn dagelijkse wandeling getrakteerd op poëzie – uitgebeeld en beschreven zoals alleen max lerou daartoe in staat is. ik zie mij lopen. u ziet mij lopen. de twee buffels in het amstelpark zien mij lopen. zo lopen we de poëzie in. zo loopt de natuur regel voor regel de poëzie in. de zuidas heeft al in de eerste regel het nakijken.

ik zeg GOUD voor een gouden gedicht! van harte!
Middagje Mastbos
 
De gal werd wat zwart
ik moest er eens uit
middagje Mastbos Brabants
kroonjuweel
 
maar ook daar vond ik geen
vrede
de spanning bleek te snijden
geen mes bleef in de schede
 
bloeddorst en loslippigheid
beheersten het struweel
een buizerd steeg op met het
lijk van een muis
 
een bladluis liet het leven
tussen de kaken van een kever
een teek zoog zich vol
in de warmte van mijn kruis
 
langs muskusrat en horzel
koos ik het hazenpad naar
buiten
bulten op een wang
vlekken op de kuiten
 
Ton Huizer

we vroegen om natuur met een randje. wat voor een randje lieten we aan de dichter. dat hoef je TON maar een keer te vragen. die heerlijke natuur van het eeuwenoude mastbos gaat meteen maar door de shredder van dichter huizer. van kroonjuweel tot muizenlijk. bladluis, teken en muskusrat, beten, bulten – alles passeert het poëtisiche mes van de dichter. en nee ongeschonden komen we niet meer uit het bos – uit die altijd weer zo fraaie natuur. thema gehaald, juryvoorzitter aan het bulderen gekregen – dichter onder de bulten. geweldig gedicht.

ik zeg zilver – van harte!
 
  • DITMAR BAKKER: ‘liefde is niet meer dan bloesemtooi,…’
  • FRANS TERKEN: ‘een hele maand zonder zon…’
  • CARTOUCHE over de aard der dingen
  • ERIKA de STERCKE: ‘we fladderen tot morgenvroeg’
  • TON HUIZER: ‘een teek zoog zich vol in de warmte van mijn kruis…’
  • ANKE LABRIE: ‘een lieflijk landschap aan de muur…’
  • MAX LEROU: tellen wij twee hippierunderen een witte en heel gek een zittende
Naturträne


Open venster gepresenteerd
Off’nes Fenster präsentiert

Mussenwolken fladderen in de lucht
Spatzenwolken himmelflattern

De wind waait, mijn neus bevriest
Wind bläst, meine Nase friert

En een paar uitlaatpijpen rammelen
Und paar Auspuffrohre knattern
Ah, de zon gaat onder
Ach, da geht die Sonne unter

Rood met goud, zo moet het zijn
Rot, mit Gold, so muss das sein

Ik kijk op straat
Seh’ ich auf die Straße runter

Ik kan aan mijn vriend denken
Fällt mir mein Bekannter ein
Mijn hart voelt plotseling zwaar
Prompt wird mir’s jetzt schwer ums Herz

Ik moet gewoon vogels zien fladderen
Ich brauch’ nur Vögel flattern sehen

En dan vliegt mijn blik omhoog
Und fliegt mein Blick dann himmelwärts

Het doet ook pijn aan de ziel, wat fijn
Tut auch die Seele weh, wie schön
Natuur in de avond, stille stad
Natur am Abend, stille Stadt

Verdraaide ziel, tranen stromen
Verknackste Seele, Tränen rennen

Dit alles maakt je erg moe
Das alles macht einen mächtig matt

En ik blijf maar huilen
Und ich tu’ einfach weiterflennen


Songwriter: Nina Hagen

ach U kent de regels: gedichten niet te lang svp tenzij noodzaak  – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.

 de menselijke natuur
 
zo weten we
van het jongetje op de brunsummer hei
van het vernietigingskamp 70 jaar geleden
de menselijke natuur
 
en we weten
van die zielig fladderende vliegenvleugeltjes
geplakt op vliegenstrips
mensenwerk zullen ze zeggen
 
en we weten nog veel meer
 
pom wolff
 
 
ik ben klaar met de natuur
 
én de kippen én de koeien
over nederland gesmeerd
als was het mest of zachte asfalt
liep ik vanochtend door de velden
door gegenereerde waanzin

ik ben voor makkelijk
geen brandnetels als je verliefd bent
gewoon een bed, sla desnoods
 
 
pom wolff
 
  
 

