
Over cocktails & oiko
Columniste op een gala met 84 dichteressen in het baksteen- en asfaltrijke Bos en Lommer. Het leek wel een samenkomst van heel literair gereformeerdkatholiekmoslima vrouwelijk NL. Kijk, daar had je de zilveren dos van Diana Ozon en daar de dasspeld van Simon Mulder, o nee, die kwam alleen iets uit de kleedkamer halen, die kwam net uit de vorige voorstelling waarin hij de Gilgamesh had gelezen. En daar had je het alpinopetje van Cathelijne die de galajurk zwierig over de spijkerbroek had gesjord. Geweldig, wat een statement maak jij, zei Aurora, wijzend op mijn kloffie van spijkerbroek en slobbersweater. Ik mompelde iets over drukdrukdruk en glad vergeten, bovendien ben ik al het hele weekend on the road en niet in de gelegenheid geweest om mijn galajurk uit de mottenballen te halen, maar de volgende dag zei mijn huisgenoot mij: Ik wilde niet mee als jouw introducé in galapak omdat ik een trauma heb van het jasje rippen bij de studentenvereniging. Had je me dan niet kunnen helpen herinneren? riep ik verontwaardigd, nu werd ik er godbetert van verdacht een statement te maken, of erger nog, de aandacht te trekken.
Vier regels moest iedereen tijdens de dichtmarathon voordragen, ik deed het kwatrijn waarmee ik in Eindhoven een fles biologische wijn had gewonnen, iets met een vaatkwast en afdrogen, waarvan – vreemd genoeg – juist de weinige mannen in de zaal het meest gecharmeerd waren. Er was een afterparty met wel erg luide muziek in de foyer. Desondanks raakte ik aan de praat met de bosnische presentatrice. Ben je moslim? vroeg ik belangstellend, aangezien haar naam niet zo moslim klonk. In Bosnië valt meestal uit de naam op te maken of iemand moslim, katholiek of orthodox is. Deze vraag werkte echter als de spreekwoordelijke rode lap op de stier bij een andere jongedame die ineens uit het niets leek opgedoken.
Wat zeg je dat moslim geringschattend, blies ze. Normaal gesproken ga ik dit soort heikele discussies uit de weg, maar ik had van mijn consumptiebonnen al een cocktail en een bel wijn achter de kiezen, dus ik voelde me vrij om mijn licht eens op dit onderwerp te laten schijnen. Luister eens, gaf ik, het gaat mij niet om de islam, maar om religie. Zelf ben ik van gereformeerde huize, maar ik heb het geloof vaarwel gezegd. Ik ben niet anti-islam, ik ben antireligie. Je moet jouw gereformeerde trauma niet op de moslims projecteren, brieste de dame. Nogmaals probeerde ik uit te leggen dat ik niets tegen islam of moslims in het bijzonder heb, maar wel tegen religieus vertoon in het algemeen als hoofddoekjes en schetterende minaretten. Ik draag niet eens een hoofddoek! riep ze verontwaardigd. En waar haal je het idee vandaan dat ik gelovig zou zijn? Dat heb ik niet gezegd. Nu viel ik werkelijk uit alle wolken, zoals de Duitsers zeggen. Waarom voelde ze zich aangesproken, zelfs beledigd door mijn vermeende geringschattende uitspraak van het woord moslim als ze niet eens gelovig was?
Ik spring als atheïst toch ook niet voor “mijn” gereformeerden in de bres? Laat ze toch lekker branden in de hel, die fundamentalistische zwarte kousen. Als er morgen een Mohammed opstaat die het in z’n hoofd haalt om gereformeerden uit te sluiten of zelfs te vervolgen, zeg ik: Ga gerust je gang, ik voel me niet aangesproken, ik ben atheïst. En als je me alleen daarom dood wilt hebben, bekeer ik me wel tot de islam. De islam is mijn cultuur, zei de dame hierop. Nee nou werd ie helemaal mooi! Moest ik mij dan maar identificeren met mijn calvinistischnederlandse cultuur, het oiko van Thierry? Het was mij inmiddels wel duidelijk, deze discussie was volstrekt heilloos. Werd ik me daar als linkse kosmopoliet met allochtone (moslim)vrienden weggezet als een enge, witte, racistische, nationalistische, islamfobische extremist!
Getergd tot op het bot verliet ik het feest. Ik heb er een potje om moeten janken, lieve lezer, toen ik op dat naargeestige station Sloterdijk op mijn trein zat te wachten. Dit doet pijn. Ik zal nooit meer iets over moslims zeggen. Ik zal doen alsof ze er niet zijn. Ik zal stiekem dromen van Thierry’s 1880, toen er nog geen enkele moslim de Middellandse Zee was overgezwommen. Maar bovenal zal ik geen cocktails meer drinken.

mallarmé met de hollandse slag
mijn trein rijdt glorierijk achteruit in blauwzilvervlootvaart
tot hij vanzelf stoomlocomotief wordt, ik heb geen haast
om bij jou te geraken, ik zoek liefde enkel in meervoud
geven is nemen, ik besta dankzij jullie adoratie in overvloed
alle rivieren stromen naar mij toe, ik is het beginpunt
de toekomst een ver verleden toen er op het gymnasium
nog met latijnse linealen op vingers werd getikt, uilen minerva gedoopt in 1880 droomjaar toen er nog geen grenzen waren
alleen volkeren die het schaamteloze bloed met elkaar deelden
de dandy was het heertje, al lag hij laveloos in de goot
en opium was vrij verkrijgbaar, het oiko geen fobie, want er was niets
buiten het eigen in een wereld die het heelal leek, de tijd
een oceaan, we waren honkvaste slakken met voelhorens voor het bekende
tot oorlog alles verpestte en tsunami’s veroorzaakte
van vreemde volkjes uit het zuiden, hun g was van fluweel
ze aanbaden nog een vrouw ook, sloegen een denkbeeldig kruis
mijn voorbeeld is mallarmé, we verkopen allebei woorden
frans deftig is mijn naam, bijna was ik dichter geworden
Jolies Heij