de oudejaarscolumn van SUZANNE KRIJGER: ‘Ik kon alleen maar kijken naar haar waterige oogjes en haar mondkapje dat langzaam de tranen opving. Ze kwam net uit de begrafenis, en moest nog avondeten kopen…’




#1
06 dienst: ‘De karren’
 
Ik sta vandaag voor de laatste keer dit jaar bij de winkelkarretjes in de Albert Heijn waar ik werk. De winkelwagentjes die we tegenwoordig allemaal mee moeten nemen de winkel in. In de hal is het de taak van de medewerker om de karretjes, die aan de lopende band terug worden gebracht, schoon te sprayen met desinfectiemiddel, en weer aan de schuiven in de rij. Waar de volgende klant zijn wagentje mee kan nemen.
Het werk bij de karren kan vermoeiend worden na een tijdje. Poeh, dat heb ik kunnen merken, want sinds maart doe ik dit regelmatig. Het insprayen van de karretjes, het aanspreken van klanten die hun winkelwagen niet in de rij met vieze willen aanschuiven, of de terugkomende opmerkingen. “Ach die Corona bestaat niet joh,” “Schuif zelf lekker dat karretje aan, trut,” “Maak je ze wel echt goed schoon?” “Ik ga Godverdomme geen kar meenemen, ben je helemaal besodemieterd…” Het is ook niet altijd leuk natuurlijk.
 
Ondanks de verplichting van de karretjes was er een aantal klanten die het werk leuk maakte. Klanten die ondanks de maatregelen de positieve dingetjes op zochten. De humor in de brommende klanten bijvoorbeeld. Blij zijn met wat er nog is. Zoals ’s avonds normaal over straat kunnen gaan, of toch een aantal mensen over de vloer mogen hebben.
 
Ik moet denken aan een oudere vrouw, die ik nooit meer zal vergeten. Een oude vrouw, die elke woensdagochtend om dezelfde tijd hier boodschappen kwam doen. Precies wanneer ik altijd een shift moest draaien. Ze droeg altijd dezelfde kleding. Een wijde spijkerbroek met een bruin shirt, cowboylaarzen en een bordeauxrood vestje eroverheen. Die laarzen vielen me het eerst op. Expres deed ze alleen boodschappen. Door haar mondkapje heen kon je haar lieve blik zien. Hoe fijn ze het vond wat we deden. Ze bedankte me altijd, elke week, lief voor het schoonmaken voor een karretje, en bracht die terug met een euro ‘fooi.’ “Hier, bedankt he. Jullie doen maar dankbaar werk! Die mensen in de zorg zullen het zo wat minder zwaar krijgen!” Zo liep ze elke keer opnieuw, enigzins wankelend, weg.
 
Op den duur maakten we zo nu en dan een praatje. Over het weer, mijn school, haar vroegere werk, de persconferentie van komende dinsdag. Wat zouden de nieuwe regels worden? Werken die mondkapjes nou echt zo goed? Zou ik nog wel naar school kunnen? Ze hoopte het voor me.
Een tijdje geleden vertelde ze me spontaan over haar man. Ik had gevraagd hoe het met haar ging. Haar man was al een tijdje ziek. “Niet van Corona hoor, nee. Nee hij heeft al een tijdje kanker. Het is maar afwachten zeg maar. Maar ja, ach. Positief blijven he! Dat is het enige wat je kan doen. Ik ben al blij dat we nog af en toe kunnen wandelen, dat vindt John heel fijn.” Ik vond het knap dat ze ondanks haar zieke man nog zo positief kon blijven. Ik schaamde me een beetje. Ik kan af en toe zo boos worden van het saaie werk bij in de hal, en de klanten. Ik moest het eens anders bekijken, dacht ik bij mezelf. Dat heb ik wel geleerd van haar.
 
Op een woensdagochtend in juli. Een warme zomerdag, kwam de vrouw niet op de gebruikelijke tijd opdagen. Ik vond het gek, ze kwam altijd stipt om 09:00 de winkel binnen wandelen. De shift ging voorbij. Vervolgens een aantal weken, maar geen spoor van de vrouw. Ik maakte me zorgen. Zou ze? Nee, dat kan toch niet. Zij zou toch niet? Of haar man?
Een tijd later kwam ze op een zaterdagmiddag in oktober de winkel binnen strompelen. Ze liep moeilijk. Haar blik was op de grond gericht. Ze had niet meer haar gebruikelijke kleren aan. Zwart, vooral zwart droeg ze. Het bleek dat haar man was overleden. Daar was ik al bang voor. Ik vond het vreselijk. “Jeetje, wat heftig mevrouw. Gecondoleerd…” Ik wist niet wat ik meer moest zeggen. Ik kon alleen maar kijken naar haar waterige oogjes en haar mondkapje dat langzaam de tranen opving. Ze kwam net uit de begrafenis, en moest nog avondeten kopen. “Ik ga maar voor een kant en klare maaltijd, want ik heb geen zin om te koken hoor. Stamppot boerenkool, dat ga ik eten… Dat vond John ook zo lekker.” Voordat de vrouw de winkel binnenliep wilde ik een hand op haar schouder leggen. Maar ja, dat kon niet.
 