Ik vraag geen medelij omdat het licht
na schemering zijn hemelbaan verlaat;
en ook niet om het moois dat, zo verplicht
door het seizoen, in bos en veld vergaat;
niet om de zee die wegebt van de kust,
de maan die afneemt ook—geen medelij,
niet om het vuur dat zo snel was geblust
dat jij niet meer met liefde kijkt naar mij.
Ik wist altijd al: liefde is niet meer
dan bloesemtooi, gegeseld door de wind,
getij dat op de stranden telkens weer
brokstukken aanspoelt en dan herbegint;
heb medelij omdat het arme hart
dat wat het hoofd al weet nog niet ontwart.

***[D.B.]

och arm hart – we voelen met het arme hart mede. prachtige regels – levenslessen zoals levenslessen behoren te zijn – liefde is niet meer dan bloesemtooi leren we van de dichter – we kunnen het leven – de liefde en het vergaan van de liefde met een gerust hart aan de dichter bakker overlaten. hij zal troostrijke woorden voor iedereen schrijven – dat we weten dat wij het niet alleen zijn die pijn hebben te lijden –  fasen van het proces van ontkenning, woede en berusting – in een poëzie van de pijn gekerfd.
Dwars de natuur in

Met je poten dwars de natuur in
maar een hele maand zonder zon
alles staat er verdoofd bij
om daar een seizoen op te teren

je krijgt er koude rillingen van
geen schaap dat het zou pikken
ze vreten de hei in kudde kaal
tegen de wolf die ze vrezen

blaten tussendoor in koor
zoek jij het uit met je wolkendek
wij staan hier in gelid beschut
als je maar van onze wol afblijft

alsof er boven opstuivend zand
elk moment de lucht kan opentrekken
dat je warmte voelt tintelen op je huid

geen wolfsvel om de kou te keren
of met vet ingesmeerd gevoerde laarzen
om van een bontmuts maar te zwijgen

het is wachten op een eerste straal
het gejank dat dan aanzwelt

© FT 28.01.2022

de dichter terken tekent de natuur met een koud randje. de schapen goed in de wol staan toch wat onrustig in de kou. of de zon het zal winnen van de wolf of dat de wolf toch zal toeslaan. ik vermoed dat de wolf wint als ik de woorden in de laatste strofe goed beluister. toch zijn we – zeker in de derde strofe – getuige van geëmancipeerde schapen. eten en gevreten worden het is allemaal van die lieflijke natuur. op leven en dood.
Over
de aard der dingen

 
gedaan nu met klagen
dat laten we achter
ons ten volle uitleven
in alle hoeken van genoegen
 
ons zelf boeken en zoeken
in swingen en van god los wringen
natuur en al die dingen
meer en meer openplooien
 
willen verliezen in houden van
dieren en telen van bloemen
 – op papier – fladderen
als vlinder, steken als een bij
 
in een – tot tranen geroerd
groenvoerverlangen: klaver en gras
huid en haar tot de aanstaande
beet in het hart van nabij
 
van jou en mij – het lot
het aanlokkelijke van bedrog


28-01-2022 / Cartouche

ja wie hier nou wie bedriegt – ik weet het niet. Cartouche wentelt om zijn eigen woorden heen om bij de aard der dingen uit te komen – mogen we lezen. ook hier ontgaat de diepere betekenis van het gedicht mij volkomen. het is een vrolijke boel daar bij het buiten van de dichter. het klagen voorbij – het bedrog voor de boeg. ja doet u mij ook maar zo een feestje.
 
