
Vandaag is wandeldag. Hoe verder landinwaarts hoe armer de mensen. Men probeert er wat van te maken met de middelen die men heeft. Ik kom langs schorrige eettentjes onder plastic zeil, timmerfabriekjes waar alles nog handmatig gaat en een fabriekje met twee heuse machines die grote klompen maisdeeg uitspugen. Een gringo ziet men hier blijkbaar zelden laat staan een boomlange. Maar mijn lach doet meestal hun zorgelijke frons verdwijnen. Ik passeer een stoffig voetbalveld en een heuse atletiekbaan met rood gravel. Beiden rond deze tijd uiteraard compleet verlaten. Geen ziel is er te bekennen. Nog verder van zee wordt de schamele bebouwing steeds schaarser.
Meisjes in schooluniform verraden dat het lunchtijd is. Op straat langs een drukke weg verkoopt men tropisch fruit en kokosnoten. Een mager oud mannetje rijdt op iets wat op een bakfiets lijkt tegen de verkeersstroom in. Voorop prijkt een forse bloempot met daarin een grote rode bloem die voor een uit de kluiten gewassen geranium door zou kunnen gaan. Als ik hem een vriendelijke blik toewerp stopt ´ie abrupt en opent een kleine kartonnen doos vol kunstig houtsnijwerk en gebaart trots dat hij het zelf gesneden heeft. Zodra hij de afbeelding van Bob Marley op het boek dat ik bij me draag ontwaart gunt hij me een brede tandeloze lach. Ik geef ´em vijftig pesos en hij neemt vrolijk afscheid met een high five.
De bebouwing wisselt inmiddels af met braakliggende stukken jungle waar prachtige bomen worden overrompeld door wurglianen met prachtige grote bloemen. Vogels zingen niet maar fluiten zoals dat hoort in het oerwoud. Plots bevind ik me in een luxe villawijk. Rijk. Rijker. Rijkst. De grommende honden hier blaffen valser dan in de achterafstraatjes. Op een bouwterrein, verscholen in het groen, zit een mannetje of vijftien stilletjes te schaften. Een paar tussen miezerige betonpalen schamel opgetrokken muurtjes vormen de basis voor de volgende luxe jungle villa.
Meer richting kust loop ik een maxi super binnen om even van de koelte te genieten. Je kan er alles kopen. Van vers gebakken vooral zoete lekkernijen tot motorfietsen aan toe. Een miezerig kereltje pakt leeg voor zich uit starend naar maisbrood geurende taco´s in die in hoog tempo van een lopende band rollen. Tien stuks per zakje. Grote deegklompen voeden de volautomatische machine. Ik koop een flesje aqua purificada en een zachte bleek ogende koek die, weer eenmaal buiten, ver weg naar kokosnoot en citroensap blijkt te smaken. Zelfs de duiven zijn sloom. Traag sjokkend pikken ze de koekkruimels van het asfalt rond mijn voeten. Onwards I go. Op de marinebasis naast de terminal waar monsterlijk grote cruiseschepen aanmeren wordt een twintigtal jongens en meisjes luidruchtig gedrild zoals je dat altijd in Amerikaanse oorlogsfilms ziet. Kortlijvig en gedrongen als ze zijn mogen de rekruten wel een paar kilootjes kwijt. Meer dan dat zelfs want zwaarlijvigheid lijkt hier de standaard. Het dagelijkse dieet van maismeel met vet en zout of suiker eist zichtbaar z´n tol.
Rond de cruise terminal heerst de gebruikelijke sfeer van toeristenkermis waarin mijn rol niet meer is dan die van wandelende portemonnee. Er wordt gesmeekt en gesjoemeld maar ook hier doet een lach vaak wonderen en laat men me meestal met rust. Ik maak me snel uit de voeten. Een straat of tien verderop bestel ik een verkoelende cerveza op een dakterras dat alleen via een paar nauwe donkere trappetjes te bereiken is. De blik op de oceaan met laaghangende oranje zon is werkelijk betoverend.
Peter Berger