
Het mag gezegd worden in deze nieuwe bundel van Alja – de bundel met de lange titel – speelt moeder een belangrijke rol. Alja Spaan draagt 37 gedichten op aan moeder in een werkelijk weer schitterende uitgave van Uitgever P uit Leuven.
In het voorwoord op de kaft vinden we in de woorden van Alja een leeswijzer of in ieder geval een aanwijzing hoe de gedichten te lezen zijn. Alja bericht ons over de verwarde laatste/latere jaren van haar moeder, die Alja dichter bij haar – in het gewone leven – ietwat afstandelijke moeder brachten. Hoe moeder Alja voorging en liet zien hoe “daar in die andere wereld” – in die verwarring, in die verwarde wereld het leven is. Welke taal “‘daar in die andere wereld” gesproken/verzonnen wordt: een wereld “met bomen die nu niet meer gemaakt worden..’, en vragen die door een moeder aan een dochter gesteld: “Woon jij nog ergens?” en welke handelingen “daar in die andere wereld” worden verricht.
De bundel is erg actueel. Confronterend actueel: hoe ouder wij lezers worden, hoe groter de kans is dat wij in en aan diezelfde verwarring ten onder gaan – of beter gezegd loskomen van de mensen en de dingen – kortom de wereld waarin we leefden, communiceerden, min of meer voor onze geliefden belangrijk waren, woonden en werkten en lief hadden.
Ik had deze recensie ook heel anders kunnen beginnen. Als volgt: het moet gezegd worden in deze nieuwe bundel van Alja – de bundel met de lange titel – speelt moeder merkwaardigerwijs geen belangrijke rol. Ook al draagt Alja Spaan alle 37 gedichten op aan moeder in een werkelijk weer schitterende uitgave van Uitgever P uit Leuven.
De gedichten gaan in wezen over de dochter van een moeder – laten we voor het gemak de dochter Alja Spaan noemen. Alja haalt herinneringen op – heel veel herinneringen over hoe het vroeger was – thuis met dekentje op de bank, de dominee, de zondagse jas, de geur van 4711, de flessen Exota, haar angsten en ook moeders kilte die zij in haar jeugd voelde, de vogels in de achtertuin, het grindpad, het tuinhek, de melkbussen, in de stallen. Het verdelen van de spullen als het ouderlijk huis moet worden leeggehaald: “..het huis lijkt kleiner zoals ook mijn onderkomen veel kleiner zal zijn als het eenmaal leeg is.” – schrijft Alja.
En hoe het verder moet – hoe ALJA verder moet: “nu zij niet meer lijdt voor mij: aan dit leven, de man of de omstandigheden, nu zij niet meer zegt dat de bloemen in de vaas stinken of hoe het regenen zal …” – “Hoe hard zal ik huilen als ze weg is?” “..mag ik misschien compensatie voor al die kou, zou ik misschien eindelijk haar armen mogen voelen nu”. “….waarom pas ik niet in haar jassen en waarom nooit in haar armen, zou ik niet – moet ik niet vreselijk huilen als ze eenmaal gaat.”
Het hele proces van vroeger naar nu tot aan de dood, de verwarring, de teloorgang en het wegvallen van de echte communicatie, communicatie is instemmend meepraten geworden, liefdevol en met mededogen: “..wanneer dan vraagt mijn mamma en ik zeg overmorgen, ik zeg altijd overmorgen.”
Het is allemaal waar. De gedichten gaan zowel over moeder maar in belangrijke mate zeker ook over de dochter. – in zekere zin worden we ook een beetje door de dichter het proza ‘ingerommeld’ in het tweede deel van bundel. Alja laat daar haar bekende tweeregelige strofen reeksen los, ze verworden steeds vaker en steeds prozaïscher in steeds langere prozaïsche gedachtengangen van moeder, haar woorden , haar humor, haar verwarring, de beschrijving van haar handelen.
De gedichten en later de teksten zijn adembenemend. Adembenemend mooi ook. Dit allemaal staat Alja ook te wachten maar dit staat natuurlijk ook ons lezers te wachten. Moeder ging niet alleen Alja voor maar ook ons lezers. Gelukkig hebben we Alja nog als dichter en dan citeer ik een paar regels uit haar troostrijke openingsgedicht:
“misschien meldt het alleen de zinloze omtrekkende bewegingen die men maakt. (…) / Het maakt niet uit waar je zat, je bent er geweest, ergens, daar dicht bij me (…)/ Misschien zegt het alleen maar iets over de betrekkelijkheid van alles, dat we ons toen zorgen maakten om een toekomst die er later gewoon was..”
pom wolff 24/11/25

