Jolies Heij: “Ik ben dichter, schrijver, performer, troubadour, columnist, dus ik schrijf van alles.”

Over voorschriften & kwinkslagen

Laten we het eens over genretjes hebben, lieve lezer, de splijtzwam bij uitstek om elkaar vanuit diep uitgeholde loopgraven te bevechten. In dit land is men verzot op hokjes en dus ook op genre-aanduidingen. Wat voor teksten schrijf jij? is de aan columniste meest gestelde vraag na: Waar gaan je gedichten over? Over de liefde, antwoord ik dan meestal maar om er snel vanaf te zijn. De andere vraag laat zich zo makkelijk niet beantwoorden. Vaak mompel ik iets als: Ik ben dichter, schrijver, performer, troubadour, columnist, dus ik schrijf van alles. Strict genomen is dat ook zo. Nu kreeg ik afgelopen weekend, toen ik vertelde dat ik óók langere teksten met een humoristische kwinkslag schrijf, voor het eerst de vraag: Schrijf je cabaretteksten dan? Tja, hoe moet ik mijn teksten, die ik op de duitse Bühne breng, eigenlijk omschrijven? Een tekst van vijf minuten over een persoonlijk of maatschappelijk thema die meandert tussen poëzie, spoken word, storytelling, pamflet en column? In Duitsland hebben ze overigens totaal geen last van de dwangmatige scheiding der hokjesgeesten, je gooit gewoon een stuk of wat genretjes op de grote hoop en je hebt een tekst.

Nu heb ik altijd al een pesthekel aan hokjes gehad, als kind en als jongere in een tijd waarin de zuilen nog niet ontmanteld waren, zat ik al liever bij de katholieken dan bij de gereformeerden in de kerk. Tevens heb ik een broertje dood aan dogma’s, dus die ga ik al helemaal niet toepassen in iets wat voor mij het bastion van vrijheid is, namelijk de kunst. Ook in mijn poëzie bedien ik me van verschillende versvormen en genres. Het mooie is daarbij altijd dat de inhoud van het gedicht als vanzelf naar de vorm gaat staan, óf dat de vorm zich aan de inhoud aanpast.

Dat ik overigens voor het wedstrijdje op de Pom “dwangregeltjes” van tweeregelige strofen hanteer heeft alles met die beperking van twintig regels te maken. Die laat zich het beste in een strakke vorm vangen. Trouwens, is Jean Pierre Rawie, Robin Veen of Simon Mulder ooit van het “dwangsonnet” beticht? Nog zo’n heerlijke haarkloverij voor scherpslijpers: het vormvaste of het vrije vers. En als het vormvast is, moet het precies volgens de regels, want we blijven immers steile calvinisten. Uit een uitzondering op de regels zou zo maar een nieuwe versvorm kunnen ontstaan, sterk homeopatisch verdund weliswaar. Zoals er in vroeger tijden bij ieder bijbeldispuut een nieuwe kerk verrees. Nee, ik waagde me liever niet in dat mijnenveld, geef mij maar het vrije vers.

Hoewel ik er eens door Robin Kerkhof van ben beticht een modern sonnet te hebben geschreven, maar dat 4-4-3-3 schema was uit praktische overwegingen ontstaan, want het oorspronkelijke gedicht van vier strofen van vier regels werd door de redactiewegens ruimtegebrek te lang bevonden. Het gekke is dat ik bij het vertalen juist wel van vormvastheid hou, het geeft me houvast, of juist vrijheid, want als de vorm onderhavig is aan de inhoud (is ook een keuze, zoals de vertaler er legio heeft), kun je meer sjoemelen met de tekst. Afgelopen weekend volgde ik een pantoumworkshop, want ik wilde ook wel eens leren hoe het nou echt moet.

Bovendien ben ik dol op de pantoums van Merik en Mirjam. Maar dat pantoum bleek van voorschriften aan elkaar te hangen, natuurlijk in een handboek opgetekend door onze nationale verzenbakker drs. P. Zo ongeveer iedere zin moet beginnen met een “ik” op gevoelsniveau: ik ben, ik sta, ik zie, ik voel. O gruwel, m’n hele zielenleven op papier blootgelegd! Dat krijg ik bij de psychiater al niet voor elkaar, laat staan in de poëzie. Het resultaat was dan ook een voor mijn gevoel vreselijk sentimenteel gedrocht, dat bol stond van de cliché’s. Die cliché’s kunnen we wel hebben omdat het bouwwerk tenminste stevig staat, luidde het milde oordeel van mijn medecursisten. Bij jou komen de herhalingen goed tot hun recht. En anders doe je het als ik, zei cursistenleider Fred Penninga, zo moest ik voor de wijkkrant een gedicht over het belastingkantoor schrijven. Toen ben ik in het staketsel van een gebouw gekropen. Dat liet ik me geen twee keer zeggen. En schreef diezelfde avond nóg twee pantoums.