————————————- 

als vogels
 
hoe je 
naar vochtigheid ruikt
in lagen mist
de resten blaas ik weg 
open jouw huisdeur
jij omarmt  


een cactus 
door zijn gewicht 
buigt door
raakt de vloer
zijn naalden prikken 
ondergronds  


terwijl planten slapen 

het gesnotter gaat    
lossen de uren 
vraagstukken op  
we fladderen   

tot morgenvroeg


Erika De Stercke 

erika houdt de moed erin – de natuur verlaten – in het huis her en der nog wat cactusnaalden overleefd maar het mag de geliefden niet deren. als vogeltjes fladderen geliefden door het huis. ligt het aan mij en mis ik wat het gedicht wil, waar het gedicht heen wil? dat zelfs in een kooitje met cactusnaalden geliefden zich thuis voelen.
kroon op de natuur
 

een lieflijk landschap aan de muur
een bloeiend plantje in de vensterbank
dieprode rozen geborduurd op ’t kussen
van de groene stoel vlak bij het raam
dat uitzicht biedt op grauwe stenen
 
ze zet de natuur dagelijks naar haar hand
het grote scherm brengt haar naar Afrika
leeuwen op jacht en even later aan ‘t paren
één klik en zij zit meteen op de eerste rij
veilig bij de uitbarsting van een vulkaan
 
de druivenpluk in Frankrijk maakt zij mee
voor de teevee genietend van haar glas
het beeld verspringt en plots een wolf
‘de kroon op de natuur in Nederland’
en wij mensen dan vraagt zij zich wel af

anke labrie
29-01-2022

de natuur in de warme huiskamer vormgegeven. een leuk idee. in ieder geval veilig. ook al springt er zomaar ineens een wolf door de kamer – nou ja zo lijkt het – het commentaar leidt tot vragen. het gedicht had het kunnen hebben: dat er plotseling echt een wolf haar huiskamer in was gesprongen. met een klein en subtiel ‘ labrietje’ de veiligheid der strofen voor even aan de kant geschoven. ik zie het deze dichter doen met een knipoog:
 
door de teevee genietend van haar glas
springt er plots een wolf
‘de kroon op de natuur in Nederland’
haar kamer in
en wij mensen dan vraagt zij zich nog af

Share This:

VON SOLO: ‘We zijn opgevoed als verslaafden in de dop. Verslaafd aan onze maniertjes, spulletjes en wegwerp mentaliteit. Je kunt je daar aan proberen te onttrekken en voordat je het weet, verval je in een andere verslaving, omdat verslaving het patroon is, dat is aangeleerd.’

Mijn ouders en schoolmeesters hebben mij in het verleden perfect opgevoed om te passen in het systeem dat nu, met steeds rassere schreden de wereld naar de kloten maakt. Maak je school af. Ga werken. Trouw met een leuke (lees betrouwbare en zorgzame) vrouw en plant je minimaal één op één voort, zodat er na jou minimaal voldoende consumenten zijn om de groeiende stroom wegwerp producten aan te schaffen. Ik ben opgevoed in een zuiver kapitalistisch verdienmodel. En ik heb me er naar gevoegd en gedragen. Pas op mijn zesenveertigste realiseer ik me, dat ik er met open ogen ingelopen ben. Nou ja, open ogen…
 
Men neme een doorsnee zaterdagochtend in pakweg het jaar negentienhonderdvierennegentig. Wankel sta ik op. Mijn tong voelt als leer. De kamer geurt zoetig naar verschaalde gistproducten. Op een matras wat verderop ligt nog iemand. Wanhopig open ik de kamerdeur en loop de trap op naar de keuken. In de koelkast is niets meer te vinden. Als ik terugkom is de ander ook wakker. Het is rond half een in de middag. We lopen naar de Aldi en kopen een tray Schultenbrau. Nog voor we terug thuis zijn zit er een lauwe halve liter in mijn maag. Ik begin me al wat beter te voelen. Bij de tweede wordt het nog beter. De volgende ochtend is de Aldi dicht. Het bier bij de kiosk van het nabijgelegen station is eigenlijk te duur. Maar je doet wat je moet.
 
Toentertijd hadden we nog het geluk dat dergelijke ochtenden de temperatuur niet boven de dertig graden steeg. De laatste tien jaar is dat met stijgende lijn echter schering en inslag geworden. Vanochtend was in de krant te lezen, dat de verkoop van airco’s door het dak gegaan was. In een ander artikel was te lezen dat het energieverbruik door koeling en airco’s een ongelofelijke piek kende. En je vooral maar niet afvragen waarom het in de eerste plek zo warm is. Het is pervers. Alle mensen om me heen hebben een figuurlijk kater en lopen als zombies lauwe Schultenbrau te drinken.
 
