
Op drie december koopt een jongeman met een petje een tweepersoonsdekbed bij de Action aan de Lombardkade. Hij koopt ook een verpakking van tien reepjes Kinder chocolade en twee Milka repen en betaalt met PIN. Buiten scheurt hij de verpakking van één van de repen open en begint ervan te happen. Als de reep op is gooit hij de verpakking op de grond en begint aan de tweede reep. Op de Goudsesingel neemt bij de tram naar West. Bij stapt uit ter hoogte van Delfshaven. Loopt twee straten en gaat een deur binnen, waar de verf van af gebladderd is. Hij gaat twee trappen op en komt op de overloop van een etage, waar een deur leidt naar de achterkamer en een deur naar de voorkamer. Met zijn sleutel opent bij de deur naar de achterkamer. Vanonder de deur van de voorkamer komt een wietlucht en lage. Langzaam bonzende tonen. Op de vloer van de kamer ligt een vuil matras met daarop een tweepersoonsdekbed. de overtrek is gevlekt. De vloer ligt vol verpakkingen, uiteenlopend van chocoladewikkels en verpakkingen van roze koeken tot lege blikjes energie drink en een verdwaalde papieren McDonalds zak. De jongeman ploft neer op het matras en begint de reepjes Kinder chocolade op te eten. Daarna haalt hij het oude dekbed uit zijn overtrek. Het nieuwe dekbed haalt hij uit de verpakking. Het oude dekbed stopt hij in de verpakking van het nieuwe dekbed. Dan gaat hij liggen en doet zijn ogen dicht. De muziek is nu ook langzaam zijn deur onderdoor gekropen.
Op tien december ruilt de man bij de Action op de Kleiweg het dekbed weer in bij de service balie en krijgt het betaalde bedrag contant terug met aftrek van een flesje Hero cassis. Met negentien euro in zijn zak en een nieuw dekbed thuis loopt bij doelloos de Kleiweg af terwijl bij van zijn cassis drinkt. Dan komt hij voorbij het huis van mijn buren. Daar staat de elektrische fiets van mijn buurman niet op slot. Mijn buurman is vijfentachtig en vergeet wel eens wat. De man loopt voorbij mijn raam, terwijl ik hem de bonnetjes van de Action op de grond zie gooien en zich om zie draaien. Ik ben druk in gesprek aan de telefoon en denk op het tweede spoor, dat ik deze man eigenlijk zou moeten aanspreken op zijn gedrag. Als ik weer uit het raam kijk zie ik een de jongeman met het petje voorbijfietsen op de fiets van mijn buurman. Het duurt even voor ik me realiseer dat één plus één twee is. Dan hang ik de telefoon op en pak mijn fiets en stuif naar buiten. Fiets de zijstraat in richting Oude Noorden en vervolg speurend en hard fietsend mijn weg tot aan het Pijnackerplein. Maar de fiets van mijn buurman zie ik niet meer terug. Thuisgekomen zie ik voor mijn gevel een propje liggen, waarvan ik weet dat de dief het heeft neergegooid. Ik pak het op en zie dat het twee bonnetjes van de Action zijn. De buurvrouw komt intussen naar buiten en beklaagd zich dat de fiets van haar man gestolen is. Ik voel me dom, want ik stond er met een voordeur en een muur zowat naast, toen hij gestolen werd. Ik had beter moeten opletten, de signalen moeten zien en moeten weten dat je dat soort Action proleten, zoals ik ze noem, altijd in de gaten moet houden. Maar daar heb je achteraf weinig aan.
Op drieëntwintig december om vijf uur sta ik voor de slager op de Bergse Dorpsstraat te wachten in de rij voor mijn luxe vlees, dat ik voor de Kerst besteld heb. Op een gegeven moment ben ik de eerstvolgende die de winkel binnen mag. Aan de andere kant van de lantaarnpaal staat een oude man. Hij staat daar al een hele tijd. Het kan bijna niet, dat hij de rij niet gezien heeft. Ik vraag hem of hij ook voor de slager komt. Hij kijkt me vol minachting aan en prevelt dat dat toch voor de hand ligt. Daarop wijs ik hem erop, dat het begin van de rij zich aan de andere kant bevindt. Hij gunt me verder geen blik waardig. Ik kijk naar de rij en overweeg, als het mijn beurt is, de man voor te laten gaan. Net als ik de rij wil vragen of het goed is als ik de man voorlaat, draait hij zich om en loopt weg. Hij is te verwaand om in de rij te staan ‘tussen het volk’, denk ik op dat moment. Rijke, blanke, oude lul.
Ik ken die man niet. De jongeman met de pet ook niet. Ik weet niet wat hen drijft, ken hun verhaal niet en verzin maar wat. Ik heb geen idee of ik iets anders zou doen, als ik in hun schoenen zou staan. Oordelen van wat je niet begrijpt, gaat als altijd enkel op basis van symptomen en patronen die je veronderstelt te herkennen. Niet op basis van onderliggende oorzaken, die je onmogelijk waarneemt. En toch is vergissen niet toegestaan in dit tijdperk van de absolute waarheid. ’s-Avonds laat, ik het donker, vlak voor het slapen, biecht ik in stilte aan een onbekende god mijn zondige gedachten van mijn gelijk op. Hij zwijgt.