
Een maand of wat geleden fietste ik laat in de avond naar huis. Het was een lange dag geweest, ik had gedronken en nog zin in een laatste moment van glorie. Bij het inrijden van de Kleiweg zag ik het bekende neon al schijnen. De man achter de spies verstaat zijn vak. Ik wendde mijn teugels en parkeerde mijn ros. Stapte als een cowboy het sleetse interieur van de vlees saloon binnen en ging zitten aan een tafeltje. Eén van de Arabieren kwam van achter de toog en vroeg me wat ik bliefde. ‘Een Fernandez groen en een broodje shoarma met een extra broodje.’ Even later arriveerde er een geperst houten bakje met daarin in papier verpakt een broodje met veel te veel shoarma en in een apart bakje nog een broodje. De sauzen stonden gewoon in flessen op tafel. Inch Allah.
Niet veel later kwam er een luidruchtig stel binnen. De shoarmatent zit ook op de route naar Hillegersberg-Noord en vormt daarom een soort ‘Guilty pleasure’ voor de rijke blanken die daar wonen. De twee die binnenvielen behoorden duidelijk tot deze categorie. De vrouw zag er niet slecht uit, maar was een beetje bedorven door de drank. De man ook, maar had zich waarschijnlijk van wit poeder bediend om nog meer de man te zijn. Aan zijn geaccentueerde jukbeenderen te zien was dat niet de eerste keer. Ze bestelden en gingen zitten. Hij knarsetandde er een lulverhaal uit en zij luisterde begripvol.
Klassering was gescheiden man in het staartje van zijn midlife. Het jaar van de laatste kansen. Zij was zorgzaam voor haar toyman, maar zelfstandig genoeg om hem morgen weer aan de dijk te zetten. Rustig at ik mijn broodje tot de laatste kruimel op. Zij at haar maaltje maar half op en hij liet nog meer liggen. Niet echt honger, zoals hij zei. Aan de toog vroeg hij haar om af te rekenen. Hij had zogezegd geen contanten meer bij. Het plaatje viel in elkaar.
Afgelopen vrijdag kwam ik met mijn zoon van veertien terug uit Parijs. Rond half twaalf in de avond stapten we uit de tram. Hij vroeg of we nog een kleine kapsalon konden gaan eten bij de ’Jaffo’. Ik zei dat dat een goed idee was. We stapten binnen. Zochten een tafeltje, zetten onze rugtassen neer en gingen zitten. We bestelden twee Fernandez groen. Mijn zoon bestelde een kleine kapsalon en ik een broodje shoarma met een extra broodje. We aten in stilte. De smaak van thuiskomen.
Even later kwamen er twee vrouwen binnen van mijn leeftijd. De één wat zatter dan de ander, maar beiden overduidelijk goed in de slappe was. Ze gingen aan de tafel naast ons zitten. Ze blaatten ophoog volume de ruimte vol en bestelden kipshoarma, expliciet zonder knoflooksaus. Zoiets bestel je alleen als je moeilijk wil doen of geen smaak hebt. Vervolgens vroegen ze ons waarom we van die grote rugzakken bij hadden. Mijn zoon antwoordde dat we net terugkwamen uit Parijs.
Ze begonnen meteen te koeren over bedwantsen. Overal bedwantsen. Mijn zoon antwoordde dat we in een goed hotel geslapen hadden, wat ook klopte. Daarop vroeg de niet onaantrekkelijke, in een lange groenleren plissérok geklede vragenstelster of er vloerbedekking lag. Mijn zoon antwoordde bevestigend. Weer was het bedwantsen all over the place. Wij waren klaar met eten, gordden onze rugzakken aan en stonden op. In het voorbijgaan fluisterde mijn zoon het wijf nog toe: ‘Gelukkig kunnen bedwantsen niet tegen knoflooksaus’. En liet naast haar gezicht een stevige boer.
Sommige mensen weten instinctief wat hun plek is. Ander mensen zullen er wel nooit geraken.

DICHTER, COLUMNIST, PERFORMER EN CINEAST
Check de actualiteiten van VON SOLO op www.vonsolo.nl
Lees ook de wekelijkse column van VON SOLO op www.POMgedichten.nl