Blijkbaar hebben die jaren Schultenbrau me toch geleerd, dat er iets fundamenteel mis was. En wel dat ik het probleem dat ik veroorzaak, niet moet bestrijden met exact de wijze waarop ik het probleem veroorzaak. Natuurlijk kan ik honderd smoesjes verzinnen, waarom een airco geen kwaad kan. Dat kan ik met die after-kater drinks exact zo. Ik leef uiteindelijk toch ook nog…niet dan? Het is belangrijk, dat je erin geloofd.
 
We zijn opgevoed als verslaafden in de dop. Verslaafd aan onze maniertjes, spulletjes en wegwerpmentaliteit. Je kunt je daar aan proberen te onttrekken en voordat je het weet, verval je in een andere verslaving, omdat verslaving het patroon is, dat is aangeleerd. Verslaafd aan normaliteit. Dingen oplossen met meer of nieuwigheid, nooit met echt beter of anders. Karl Marx sprak al van opium voor het volk. Als Jezus ooit weer de tafel omverwerpt, dan zal hij net als toen, ook weer gewoon een gekkie zijn, dat zich uitstekend leent voor een stukje ‘storytelling’ en ‘branding’, ten dienste van het economisch groeiscript.
Heeft u het warm, dan zorgen wij dat u een airco kan kopen, bij voorkeur op afbetaling. Ons systeem verwordt steeds meer tot een alles omvattende religie.
 
Verlossing zal echter nooit te koop zijn.
 

Check de actualiteiten van VON SOLO op www.vonsolo.nl

Lees ook de wekelijkse column van VON SOLO op www.POMgedichten.nl 

Share This:

Merik van der Torren in alle staten: ‘Dan zeg ik weer hoeveel ik van je hou,…’



Morgen

Morgen als de zon ons verwarmt,
reis ik af naar de groene landerijen
die glooien tot aan witte nevels,
doorsneden door blauwe rivieren
waarin ik me zal baden en als
ik droog ben, heb ik je lief,
kijken we diep in de bokalen,
luisteren naar het tokkelen van
gitaren van passerende muzikanten.
 
Dan zeg ik weer hoeveel ik van je hou,
dat ik zal blijven, me begraven in de heuvels
onder jouw hemel.
( en de honden ook rennen en blaffen om ons heen ).

Merik van der Torren

Share This:

IEN VERRIPS aan de poëzie: ‘en kom je langs dan helpt het niet hoe hard je kruipt of rent…je bent mijn buit’


Uil
 
och was ik toch een uil
verheven als een koning op mijn troon getooid in vederpracht
in stilte op mijn tak beschut door blad en schors
een waardig ton sur ton
 
een uiltje knappen zou ik veinzen
de zintuigen op scherp
en kom je langs dan helpt het niet hoe hard
je kruipt of vliegt of rent
gedetecteerd als bout
ben je  mijn buit
 ik vreet je op
met huid en haar
 
uil zijn wil ik vooral
als de schemering gaat schijnen
de avond valt
het donker wordt
in antwoord op mijn roepen
belofte van de nacht

Ien Verrips
 

Share This:

PETER BERGER: ‘Het ene moment loop je over. Bruisend van energie. Alsof een vuurdraak de regenboog in je hoofd doet kloppen. Ready to create. Een instant later ben je niks. Nakko zero nul…’

Ze is nog niet bleek vertrokken en ik mis haar nu al. Huilebalk! Fok Eva. Fok her! Fok Eva. Fok. Fok. Fok! Ik wil het wel uitschreeuwen. Ik wil krijsen en brullen tegelijk. Ik wil mijn pijn gorgelend uitbraken zodat mijn lijden door hele wereld gehoord wordt. Maar je weet hoe dat gaat. Het ene moment loop je over. Bruisend van energie. Alsof een vuurdraak de regenboog in je hoofd doet kloppen. Ready to create. Een instant later ben je niks. Nakko zero nul. Ontdaan van alles wat je menselijk maakt. Sucked. Drained. Dried out. Leeggezogen. Geketend door schaduwmonsters uit het gitzwarte donker.

