
Bestaat er zoiets als een typisch mannelijke of typisch vrouwelijke literatuur? En lezen mannen voornamelijk boeken van mannelijke auteurs en vrouwen van vrouwelijke? De Volkskrant meende hieraan een heel katern te moeten wijden. Aaf Brandt Corstius gaf ruiterlijk toe vooral boeken van vrouwelijke auteurs te lezen, een enkele Oek de Jong daargelaten, maar Maarten ’t Hart bekende in z’n jeugd de boeken van Cissy van Marxveldt te hebben verslonden omdat hij in de kleine christelijke bieb van Maassluis al snel door de mannelijke auteurs heen was. En ja, vrouwen houden vooral van waargebeurde en psychologische egodocumenten, aldus Aaf, en het zijn overwegend vrouwen die zulke boeken schrijven.
Mijn tip aan de mannelijke lezers (als u mij al leest, ondanks dat ik een vrouw ben) luidt dan ook: voordat u weer eens uw beklag doet over de vrouw, dat ze grillig en ondoorgrondelijk is en u niets van haar begrijpt, lees toch vooral deze vrouwenboeken, bij voorkeur de boeken die druipen van de meisjesellende en u snapt in één klap wat de vrouw beweegt. Zo heeft columniste veel over de man geleerd van stoere schrijvers als Hemingway, Henry Miller, LF Céline, Philippe Djian en Max Frisch.
Overigens heb ik ooit meegedaan aan een experiment, toen we bij diverse gedichten en prozastukjes moesten raden of ze door een man of door een vrouw waren geschreven en de hele klas zat er grotendeels naast, kan ik u vertellen. Maar dat in de normale wereld vrouwen vrouwen lezen en mannen mannen wekt geen verbazing, zoals homo’s homo’s lezen en zwarten zwarten. Opmerkelijker vond ik de boekenkeuze van de aan het katern meewerkende auteurs. Die was sterk angelsaksisch georiënteerd, ABC ging er zelfs prat op alleen maar boeken in het Engels te lezen omdat ze van de engelse humor houdt.
Nou leest mijn lief ook voornamelijk Engels, maar hij leest het liefst SF en Phantasy en dat is hoofdzakelijk in het Engels voorhanden. Bovendien schijnt Terry Pratchett in nederlandse vertaling niet te pruimen te zijn omdat – inderdaad – de specifieke humor verloren gaat. Pieter Waterdrinker noemt nog een paar Russen en zowaar een Duitser, Joseph Roth. Dit is wel een opmerkelijke blikvernauwing en verschraling van de literatuur. (Overigens kende ik in het het rijtje angelsaksische schrijfsters, die ABC oplepelde, er geeneen.)
Duits, de taal van de grote Dichter und Denker, wordt niet eens meer gelezen. Maar ook de franse, spaanse en italiaanse literatuur heeft grote namen voortgebracht. De laatste decennia wordt er – naar verluidt – ook nog wel eens een enkele Scandinavieër ter hand genomen.
Sinds ik Servokroatisch leer, lees ik met enige regelmaat joegoslavische schrijvers en dichters. (Dichters meer, want met gedichten ben je sneller klaar.) Als je een taal leert, moet je je ook verdiepen in cultuur en literatuur, vind ik. Dit afgelopen weekend was ik bij een duitse Lesebühne in Perdu en raakte na afloop in gesprek met de schrijver Harald Gröhler uit Berlijn over de groten uit de duitse literatuur. Waar kan dat tegenwoordig nog? Zo wist hij te vertellen dat Christian Delius nog een aantal jaar in Utrecht heeft gewoond.
Toen ik zei dat mijn pseudoniem op de duitse Bühne Frau Hai (zo werd ik in Freiburg op kantoor genoemd, want Heij is voor de Duitsers lastig uit te spreken) luidt, knikte Harald bedachtzaam en sprak: Dat is een hele goede naam. De grootste namen uit de duitse literatuur zijn einsilbig – Böll, Grass, Mann, Frisch. Namen die u waarschijnlijk niets meer zeggen, lieve lezer, want u leest geen Duits. Veel te moeilijk, hoor ik u al verzuchten, hoewel het – veel meer dan Engels – op het Nederlands lijkt en tijdens het lezen hoeft u ook geen naamvallen te gebruiken. En anders leest u maar een vertaling, ik lever u die graag aan. En u kunt ook niet meer met droge ogen beweren dat de Duitsers geen humor hebben. Harald Gröhler las bij de Lesebühne een dolhilarische scène in een kaplsalon voor waarmee hij het hele publiek, Duitsers en Nederlanders, plat kreeg.
fernweh is ver genoeg
we reizen op de ouderwetse manier
als vogels wiekend op de lucht
we willen ons duurzaam verplaatsen
en alstublieft niet te verheven, meneer
de grens is ver genoeg
hinkstapspringend over gesteven lijnen
een dagje uit met een peertje in de nok
de boulevard leidt de horizon in
zo zie ik de zon in het glas zakken
het onweer is over rijnaken getrokken
dagjesmussen strijken neer in de goot
we zijn allebei al eens doodgegaan
aan fernweh, maar hier staan onze stappen
de verte is nooit bereikt, dromen liggen
op het plaveisel in die nabije stad
we weten dat treinen niet meer rijden
dan tot dat ene station met lekkend dak
de laatste halte tot verzengend azuurblauw
waar ik in jou verzonk
Jolies Heij