Deze 31 december heb ik voor het laatst dit jaar bij de karren gestaan. Ik vraag me af hoeveel ik er schoongemaakt zou hebben, en hoelang dit nog gaat duren… Positief blijven, zeg ik tegen mezelf, en het laatste kwartier van mijn shift gaat voorbij. Zo, dat ging toch nog best snel. Zo’n shift van vijf uur. Ik overhandig mijn desinfectiewapen aan mijn collega en wens haar succes. “Nog even!” Zeg ik. “Voor we het weten is het voorbij.” Ik loop blij de winkel uit. Op naar huis.
Vanavond drink ik corona-proof een glas champagne op het nieuwe jaar. Met de positieve instelling van de vrouw met de cowboylaarzen in gedachten, en een denkbeeldige hand op haar schouder. Op een gezond 2021. En bij deze alvast: “Gelukkig nieuwjaar allemaal.”

SUZANNE KRIJGER
 

Share This:

Gepubliceerd door Pom Wolff

Hoi, welkom op mijn site pomgedichten. De site is in langzame opbouw net als de dichter. Ik ben geboren in Amsterdam, ik leef daar en wil daar ook wel doodgaan. Ik studeerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam, Rechten aan de Vrije Universiteit en werk als juridisch adviseur in de hoofdstad. Jan Arends is mijn favoriete dichter dan Kopland dan Menno Wigman. Paul van Ostaijen mijn dandyman. In slammersland geniet ik van Roop, Karlijn Groet, Peter M van der Linden - ACG natuurlijk, Ditmar Bakker, Jürgen Smit en Daan Doesborgh. En wat moet ik zeggen nog van Robin Block ( “hee ouwe wolf”) de wildemannen, lucky fonz III - Sander Koolwijk of Tom Zinger: "er is hier zeker 80 centimeter plant waar jij geen weet van hebt...." - mijn windroosmaatjes. Mijn optredens bezorgden mij eretitels: landelijk slamfinalist 2003, 2004, 2005 en brons in Tivoli in 2006, 2007 en 2010, 2011, 2012 en ook weer in 2013. - Dichter van het jaar in Delft 2005, voorts slamjaarwinnaar 2005 van de poëzieslag in Festina Len-te te Amsterdam, winnaar van Slamersfoort 2006. Jaarfinale Zeist 2007 en de BRUNA poézieprijs 2007 in mijn zak. Ik ben de hoogste nieuwe binnenkomer op de jaar-lijkse top-200 lijst van bekendste dichters Rottend Staal – Epibreren 2005. In 2008 kreeg Pom Wolff De Gouden Slamburger uitgereikt vanuit de Universiteit Utrecht – afdeling letteren en won hij het 2e Drentse open dichtfestival. op 19 april 2009 verscheen de bundel 'die ziekte van guigelton' - winnaar jaarfinale slamersfoort 2009. in 2010 won hij de dicht-slam-rap van boxtel en de dobbelslam van entiteit blauw te utrecht. in 2012 de grote prijs van Grimbergen én DE REBELPRIJS voor de poëzie van de REBELLENKLUP. Tot zover enig geronk. In 2014 presenteerde uitgeverij Douane op 22/11 in Café Eijlders de pracht bundel: 'een vrouw schrijft een jongen'. Sven Ariaans schreef in zijn juryjrapport Festina Lente Amsterdam: “Het is iemand die je zenuwen blootlegt om vervolgens op vaderlijke toon te zeggen dat die pijn jouw pijn moet zijn en dat er geen zalf bestaat. Elke cognitieve dissonantie die je voor jezelf op prettig hypocriete wijze had opgeheven, wordt je ingewreven, of zoals medejurylid Simon Vinkenoog het kernachtig zei: "hij verschaft illusieloos inzicht in de werkelijkheid". Ik voel me in deze omschrijving wel thuis.) 'je bent erg mens' van pom wolff verscheen in de befaamde Windroosserie in september 2005 en was in een mum van tijd uitverkocht. Nieuw werk - 'toen je stilte stuurde' verscheen op 18 november 2006 wederom bij Uitgeverij Holland te Haarlem. ook deze bundel was meteen uitverkocht. erik jan Harmens interviewde pom wolff over deze bundel in de avonden van villa VPRO.

Laat een reactie achter