Je wilt niet eens meer brullen, krijsen of het uitschreeuwen, ook al zouden de goden het je toestaan. Laat staan je ellende uitkotsen. Powerless ben je. Maar zelfs als je het wel zou kunnen, jezelf verzetten, zelfs dan, dan wil je het nog niet. Zelfs niet heel stilletjes. Of stiekem. Want je wil nog maar een ding: je in haar schoot laven aan haar liefde. Tegen elke prijs. Koste wat het kost. Ook al moet je voor eeuwig door het stof om haar te mogen aanbidden. Dat is wat godinnen met je doen. Je onderwerpen. Fok them! Die godinnen in hun slangenkuil. Beware! Niets daarvan is Eva vreemd.

Let’s face it. That’s what godesses do. Maar Eva is meedogenloos als de liefde zelf. Grenzeloos vrij is ze. Ze voelt! In de kleurloze leegte van het niks heeft ze in een onbewaakt ogenblik haar hart voor mij geopend. Voor altijd roodheet is het. En geel. En blauw. Alle kleuren heeft het. Haar hart. Gebrandschilderd door het drakenvuur waarin de goden het ooit gesmeed hebben. Haar hart. Mijn hart. Nooit meer huilen zal ik. Nooit meer janken. Ik ga lachen, brullen, krijsen en schreeuwen. There’s a rainbow beating in my heart.

Peter Berger

Share This:

Gerben de Ruiter wint de enige echte virtuele – kom nog een keer bij me zitten – trofee op pomgedichten punt nl – u weet wel voor u zelf wie – zilver voor Cartouche – brons voor Frans Terken.

een dank je wel voor alle dichters die instuurden. het thema nodigt uit om hele persoonlijke zaken in poëzie uit te schrijven. en dan is er altijd het gevaar van teveel. niet dat een teveel altijd slecht is – een teveel is ook aangenaam om je in te wentelen – om het vele te koesteren. maar bij een thema als dit – waarin een persoonlijk verlies in wezen aan de orde is – is het wat mij betreft de kaalheid die de meeste poëtische zeggingskracht genereert. Gerben de Ruiter weet aan de kaal vorm gegeven poëtische zeggingskracht van zijn gedicht nog een iets van een kinderlijke klank toe te voegen in de eenvoudige conclusie in de laatste regel – in een gedicht over moeder en zoon. goud! van harte! zilver voor Cartouche – brons voor Frans Terken.

moeder op zorgvlied

de zon scheen op de kist
alle bloemen zonnebloemen
jij zo dood als je maar kon

als kind zat ik niet graag op schoot
maar nu

nu ben je dood

Gerben de Ruiter


–>
leuk Gerben weer eens te ontmoeten op de site. de titel geeft meteen alle duidelijkheid. het is moeder en moeder is dood. en moeder is zo dood als ze maar kon – prachtige regel – heel erg dood dus. en dan in een enkele regel – in een enkel woord – de gedachten van de dichter bij het wegbrengen van moeder. zo was het vroeger – mogelijk iets van lichte spijt aan de wit regels gegeven – en zo is het nu – een onherstelbaar nu. de leegte in alle regels gegeven en de witregels weer wit.






Het stond – zo vast als een huis , wij
zouden voor altijd wees de twijg
in je hand die het zand betekende
in de vorm van een hart
 
uitgelijnd – de helle horizon
die me in bijslaap dompelde, langzaam
weer overeind en bij zinnen, zij aan zij
het hoogtij, de golven, hoe ze
 
naderden, haar aanraakten
overspoelden tot contour gesneden
dia-beeld van kom nog een keer
bij me, naast me, mijn lieve
 
wees mijn bijzit, bezit me – laat me
zien hoe stille beweging de pijn weet
van de pijl te ontkrachten, verzachten
tot één gewillig zandlichaam
 
opdat ik me andermaal vinden kan
in jouw hand zoals toen die keer
ik gedwee en jij de zee
 
zo staat het mij – voor ogen
 
22-01-’22 / Cartouche



–>
we draaien met de dichter in dichters woorden mee in een heftig verlangen en in en met een prachtige woordenstroom. tot aan die laatste regel – die mooie regel: ‘zo staat het mij – voor ogen’
 
hoe het met die twee zou gaan – het was volstrekt duidelijk – maar het leven loopt anders dan mensen het leven voorzien. in het midden van gedicht wordt de geliefde aangeroepen – kom nog een keer… dat onmogelijke pijnlijke verzoek getekend in een hart van zand. geef de dichter dan desnoods maar  een hand – één hand –  maar ook die ene hand wordt niet meer – kan niet meer gegeven.

