
<!
Op geen enkele manier heb ik geleden onder het juk van de heersende pandemie. Mijn werk en loon zijn nooit in het geding geweest. Vanaf week één was ik regelmatig op kantoor te vinden. Mijn favoriete koffietentje steunde ik met dubbele fooien in de afhaal. Iedereen is gezond gebleven, op degenen na, die aan kanker overleden zijn. Een kalander vol afspraken werd vervangen door spontane vrijdagmiddagborrels aan de overkant of bij ons in het atelier. Een jaartje of twee een vakantie naar Frankrijk overslaan, is ook overkomelijk. En langzaam aan, went alles wel. Optreden doe ik als ik kan. Net als twee weken geleden in Brussel nog. Mensen omhelzen, dringen en klappen aan de bar. Je vergissen in het biertje van je makker. Ach, wat maakt het. Niets te vrezen. En na twee jaar hetzelfde nieuws wordt je er sowieso doof voor.
Terwijl ik dit schrijf zit ik in mijn trainingspak met een dik hoofd achter mijn computer. De GGD gaf me gisteren uitsluitsel dat de test negatief was. Ik heb dus gewoon een ouderwets virusje opgepikt, dat me mottig en ziek maakt. Bijna niet te geloven, dat dat ook nog kan. Ik schaam me er bijna een beetje voor. Zo iets onbeduidends onder de leden te hebben, waarvan ik helemaal niet weet wat het is en waar ik me ook nog eens niet op kan laten testen om te bewijzen, dat ik het wel echt heb. Uit ellende en gewoonte nam ik vanochtend dan ook maar plaats achter mijn scherm en heb de meeste van mijn teams meetings brakkig afgewerkt. Vroeger had ik me ziek gemeld en was ik in bed gekropen. Maar dat lijkt iets uit een andere tijd.
En al schrijvend realiseer ik me, dat de tijd verandert. Stilletjes doet zij dat. Waar ik me de eerste maanden van 2019 nog hevig verzette tegen het defaitisme, dat alles voor altijd anders zou worden, ‘de anderhalve-meter-maatschappij’ en ‘corona-is-hier-om-te-blijven’, moet ik nu toegeven, dat alles anders is geworden. Dingen waar ik twee jaar geleden om gelachen had, zijn nu doorgedrongen tot de meest basale organisatiestructuren in onze samenleving en stevig verankerd aldaar. Alles draait nog maar om één ding. Dat ding, dat ik zo slordig als maar mogelijk is, al twee jaar uit mijn buurt weet te houden. Het is een vast onderdeel geworden van het dagelijks leven. Ingeburgerd zoals men dat zou noemen.
En dat is het moment, dat ik het gevoel heb, dat er een schaduw over me valt, alsof het elk moment kan gaan regenen en ik vergeten ben mijn regenkleding mee te nemen. Een dreiging. Er is de afgelopen twee jaar wel degelijk iets in mij veranderd. Ik weet nog hoe ik februari 2019 tegen een collega zei, dat ik een zorgeloos leven had. En ook al lijkt het of ik me nergens zorgen over hoef te maken, toch is dat gevoel weg. Waar vroeger de blik op oneindig stond, kan nu op elk moment een nieuwe beperking intrede doen. Niks is meer zeker.
Mijn wereld is een kleiner geworden. Mijn gaan en staan niet meer gratuit. Dat is sluipend gegaan. Mijn vrijheid, die ik in mijn hoofd, dacht te bezitten is niet meer wat het was. Ook daar beweeg ik me voorzichtig tussendoor gedachten en dromen, die ik niet meer te dicht bij wil laten komen. Omdat de kans, dat de vervulling er ooit in al zijn puurheid zal zijn, verdwenen is. Het blad van de toekomst is niet meer onbeschreven. De kanttekeningen, staan er voortaan vooraf al op.
VON SOLO
DICHTER, COLUMNIST, PERFORMER EN CINEAST
Check de actualiteiten van VON SOLO op www.vonsolo.nl
Lees ook de wekelijkse column van VON SOLO op www.POMgedichten.nl