‘Mezelf haat ik het meest van allen. Dat heeft me in staat gesteld de dingen te kunnen doen die ik tot dusver in dit leven gedaan heb.’
Onlangs sprak ik een opgroeiende tiener die aangaf geen gevoelens te hebben. De jonge mens gaf aan simpelweg geen vreugde te voelen, of liefde, of zelfs maar boosheid. Alles was mat. Er was geen enkel aanknopingspunt voor gevoel. Ik kon me niet voorstellen dat dit echt het geval was. Iedereen die nog aanspreekbaar is, kun je emotioneel krijgen, als je maar op de juiste knoppen duwt. Dat was mijn eerste gedachte. Toen spiegelde ik de situatie op mezelf. Hoe voelde ik mij als tiener. Hoe stond ik zelf in contact met mijn emoties.
Ik zou er oude dagboeken op na kunnen slaan. Maar dat heb ik al eens gedaan en daar werd ik niet vrolijk van. Doelloze, irrationele duisternis. Angst en boosheid. Twijfel zou een eufemisme zijn. Deze beschreven gedachtenkronkels heb ik door het verloop van jaren af kunnen doen als puberale spinsels. Maar het gesprek met de tiener bracht me toch weer terug. Zou het mogelijk zijn, dat ik mezelf al die voorbij jaren gewoon wijs heb gemaakt, dat ik diepere positieve gevoelens ken? Dat al dat goede, waar ik pretendeer voor te staan helemaal niet gemotiveerd is door een positieve kijk op zaken?
Vroeger kreeg ik vaak het verwijt erg egoïstisch te zijn. Mijn tegenargument was dan altijd, dat ik egocentrisch was, maar niet egoïstisch. Op een goed moment, ga je dat gedrag verbergen, omdat je merkt, dat het maatschappelijke omgang in de weg staat. Dat neemt niet weg, dat de eerste prioriteit, die ik altijd stelde mezelf was. Een argument hiervoor was altijd eenvoudig gevonden in het adagium: ‘Pas als je jezelf kan helpen, kun je ook een ander helpen.’ En zo veranderde ik toch langzaam in een fijn mens voor mijn omgeving.
Maar niet voor mezelf. Het gesprek met de tiener liet me dieper in mezelf kijken en ervaren wat de energie is, die me drijft tot daden. En dat is meestal geen liefde. Het is strijd. Gevoed door angst, wantrouwen en haat. Haat is de sterkste motivator tot actie. En waar is de liefde dan? Die steekt soms de kop op en is ongrijpbaar, ze zorgt voor mooie momenten. Maar liefde kan ik niet hanteren als een werktuig zoals kwaadheid dat bijvoorbeeld kan. Haat maakt me sterk. Het geeft me discipline en uithoudingsvermogen en drijft me tot daden. En in de grond van mijn wezen voelt dat niet goed.
Toch is er een korte periode geweest, dat ik in staat was te leven in liefde en zonder angst en boosheid. Dat ik wel in staat was alles los te laten en tegelijk allemaal mooie dingen te laten gebeuren. Die periode strekte ongeveer van mijn veertigste tot mijn drieënveertigste. Toen ben ik van een steiger gevallen en teruggevallen in de staat van daarvoor. Drinkend en vergetend. Met weekend en genot als motivatie. Onbewust zoekend naar kruimels van mijn betere ‘ik’. Dat realiseer ik me nu. En wederom haat ik mezelf erom. Het is jammer, dat dat het moet zijn, dat me drijft te veranderen ten goede.
Ik begrijp die tiener wel, die worstelt met het gebrek aan gevoel. Die worsteling kan nog heel lang duren. Zeker als je je er na al die jaren niet eens meer bewust van bent.
‘I thought I was someone else, someone…good’ (Lou Reed, Perfect day, 1972)
VON SOLO
DICHTER, COLUMNIST, PERFORMER EN CINEAST
Check de actualiteiten van VON SOLO op www.vonsolo.nl
Lees ook de wekelijkse column van VON SOLO op www.POMgedichten.nl