zo dit is de positieve kant van het verhaal – het gedicht had natuurlijk ook zo gekund – voor het zelfde geld – hetzelfde gevoel- de zelfde schoonheid – zonder alle overbodige cartouchjes:


Het stond – zo vast als een huis , wij
zouden voor altijd wees de twijg
in je hand die het zand betekende
in de vorm van een hart
 
kom nog een keer
bij me, naast me, mijn lieve
bezit me – laat me
zien hoe stille beweging de pijn weet

en ik me andermaal vinden kan
in jouw hand zoals toen die keer
ik gedwee en jij de zee
 zo staat het mij – voor ogen



Voorbij het paradijs

Dat mijn arm een ruggensteun
een kussensloop zonder bijbedoeling
ik kan het je niet meer zeggen

wij op zoek naar een paradijs
het was als rondtasten in dichte mist
en dan dat gat in het wolkendek zien

een straal die het landschap
in vlammen zette en ons warmde
de brand stak in vruchten van het kwaad

schatten we in de rust om ons heen
zonder de minste verleiding of meer nog gif
dat als op sociale media op ons af spuit

zo met elkaar dromend daarbuiten gedacht
de idylle genadeloos uiteengeslagen
jij tot op het bot gesloopt in die hel van ziek

© FT 21.01.2022



->
toch maar weer eens de meer – voor mijn gevoel – bij het thema direct passende regels uitgelicht. het teveel – de weg van het kwaad beschreven – hoeft voor mij niet om de pijn zichtbaar te maken – de reden waarom… hoeft niet altijd in de poëzie – kom nog een keer bij me zitten en de onmogelijkheid – we lezen het en we voelen mee en weten ook in twee regels strofen van de pijn:
 
Voorbij het paradijs

Dat mijn arm een ruggensteun
ik kan het je niet meer zeggen

wij op zoek naar een paradijs
dat gat in het wolkendek zien

een straal die het landschap
in vlammen zette en ons warmde

de rust om ons heen
zo met elkaar dromend daarbuiten

de idylle genadeloos uiteengeslagen
en jij tot op het bot gesloopt  – zo ziek

  • FRANS TERKEN – ik kan het je niet meer zeggen
  • MAX LEROU – tot we snakten naar een eitje
  • ERIKA DE STERCKE – in de duinen waar regenvlagen vertragen 
  • GERBEN DE RUITER – jij zo dood als je maar kon
  • CARTOUCHE – zo staat het mij – voor ogen
  • RIK VAN BOECKEL – de week krimpt langzaam ineen
  • ANKE LABRIE – het klavertje heb ik altijd bewaard
  • IEN VERRIPS – om te kunnen zwijgen samen


donker
 
kom nog een keer
zitten bij me in het gras
wat niet meer zal
 
zoals het was
blijft in zich zelf

hetzelfde mooi

die donkere ogen
ook in het groen
van de moeite moe


pomwolff

 

wie wint de enige echte virtuele – kom nog een keer bij me zitten – trofee op pomgedichten punt nl – u weet wel voor u zelf wie – en u kent de regels: gedichten niet te lang svp tenzij noodzaak  – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.

licht

zoals je kwam met de zon
zo bleef je
onverwacht droeg je
ons kind door de regen

en of het ooit drogen wilde
wat wisten wij van seizoenen
het was elke dag kreeft
tot we snakten naar een eitje

drie minuten hardop geteld
en het zout van je huid
geschraapt en gesopt
in het geel van ongeboren

ml



–>
tot de laatste strofe is het duidelijk  – maar of er in de laatste strofe over verlies wordt geschreven – ik weet het niet – ik zie het niet. voor mij is het gedicht tot en met  het ‘eitje’ een wereld gedicht. de laatste vier regels maken het gedicht net te ongemakkelijk voor mij. de eerste 8 regels geven de lezer een relatie, een leven, een inzicht, het verhaal van hoe het was en een niet herhaalbaar verhaal van twee mensen – en een mensje.
 