Guur lichaam (pantoum)

Er zoemt een gonzende lente in mijn hoofd
ik sta in het ontluikende bos
ik zie een goed gevulde, wulpse boom
de wind strijkt door bladeren als m’n haar.

Ik zie een goed gevulde, wulpse boom
hij doet me verlangen naar een lichaam
de wind strijkt door bladeren als m’n haar
de streling schuurt m’n huid.

Het doet me verlangen naar een lichaam
er is een ontblote kou die alleen doet zijn
de streling schuurt m’n huid
het is alsof ik met schilfers ben bedekt.

Er is een ontblote kou die alleen doet zijn
ik voel me een wapperend skelet in de wind
het is alsof ik met schilfers ben bedekt
ik trek m’n schubben uit en dans.

Ik voel me een wapperend skelet in de wind
ik zie een goed gevulde, wulpse boom
ik trek m’n schubben uit en dans
er zoemt een gonzende lente in mijn hoofd.

Jolies Heij

Share This:

Gepubliceerd door Pom Wolff

Hoi, welkom op mijn site pomgedichten. De site is in langzame opbouw net als de dichter. Ik ben geboren in Amsterdam, ik leef daar en wil daar ook wel doodgaan. Ik studeerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam, Rechten aan de Vrije Universiteit en werk als juridisch adviseur in de hoofdstad. Jan Arends is mijn favoriete dichter dan Kopland dan Menno Wigman. Paul van Ostaijen mijn dandyman. In slammersland geniet ik van Roop, Karlijn Groet, Peter M van der Linden - ACG natuurlijk, Ditmar Bakker, Jürgen Smit en Daan Doesborgh. En wat moet ik zeggen nog van Robin Block ( “hee ouwe wolf”) de wildemannen, lucky fonz III - Sander Koolwijk of Tom Zinger: "er is hier zeker 80 centimeter plant waar jij geen weet van hebt...." - mijn windroosmaatjes. Mijn optredens bezorgden mij eretitels: landelijk slamfinalist 2003, 2004, 2005 en brons in Tivoli in 2006, 2007 en 2010, 2011, 2012 en ook weer in 2013. - Dichter van het jaar in Delft 2005, voorts slamjaarwinnaar 2005 van de poëzieslag in Festina Len-te te Amsterdam, winnaar van Slamersfoort 2006. Jaarfinale Zeist 2007 en de BRUNA poézieprijs 2007 in mijn zak. Ik ben de hoogste nieuwe binnenkomer op de jaar-lijkse top-200 lijst van bekendste dichters Rottend Staal – Epibreren 2005. In 2008 kreeg Pom Wolff De Gouden Slamburger uitgereikt vanuit de Universiteit Utrecht – afdeling letteren en won hij het 2e Drentse open dichtfestival. op 19 april 2009 verscheen de bundel 'die ziekte van guigelton' - winnaar jaarfinale slamersfoort 2009. in 2010 won hij de dicht-slam-rap van boxtel en de dobbelslam van entiteit blauw te utrecht. in 2012 de grote prijs van Grimbergen én DE REBELPRIJS voor de poëzie van de REBELLENKLUP. Tot zover enig geronk. In 2014 presenteerde uitgeverij Douane op 22/11 in Café Eijlders de pracht bundel: 'een vrouw schrijft een jongen'. Sven Ariaans schreef in zijn juryjrapport Festina Lente Amsterdam: “Het is iemand die je zenuwen blootlegt om vervolgens op vaderlijke toon te zeggen dat die pijn jouw pijn moet zijn en dat er geen zalf bestaat. Elke cognitieve dissonantie die je voor jezelf op prettig hypocriete wijze had opgeheven, wordt je ingewreven, of zoals medejurylid Simon Vinkenoog het kernachtig zei: "hij verschaft illusieloos inzicht in de werkelijkheid". Ik voel me in deze omschrijving wel thuis.) 'je bent erg mens' van pom wolff verscheen in de befaamde Windroosserie in september 2005 en was in een mum van tijd uitverkocht. Nieuw werk - 'toen je stilte stuurde' verscheen op 18 november 2006 wederom bij Uitgeverij Holland te Haarlem. ook deze bundel was meteen uitverkocht. erik jan Harmens interviewde pom wolff over deze bundel in de avonden van villa VPRO.

Laat een reactie achter