Over horrordokters & stadsdichters
Na een kleumend maar kleurrijk weekend barstensvol poëzie ligt columniste enigszins op apegapen. Zelfs het schrijven vereist de permanente aanwezigheid van een snotlap in de niet-schrijfhand onder de neus omdat het niet enkel woorden zijn die stromen. Wellicht heb ik toch iets te lang in de ijzige wind langs het IJ gelopen. Maar het was een rijk weekend dat werd afgetrapt met de open microfoon bij Perdu, waar een bont dichtersgezelschap op af was gekomen. Voorlezers, Slammers, Spokenworders, poëten, het was er allemaal. De volgende middag droeg ik bij Café Baudelaire een gedicht van Mascha Kaléko in het Duits voor, wat enthousiast werd ontvangen. Overal waar ik Mascha lees ontmoet ik belangstellenden, dus wie weet zit er ooit een bundeltje vertaalde gedichten in. In Duitsland is er momenteel geen populairder dichter denkbaar, hoewel ze al enkele decennia dood is. Ze is evenwel nooit echt omarmd door het literaire establishment, daarom moest ik haar in de boekhandel ontdekken en niet op de universiteit.
Ze dichtte over de dingen in het leven, waarbij ze een lichtmelancholieke toon hanteerde. Haar kinderversjes doen sterk aan Annie Schmidt denken. Na afloop liep ik samen met Marije Hendrikx het hele stuk langs het IJ van de boot naar het station. Marije liep te puffen en te hijgen, maar stond op de wandeling. Mijn medicijnen zijn uit de handel genomen, brieste ze, sindsdien ben ik overgeleverd aan horrordokters en malafide ziekenhuizen. Zo’n dokter zei me, mevrouwtje, u bent al oud, uw hart hoeft toch niet meer opgelapt te worden. Pure leeftijdsdiscriminatie is het! En al die onderzoeken lonen zeker wel? Iedere dag alle achttien handen aan het bed waarvan er geeneen weet wat de ander doet? Al die managers die niets anders doen dan reorganiseren? Daar gaat dan al ons eigen risico naartoe! Het draait alleen nog maar om het grote geld.
Vertel mij wat, verzuchtte ik, van alles heb ik gezien. Frauderende instellingen die de zorgverzekeraar kaalplukken, dokters die testresultaten vervalsen voor een “passende” diagnose die meer geld in het laatje brengt, psychiaters die moedwillig een verkeerde diagnose stellen die meer oplevert of om hun CV te spekken… Tegenwoordig ben ik zorgmijder. Ik lever mij niet meer aan die carroussel uit. Enfin, toen we bij het station kwamen, waren we helemaal doorgelicht. Ik moest gelijk door naar de afscheidssoirée van de stadsdichter van Zeist, ook wel nachtburgemeester genoemd en man van mijn voormalige handvaardigheidslerares, Henjo Hekman. Hij liet een puike bundel met 26 stadsgedichten na. Hij hangt op de plee voor de bibliotheek. Er waren optredens van (ex)stadsdichters uit o.a. Eemnes, Zutphen, Kampen, Apeldoorn en een troubadour.
En daar had je het servokroatische leraresje warempel ook. Ik woon hier om de hoek, glimlachte ze ter verklaring. Is dat stadsdichterschap trouwens niet iets voor jou? Utrecht heeft toch geen stadsdichter, gaf ik, alleen een gilde dat uit maar liefst 14 dichters bestaat. Dat is me iets te veel een menigte. Bovendien moet je minimaal twee bundels bij een grachtengordeluitgever hebben gepubliceerd en dan nog eens een sollicitatieprocedure doorlopen. Laat maar zitten, snoof het leraresje, dat riekt mij iets te veel naar elite. Hoe staat het leven verder? Waar hangt Radovan tegenwoordig uit? Sinds zijn levenslang heb ik hem niet meer in het tuinhuis gezien. Wel zag ik laatst in De Bilt een man met een energetische knot, een witte baard en een uilenbril mompelend in zichzelf lopen. Hij schijnt daar bekend te staan als de gekke dokter. Hij ontvangt zijn patiënten in zijn van wierook doortrokken kamer in de Biltsche Hoek waar hij satanische handopleggingen doet om boze geesten uit te drijven. Er wordt zelfs gefluisterd dat hij vrouwen vaginaal en mannen anaal penetreert om zijn heilige zaad te planten. Dat kan onze Radovan niet zijn, toch? vroeg ze bezorgd met een dun stemmetje. Welnee, stelde ik haar gerust, die zou nooit zo diep zinken. Hij viert vast furore in Servië, als dichter.
zonnig bloesemend in het hart
grootbloemig zaaiend tot onvertakte stengel aan gele bloem
liefst met donker hart, de zaden zijn eetbaar
tot drie meter hoog groeit zijn vlassige tong met groene longen
ademen de aarde tot volwaardig bloesemen
we stengelen ons om elkaar, we baren ontploppende knoppen
en noemen het lentewaar, de kop naar de zon gekeerd
die leert zichzelf te beschijnen, je hoeft niet brandpunt te zijn
alleen het goudgeel te laten vallen, ik raap het mais
en koren en alles wat er strogeel hoedend knispert
ik geef het aan jou om te bekoren, laat me niet weten
wie je bent, ik hoop dat je naar behoren de huls
die ik naar je breng van inhoud voorziet, dat je mijn sporen
vergewist, in je gedachten prent en je af en toe herinnert
dat ik bevoorrecht en levensecht ben, de pit in je hart
Jolies Heij