avond

hoe de zee een melodie draagt
van gedempt naar stuitend 
ruis rolt naar krijtrotsen 

we waden door slingers wieren 
de geur kraakt bij elke stap
schelpen tellen af  

in de duinen waar regenvlagen 
vertragen valt een ziltigheid 
op onze lippen 

verwaand 
door mossige kleuren schenkt 
een zitbank haar warmte 


Erika De Stercke 


–>
ja die verwaande zitbank vind ik wel mooi – heel mooi zelfs – maar daar gaat het gedicht niet over. in de eerste drie strofen is er echt sprake van een overvloed aan beelden en woorden. dempen, stuiten, rollend ruis, waden, kraken en regenvlagen om dan eindelijk bij de zilte zachtheid van die lippen te belanden – maar op dat punt aangekomen  is de lezer dolgedraaid door alles wat dichter zo nodig kwijt wilde. nee. Erika kan beter, mooier, rustiger.


De zitader van de jaren

De dag verklaart zich nader
in de zitader worstelt de vader
begeeft zich op de houten stoel
rust en vriendelijkheid is zijn doel

de week krimpt langzaam ineen
aan het ontbijt begint de ochtend alleen
dit geeft de zoon een bestemd gevoel
warmte wuift hem gemeenschapszin toe

door de jaren heen dansen herinneringen
dochters willen zinnen in de tuin zingen
zitten in het gras zoals het immer was

moeders geheugen geniet van het lied
als zussen en broer touwtje springen
tijdens de dag dat vader dit filmend ziet.

Rik van Boeckel
22 januari 2022



hoe ik het gedicht ook lees, nu voor de tweede keer – het gedicht komt niet binnen. voor mij: in de tijd verloren woorden. een familiegebeuren wordt geschetst – vader zit te worstelen, moeder zit te genieten, dochters zonen vroeger en nu. nee ik kom niet verder in de geschetste tijd. en er zijn wat mij betreft net teveel woorden gebruikt zonder poëtische waarde – zeg maar proza woorden voor een zakelijk betoog: vriendelijkheid – gemeenschapszin – herinneringen – zinnen – geheugen – filmend.

jullie zijn veel te vroeg vandaag
maai voortaan een uurtje later
oordoppen heb ík niet in en
mijn droom was nog niet af
 
maar die geur maakt alles goed
 
jij zit weer naast me in het gras
het klavertje heb ik altijd bewaard
dat jij ineens zomaar zag staan
en mij grappend plechtig gaf
 
anke labrie
23-01-2022



weer eens wat anders – ipv een verrassend einde nu een verrassend begin van het gedicht. een licht verwijt – zo zijn de woorden in de eerste strofe te lezen – maar dan toch snel de overgave – de geur van toen en de associaties die daar bij horen. van nu en toen – toen toen nog van de gelukklavertjes was.


sprakeloos geslagen wil ik nu graag bij je zijn
verhalen van een komend afscheid
onafwendbaar en als altijd onverwachts
nu het er op aankomt wil ik even bij je zitten
om te kunnen zwijgen samen


Ien Verrips




hoe krijg je het stil – nou door in vijf regels ‘sprakeloos’ te zijn en ook nog  door ‘samen te zwijgen’. toch gooien die verhalen in de tweede regel wel wat roet in het eten – wat roet in de stilte. zeker als ze ‘onafwendbaar’ zijn. ik zeur natuurlijk een beetje – dat weet ik ook wel – maar als de dichter met 5 regels komt dan moet de inhoud tot op het bot van de regels kloppen. nou ja dat vind ik.

Share This:

MARTIN WIJTGAARD – ‘ Over het latere werk van Vasalis wordt vaak meewarig gedaan, maar als ze op haar 46e was gecrepeerd was ze onaantastbaar geweest.’ – met de originele me-too reactie van good-old BETTIE

martinw1

Live Fast, Die Old

Het is een prachtcliché: wanneer een kunstenaar te jong aan z’n einde komt, wordt vroeg of laat gevraagd welke meesterwerken ons door de neus zijn geboord. Niemand betwijfelt dat ieder nieuw album van Jeff Buckley fenomenaal zou zijn geweest. Marilyn Monroe zou zijn uitgegroeid tot de grand old lady van de Amerikaanse cinema. En hoe lang zou de verbouwing van het Van Goghmuseum hebben geduurd als Vincent de tachtig had gehaald?

Je kunt de vraag ook omkeren. Gek genoeg gebeurt dat zelden. Zou Rimbaud, als hij na z’n negentiende nog een letter op papier had gezet, niet stomweg zijn vergeten? Zouden Hendrix’ gitaarstormen zijn geluwd tot Santana-achtige windjes? Zou Keith Haring zijn ontmaskerd als een neurotische, zichzelf herhalende kriebelaar? Geen hond vraagt het zich af. Er wordt achteloos aangenomen dat ze hun hele leven jong & geniaal zouden zijn gebleven.

Te vroeg gestorven artiesten worden bij overlijden gecanoniseerd en blijven vanaf dat moment bevroren onder een stolp. Buiten loopt de tijd gewoon verder. We worden ouder, krijgen kinderen, maken vergissingen, lezen boeken en vechten oorlogen waar we twintig jaar geleden niet eens van droomden. Maar John Lennon blijft ons wollig aanstaren vanachter dat brilletje. Sylvia Plath, voorgoed opgesloten in haar rol van bedrogen, depressieve huismoeder, is al een halve eeuw een feministische martelares. John Keats zal voor eeuwig een thing of beauty blijven.

Niemand wil geloven dat Jim Morrison, op zijn veertigste, strontvervelende prog-rock zou zijn gaan maken. (Twee woorden, mensen: Ray Manzarek.) Niemand kan zich James Dean op z’n vijftigste voorstellen – als een soort vette Marlon Brando. The horror! The horror!

Dan hebben we het nog niet gehad over de middelmatigheid die we van jong gestorven helden tolereren. Sid Vicious, een van de beroemdste bassisten van de jaren ’70, kon zijn instrument amper vasthouden. Jotie T’Hooft heeft heel mooie gedichten geschreven, maar veel van zijn werk zou bij elke consciëntieuze uitgever in de papierversnipperaar zijn beland. Nick Drake zou zijn afgeserveerd als een saaie neuzelaar, als ‘ie zich niet op zeker ogenblik had volgeduwd met pillen.

Voor kunstenaars met wat meer, euh, zitvlees moet het wel eens frustrerend zijn. Die arme Tolstoj heeft zich tot z’n 82e het lazarus moeten schrijven, terwijl Emily Brontë op een voetstuk staat, allemaal op het krediet van één enkele roman. Over het latere werk van Vasalis wordt vaak meewarig gedaan, maar als ze op haar 46e was gecrepeerd was ze onaantastbaar geweest. Als David Bowie een keertje een zwakke plaat maakt vallen de critici over hem heen, terwijl Kurt Cobain al na 27 jaar en drieënhalve plaat van het gezeik af was. Wie heeft hier nou de wereld verkocht?

Al met al kun je maar het beste een laatbloeier zijn. Het heeft een hoop voordelen. Niemand zet je onder druk om je vroege werk te evenaren. Je kunt tientallen jaren blijven dagdromen over een schitterend debuut. Je kunt je jeugdzonden zelf in de open haard mikken, voor ze in handen vallen van geldzuchtige uitgevers of platenbonzen. En je wordt nog lekker oud op de koop toe.

eij154

Meubilair

Het achteloze savoir-faire
waarmee een man van zestig jaar
een opdracht op het schutblad krast
gaat hem nog niet zo lekker af,

nu plotseling, zoals dat heet,
‘een nieuw publiek zijn werk ontdekt’
en hij na jaren lauw applaus
probleemloos volle zalen trekt,

nu vier decennia te laat
zijn jongensdroom bevredigd wordt
door een gehoor van jonge vrouwen
dat Stimorols zit bloot te kauwen

en in de leuke startersflat
zijn bundel op het plankje schikt
tussen de ansicht van Doisneau
en het cd’tje van Piaf.

Nu enkel nog de Rietveldstoel
en het is af.

Martin Wijtgaard

Amsterdam

Share This: