Wij mogen AlJA SPAAN verwelkomen de komende dinsdagen op de site. Het verzoek om de columns van JOLIES HEIJ waar te nemen gehonoreerd. Dank je wel ALJA en de derde is raak: human intrest van de bovenste plank. Overleven, over leven en de liefde door/van Alja Spaan:
“Heeft u haar nog gezien?”
Het gaat vaak over relaties, zei een andere dichter. Wat, zei ik, er ontspon zich geen gesprek, het was een constatering van hem waarmee ik het niet eens was. Vroeger, zegt de lief, schreef je nog wel eens over bepaalde lichaamsdelen. Hij bedoelt dat ik ze toen benoemde op een wijze die iedereen herkende, en handelingen liet verrichten zonder suggestief te zijn. Hij is van de duidelijkheid en praktisch gericht, kunst is alleen iets als het toepasbaar is, is zijn idee. Een relatie heb je overigens ook met de groenteboer en het is huishoudelijk geneuzel als je al dit soort verbanden uitlegt. Nog slepen mijn haren over de grond, nu zilverwit, stijgen er vogels op en klapwieken, soms alleen uit beeld. Ik wil hardnekkig een andere weergave van mijn werkelijkheid.
blijven waar je was
je wilt tikkende tepels tegen je mond open benen om je heupen handen die je armen naar achteren drukken
je wilt strelende handen vingers die in je mond glippen en billen die verschuiven
je wilt verdwalen in haar plooien en beweren later dat er geen sprake was van teruggevonden worden
je wilt gewoon blijven liggen waar je was een natte plek op rode aarde ver onder haar
Het is het verzet tegen dat beeld (https://aljaspaan.nl/2012/11/08/een-vrome-moeder-5/) van het bootje dat langs glijdt onder mijn brug door – een man zit wijdbeens (en ongetwijfeld in korte broek) aan het roer, een meisje zit trots naar hem te kijken op de achtersteven, een vrouw beschermt twee jongetjes op de voorsteven en slaakt een bescheiden gilletje net op het goede moment – zij beseft dat hij de macht heeft en hij is tevreden met haar besef – zij bukt op tijd, legt haar hand in de nekjes van de jongens en lachend kijkt ze later achterom Ik heb nooit zo’n vrouw willen zijn (al gooide ik mezelf op mijn jongens om ze te beschermen), ik ben haar nooit geweest, ik ben nooit dat meisje geweest, nooit die jongens, nooit die man – een zwerver hoogstens die een nacht onder die brug had liggen slapen en van goede momenten weet ik niets.
(log 28 juli 2006)
Het was een oorlog der liefde, een manier om boven het vlees uit te stijgen, om de grens van het tastbare te overschrijden. Het grijpen, draaien, vasthouden was allemaal bedoeld om iets te bereiken dat niet gegrepen, gedraaid, vastgehouden kon worden.
Marilyn French, uit The Bleeding Heart, vertaald tot Het bloedend hart door Molly van Gelder
Jouw merg zit in mijn botten. Mijn bloed stroomt in jouw aderen. Jouw pik steekt in mijn kut. Mijn borsten rusten onder jouw jurk. Mijn vechtende arm put kracht uit jouw schouder. Jouw kleine voeten zetten mij schrap. In volle wapenrusting draag ik slechts jouw hemd, en als jij je haren vlecht, wind je ze om mijn hoofd. Jouw ogen zijn groen. De mijne zijn bruin. Als ik in je groene ogen kijk, zie ik grazige weiden glanzen. Als jij achter mijn netvlies kruipt, zie je forellen flitsen in het riet van het meer. Ik ben ongedeerd, tenzij jij mij verwondt. Ik ben niet sterk, tenzij jij mijn kracht bent.
Jeanette Winterson, uit: The Powerbook
Wat ik met woorden deed en doe, herhaal ik in stof en beelden. Ik zie er geen lijn in, zei een bezoeker jaren geleden toen hij voor mijn kunst stond en wilde bepalen waarover het ging. Als snedig antwoord had ik daarvoor gezegd dat ‘het’ over het leven ging, natuurlijk kon hij daar niets mee en ik eigenlijk evenmin. Het werd eenvoudiger toen ik werken los in de ruimte hing, men kon er onderdoor lopen en even tikken met het hoofd tegen de losse draden, slordig bleef ik, en mannen voelden aan het handwerk, vrouwen niet. Zij schudden hun hoofd om zoveel werk, ik moest welhaast gek zijn, een ouderwetse behoefte hebben aan genoegdoening en wie zou ooit zoiets dragen? Ik verkocht niets. Ze zouden me beslist niet lezen.
Geen verre onvoorziene schrik, voor de dood bijvoorbeeld, maakt hen bevreesd, het is de angst om ooit alleen maar eenzaam mens te zijn geweest – dat lijfelijk onleven niemand te vinden, geen antwoord op hun haast ongelezen nimmer gevraagde vlees, dat uiterst onomschreven niet-zijn doet hen bang wezen.
Huub Oosterhuis, uit: De dichter en zijn vrouw, voor Anton van Duinkerken, uit: Herschreven gedichten 1955-1965 de dood ontkomen
Het zou zo zijn alsof elk woord opnieuw Uitgevonden was, elke handeling opnieuw Verricht en nooit eerder gedaan, elke fluistering Alleen voor jou, nooit eerder gehoord die Vreemde mengeling van talen, je zou Terugkomen en er zou een thuis zijn
Het zou zo zijn alsof elke ontmoeting Een toevallige was, de deuren los dus kom Maar binnen en leg je voeten op tafel, wil Je cappuccino of water, kijk ik heb taart Gebakken van de pruimen uit mamma’s tuin En ruik je de regen die nog na ruist?
Het zou zo zijn alsof we daar al jaren Woonden, samen in één huis, mijn werk Hangt aan de muur en het jouwe staat op Sokkels, de honden slapen met mijn kat en Op het erf grijpen onze fietsen in elkaar Je bouwt een atelier aan huis, nog even
En bezoekers komen langszij en zien Ook het weiland waarin de witte paarden Los lopen, hun dampende lijven staan Stil, je wijst terwijl je achter me staat En omklemt me met je andere hand, ik leun Zwaar achterover, nog even en we
Vallen in het vers gemaaide hooi, stapels Hoog in de wagen of op zolder waar Zwaluwen in de nok van het dak krijsen En paarden op stal stonden, oud bruin bier Stond klaar voor het werkvolk en mijn vader Dronk uit de sloot, schepte het water in zijn
Handen, drink, vang mijn gal, spuug in De komvorm van mij, ik draag je op mijn schouders En galoppeer als een paard, drie keer het erf om Je glist weg in de blubber, het touw spant zich Om de koeien tegen te houden, daar is een Konijn ontsnapt en de pauw spreidt haar veren
Er ligt een vel op de room en een vliegenstrip Hangt vol boven tafel, aan de zijkant van het Huis bij de sloot staat je hut, hoeveel stokken Heb je wel niet verzameld, o mijn indiaan, mijn Tepee is zo leeg, de honden rennen achter je Aan, je moeder is trots op je, ze lacht Terwijl je je hoofd in haar schoot wringt Ze streelt je haar en kruipt met haar vingers In je mond, zo zou het zijn en ze spreidt haar Handen over je wangen en buigt zich voorover Het haar streelt je gezicht, ze kust je diep en Teder, pruimen vallen uit haar shirt
In je open lippen, zo zou het zijn, liefste, elk Woord opnieuw voor jou, elke handeling opnieuw Voor jou, een vinger langs de sporen in je gezicht Zoek me en vindt me terug, een bedelaar op je Stoep, de deur was open, ik ging naar binnen Je tekende aan tafel en sloot de deur achter me
ik had me toch voorgenomen met pensioen te gaan? iets met zalig nietsdoen – maar de poëzie kent blijkbaar geen dolce far niente. zaterdag reuring – alkmaar bij alja spaan, zondag grandcafé genieten – de 50ste editie met bjorn en band. en passant de enige echte virtuele zondagochtendwedstrijd – gewonnen door paul bezembinder – een wedstrijd die mij bij het zoeken van het wekelijkse thema zelf ook een gedicht opleverde:
om jou
geef mij een lege kamer een lege kamer waarin ik wezenloos kan verblijven
misschien is opgaan een beter woord nee opgaan is geen beter woord ik wil niet opgaan – ik wil blijven
om een engel te horen zingen om jou – voor wat altijd al in alles lag
voor wat altijd in alles liggen zal wil ik opgaan in mezelf om te blijven
pom wolff
voorts nagedacht over een injectie. dat ik voor deze moordsite een interactieve vernieuwing zou wensen. dan denk ik aan die ene specifieke functie die ooit (als ik het me goed herinner) schrijfnet kende (of was het poetry alive? – dat er per dag 20 gedichten (en ook geen een meer) op de frontpage kunnen verschijnen en dat daarop min of meer vrij gereageerd kan worden. gedicht nummer 21 is de 1e van de volgende dag. (één dichter hooguit met één gedicht per dag – om ‘wil melker-diarree’ te voorkomen – leeft ie nog?)
gelijkgestemden vinden elkaar dan in de bespreking van hun poëzie. hoe die functie te realiseren? dat is even de vraag van deze pensionado vandaag. voor goede raad – mail me als het u blieft.
Het kost ons het profiel van verraad wij maken onze eeuwigheid kapot er zit houtrot in het water de varkens rotten in hun kleine hokken benauwd rijden de vrachtwagens tot Tibet ik heb geen flauw idee hoe laat ze zijn vertrokken
Maar eens leven we onder een vulkaan de computers zijn kapot, het geile lied van de verzadiging eist zijn tol auto`s rijden op pure alcohol de planeet werd nooit geboren
De mens blijft niet intact het mes zal blijven steken het is werkelijk bekeken oorlogen eisen hun verdomde tax
In Sodom en Gomorra is geen plaats meer voor debielen
In deze gangen klinkt nog zacht het zorgzaam gaan van zusters.
Zij gaat mij voor in witte jas en wijst een cel aan voor de nacht
waarin aan staal geketend ik een paar uur rusten mag.
Paul Bezembinder
pom: de mooiste vrouw van griekenland in een nieuw jasje. they are coming to take me away haha – gekkenhuis. de dichter laat zich in al zijn gekte met graagte leiden door helena – helena zien dan zijn geen pilletjes meer nodig. in huize helena vindt elke dichter rust hoe weinig comfortabel de omstandigheden ook moge zijn. ook paul lijkt met weinig tevreden. jeanine: –> Paul Bezembinder Wauw Paul! Kort en sterk. Ik begin bij ‘zij’ en adem bij ‘mag’ pas uit en ik leef nog. Ik word hier blij van. Dank!
Marc Tiefenthal – Wat zal komen, wat weer weggaat
Rik van Boeckel – in de kamer van ‘t weemoedig hart
Petra Maria – in deze lege kamer van het leven
Merik van der Torren – zullen we wolken bestijgen
Aratrios – briefje met de fles verdwenen foto’s nooit verzonden
Paul Bezembinder – Zij gaat mij voor in witte jas
Anke Labrie – het perspectief nog nauwelijks zichtbaar
Cartouche – haar flanken mijn kussen
Frans Terken – op een wankel moment
Jako Fennek – ik zal luisteren naar het roeren van je mond
u kent de regels: de gedichten niet te lang svp – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.
wie wint de enige echte virtuele – geef mij een lege kamer – een lege kamer
waarin ik wezenloos kan verblijven – trofee op pomgedichten?
Juryvoorzitster deze week – de inmiddels in Brabant wereldberoemde Jeanine Hoedemakers – weer terug van vakantie en op haar post. het thema contemplatief – een kamer, een lege kamer – dichtersgedachten in die kamer – we lezen graag waarheen de dichter ons brengt – hoe donker zal het licht zijn en hoe licht het donker? hoe wezenloos ook – we hopen het te mogen lezen.
om jou
geef mij een lege kamer een lege kamer waarin ik wezenloos kan verblijven
misschien is opgaan een beter woord nee opgaan is geen beter woord ik wil niet opgaan – ik wil blijven
om een engel te horen zingen om jou – voor wat altijd al in alles lag
voor wat altijd in alles liggen zal wil ik opgaan in mezelf om te blijven
pom wolff
Laat maar komen nu het gaat
Zo’n kwartet speelt kamermuziek. Ik speel het klaar.
In mijn kamer geen muziek, geen stemmen. Geen poes om te strelen, geen vogel om te kwelen.
In de keuken hooguit gepruttel. Ik staar wezenloos uit het raam. Wat zal komen, wat weer weggaat, laat maar. Kreeg ik maar iets te zien.
— marc tiefenthal dichter essayist / poète essayiste
pom: tiefenthal plaatst de elementen van alleen zijn in zekere zin achter elkaar hier in dit gedicht – de verzuchting in de slotregels – de pruttelende koffie in de keuken op de achtergrond – wat weer gaat zal eerst moeten komen. een onontkoombare vaststelling. soms is poëzie van een genadeloze en harde waarheid gemaakt.
jeanine: marc tiefenthal dichter essayist / poète essayiste
Laat maar, schrijft de dichter, alsof hij het wel gelooft, die stilte. Dat zich afvragen wat er zal komen en de wetenschap dat er steeds als er iets gaat ook iets komt, terwijl hij tegelijkertijd de verzuchting uit; kreeg ik maar iets te zien. Intrigerend neergezet, zo Tiefenthal dat nu eenmaal graag doet. Hij zwerft mét en een beetje tussen de woorden en de lezer vangt noodgedwongen het dolen aan. Op zich is dolen een aangename bezigheid en je komt altijd wel ergens en zo niet, dan laat maar. Immers. Als het dan toch moet, hè.
Thuis uit de droom
Thuiskomen is als wakker worden uit de droom die vakantie heet
daar staan stoelen getekend in het raam van verwachting
een tafel leidt naar weerspiegeling van verleden dat ooit heden was
de roadtrip nestelt zich vrijmoedig in de kamer van ‘t weemoedig hart.
Rik van Boeckel 7 september 2019
pom: ja – de contemplatie gevonden in de kamer van het weemoedig hart. prachtig gezegd. een droomvakantie voorbij en dan weer jezelf terugvinden. dat was zeker ook de opdracht deze week – rik heeft er poëzie van gemaakt. tijd, ruimte, heden, verleden en een romantisch hart én ritme: zie daar de ingrediënten van de romanticus, de romantische teksten van rik van boeckel. jeanine: Rik van Boeckel 7 september 2019
Wat soepel en poëtisch neergezet. Ik ben er stil van en voel dat er een deur open zwaait. Ik ga naar binnen en wacht stilletjes af.
ALS DE WIND
als de wind gaat liggen op haar zachte wolken en het zonlicht wat rebels door kieren sluipt
spreekt het dan vanzelf als zilver op een blanke tafel hier mijn hart jou te vergeven
zou dan zelfs het sterven niet zo eenzaam zijn als waren wij voor altijd samen in deze lege kamer van het leven
Petra Maria te Barberino
pom: de lege kamer van het leven – het generale thema van petra maria – na het verlies, na de dood kan het alleen nog maar levendiger worden – vaak als verlangen neergeschreven soms als schrale constatering van uitstralende pijn – hier beschreven als de lege kamer van het leven. auw. jeanine: Petra Maria te Barberino
Petra geeft zich over aan een dichterlijk zich afvragen. Oh wat zou ik je graag een antwoord geven, want je schrijft het als schrijf je een brief aan mij. Ik ben de lezer en ik weet het niet, je overpeinzing zet zich in me voort. Dat is altijd al een knap resultaat. Helder en direct, geen poëtische manoeuvres om de lezer af te leiden.
Zullen we dromen ?
En het boek lezen hoe het allemaal begon, en miljarden jaren geleden de sterren lichtten.
Liederen zingen over de rivier in de bergen, hoe jij de kruik vulde, voor de fabrieken kwamen en de bordjes : “GEVAAR, NIET AANRAKEN !”.
Hoe jij je lange haren schudde, ik wijn proefde van je lippen, hoe het allemaal begon; zullen we dat doen
zullen we wolken bestijgen als hoge kastelen ? Zullen we dromen ?
Merik van der Torren
pom: de vraag – het verlangen om te dromen – het antwoord moet nog worden gegeven – de vragensteller vooralsnog in spanning alleen. merik weet wel waarheen de liefde twee mensen kan brengen. voorbij de sterren, over rivieren in de bergen, terug naar dat enorme begin van elkaar proeven als een zachte zoete gewurzstraminer 2016. (o sorry webmaster laat zich even gaan). boven alle wolken uit en hoge kastelen – ja dat is merik. als hij gaat dromen is het einde zoek en de liefde daar.
jeanine: Merik van der Torren
Wat heerlijk. Je droom is beeldend en verleidelijk. Schitterend die zin in kapitalen, gevaar, niet aanraken! Bezwerend haast daar je een wens, die zo vol ingehouden hang naar vervulling in zich draagt, inderdaad niet aan moet raken. Dat verstoort slechts en dat moet je bij een wens tot samen dromen niet hebben. Dat is wat ik denk en ik dank je Merik, gedichten die je brein naar je hart brengen zijn altijd zo plezierig.
claire 2017 nog steeds in kader jij aan mijn venster na je bloemrijke voordracht rimbaud ter afronding bezig je naw te noteren
maar de poëzie bracht jou niet het was het eerste moment
de dekschuit mijn terras le bateau ivre door de gracht naar een roes gewiegd in het waterlicht had je je laten vangen voor je naderde van de medestudenten eindelijk los om
mijn nederige behuizing op te hemelen en de zon die erlangs streek en ik meende jou extra nascheen toen speels brutaal jij de verbeelding op agfa kwam opeisen mijn alledaagsheid wankelen deed
briefje met de fles verdwenen foto’s nooit verzonden
Aratrios
pom: hoe de ALLEDAAGSHEID van de dichter aan het wankelen wordt gebracht als zij voorbij komt en de liefde op het eerste gezicht nog voor de poëzie toeslaat. zeer herkenbaar deze emotie – die een leven lang meegaat – en ze heette claire blijkbaar in het geval van arie. claire of het grote zo indringende en alles innemende licht van de liefde – voor even om daarna niet meer. maar existentieel genoeg om ook voor altijd te zijn. jeanine: Aratrios
Ach, een gedicht waarin ineens het licht doorbreekt. Heel even, maar lang genoeg om de dichter in verwarring achter te laten en te doen inzien dat zijn leven wat gewoontjes werd. Zoiets. Wat bleef, deining en nooit verzonden foto’s en een peinzende lezer, hier in Rosmalen.
oud schilderij
over het versleten linnen lopen vervaagde lijnen
de verfhuid dun geworden de kleuren ingeschoten en het vernis gebarsten
het perspectief nog nauwelijks zichtbaar zoekt het verdwijnpunt
anke labrie
anke labrie pom: anke giet de vergankelijkheid in termen van linnen, verf en vernis – om te eindigen in een onzichtbaar geworden verdwijnpunt. zonder perspectief valt er niet te leven verder. ook hier in dit gedicht die onontkoombare waarheid die samenvalt met de poëzie – en ook al ‘verkondigt rené brandhoff dat “dat niemand op de waarheid zit te wachten.” – wij wel op poëzie. en zeker de waarheid van een dichter – zoals hier geschilderd. jeanine: anke labrie
De vergelijking van het ouder worden met een oud schilderij. Heel goed getroffen vind ik. Ik word er een beetje stil van en mocht ik het verkeerd lezen dan nog is dit het wat ik proef. Dat verdwijnpunt, beklemmend maar ook geruststellend want …
Laat
Laat de vrieskou van het vaderland maar tieren tegen het vel van de huid zich hechten aan de schelpen, het zand van stranden in mijn ooghoeken waaien zich vastbijten in de lellen van het vlees
het deert noch vreest de beet van winter waar het zich gedragen weet door sporen – hamer en aambeeld – van een smidse, de stijgbeugel van de merrie in zijn midden die hem aandrijft, buigt en strekt
het knisperen, flikkeren van vuur door geen getij of tijd te temmen te doven zolang zij hem het oor leent naar zijn hand komt, maar tam is ze niet ze verlangt zich te verliezen en ik evenzeer
uit te breken uit de leegte van een kamer naar het plateau waar niets boven en niets onder geen ruimte links en rechts alleen dag en nacht waar licht en donker zich constant splitsen
pom: nou het is weer flink raak in huize vromen. er lijkt weer eens een dichter losgeslagen als – vergeef me de vergelijking – als luk paard. alle negentien regels in dienst van die prachtige en adembenemende laatste: ‘haar flanken mijn kussen’. tussen de regels door in de laatste strofe lezen we dat dichter ook wel wil breken met die lege kamer die hem omringt. de dichter gegrepen door zijn eigen wervelende woorden. we leven met je mee cartouche.
jeanine: 07-09-2019 / Cartouche
Wat een vaart. Ik galoppeer door dit gedicht en ben een beetje teleurgesteld als ik die laatste regel lees. Ik zie zo links en rechts al mensen steigeren in woorden maar ik vind die regel net iets te veel. Ook al weet ik dat hij geheel legaal daar staat, een bestaansrecht wist te overmeesteren. Toch…..! Man, je kunt schrijven dat weten we al maar als een paard in galop gaat bestaat de kans dat het op hol slaat. Als het de stal ruikt bijv. Dank Cartouche
Op het blad
Vandaag is de kamer leeg als het blad op de schrijftafel nog geen pen te bekennen om er woorden aan te geven
zoals ik de beker voor me met de ogen wil vullen het proeft als een karige slok op een wankel moment
nog niet het deinen dat aan dansen grenst hoe het tussen rust en onrust op en neer gaat
kamerbreed de golven waar ik een vinger op wil leggen dat ik tussen woorden drijf de hand rust op het blad
FT 08.09.2019
pom: de dichter beschreven op een wankel moment in zijn bestaan. waarheen, wat dreigt, wat is niet meer te overzien, wat brengt de dag en wat niet meer, wat nooit meer. het is maar goed dat we het niet weten. dat we elke dag opstaan in onze eigen lege kamer die zich snel laat vullen met ons bestaan
Jeanine: –> FT 08.09.2019
kamerbreed de golven waar ik een vinger op wil leggen
Ja hoor, daar doen we het voor. Tante zou nu beginnen over slecht gelegd zeil maar tante slaapt dus de kust is veilig. Knap in feite dat bij al dat deinen je hand op het blad kan rusten. Fijn beschreven, een moment van voor het schrijven gaan, nog in de ban van iets wat er aan vooraf ging. Een inbetween moment.
Dag Pom, hoop dat het je goed gaat. Goeie deelname vandaag. Ik voeg er mijn stukje tekst aan toe, op de valreep natuurlijk. Wens jullie een fijne dag toe. Tot binnenkort. Jako
vage belofte
geef mij een vogelkooi als kamer rondom getralied met uitzicht op de vecht, een kooi waarin ik wezenloos zal staren naar het buigen van de roeiers waar ik zal luisteren naar het roeren van je mond en het fluiten van de vogels
eenmaal de apathie ontvlucht zal ik je een gedicht over het lot van de muze schrijven tien vingers in de lucht de leegte van het vel de tralies van de kamer zicht op de vecht
jako fennek
pom: doen we jako. ik wil jou wel eens in een kooitje zien – kijkend naar het schoon dat aan je voorbij gaat. dat wordt een onrustig kooitje dat weet ik zeker. mooie eerste strofe hier. kijken wat onze strenge voorzitster hoedemakers van de woorden vindt. of ze zelf in een bootje stapt en aan je voorbij vaart. een mooie dag daarboven in het zwitserse voor jou en de jouwen.
jeanine: –> jako fennek
Jako schrijft zich een vogelkooi in. Zoekt de tralies op om van daaruit zicht te krijgen op het in en om hem heen. de leegte van het vel de tralies van de kamer zicht op de vecht
met daaraan voorafgaand tien vingers in de lucht. Beter een vogel in de hand, enz. Zal het gedicht er komen? Dat gedicht voor de ‘je’? Beeldend en berustend maar ook een tikje moedeloos …. Dat laatste woord, ‘vecht’. Welhaast freudiaans. De dichter vecht zich die kooi wel weer uit.
Vandaag doen we ALKMAAR – reuring in Alkmaar in café Koekenbier, van 1600 uur tot 1800 uur een feestje! – mogelijk voor het laatst in café koekenbier omdat ze aan het einde van het jaar het café sluiten voor nieuwbouw woningen. ‘waar meneer wolluf is geweest sluiten ze de tent’ – krijst buurvrouw Bettie van haar platje van drie hoog achter hier in de jordaan naar beneden.
Maar we gaan eerst daar nog mooie dingen doen kind – iets met kunst en met de dichter gonggrijp – je weet wel die dichter met dat jagershoedje en dat veertje – de dichter die nogal begaan is met de natuur. maar over hem mag ik niet zoveel schrijven want hij heeft podiumvrees en als je over hem schrijft wordt die vrees steeds maar erger.
Welke dichter? Watte? Veertje? Hoedje? WIE? WIE WIE? krijst bettie. kind schreeuw niet zo hard de hele jordaan is wakker straks. Hoedje? WIE? WIE WIE? schalt het opnieuw door de jordaan. GONGGRIJP Bettie GONGGRIJP heet ie – een dichter met een veertje en met podiumangsten. maar we moeten het NIET over hem hebben dan wordt ie nerveus. “OOO op die manier, een dichter, ken geen kwaad, een lieverd dus ” was betties slotconclusie voordat ze achter de was verdween.
De column is nog niet begonnen of de column is al weer af lieve lezer. Koekenbier vanmiddag zaterdagmiddag dus alkmaar – de reuring zoals altijd verzorgd en gepresenteerd door ALJA SPAAN. Ik verheug me op de bundel die Paul Roelofsen – zijn nieuwe bundel ‘Een bloembed, een bloedbad’ voor me mee zal brengen en ik verheug me het optreden te zien van GERDA BLEES: ‘Ik heb het idee dat ik een heel gelukkige alzheimerpatiënt zou kunnen zijn’ – zijn gevleugelde woorden van dichteres Blees – doe ik deze erbij:
voor haar
ik zal 4 dagen in de week om half 7 en 3 om half 9 met ingehouden adem ik zal haar troosten als ze verdrietig is ik zal elke ochtend zorgen dat ze eet een dekentje over haar heen leggen als ze slaapt in haar stoel
en alle stekkers weer in het stopcontact doen en de wc ontstoppen als ze weer kattenkorrels
ik zal op 10 plaatsen hetzelfde briefje neerleggen haar uitleggen wie haar brieven stuurt ik zal eten wat zij nog voor mij en zeggen dat het lekker is ik zal elke dag voor haar koken en haar geheugen zijn en ik zal chocola kopen omdat ze dat lekker vindt
pom wolff
“Welke dichter? Watte? Veertje? Hoedje? WIE? WIE WIE? krijst bettie. kind schreeuw niet zo hard de hele jordaan is wakker straks. Hoedje? WIE? WIE WIE? schalt het opnieuw door de jordaan. GONGGRIJP Bettie GONGGRIJP heet ie – een dichter met een veertje …”
Vermoei de woorden niet met waar ze onder lijden met onbeduidend leed met ongerief en gram met patserige pertinentie en obsessief gedram
bevrijd ze uit hun dagelijks gezeik laat ze dansen, springen en spelen tegelijk laat ze spatten tot op grote hoogte laat ze verblinden met licht dat mooier is dan dat van regenbogen
Ergens op Zuid staat er een stoplicht op rood. Over het fietspad haal ik de stilstaande auto’s rechts in. Uit één van de ruiten klinkt een pompende housebeat van een nummer uit de jaren negentig. Een moment ben ik weer terug in mijn eigen auto uit de jaren negentig. Een volkswagen Polo met een goede stereo-installatie. Linkerhand aan het stuur en rechterhand om de versnellingspook. Mijn bloed stroomt snel en mijn reflexen zijn tot scheermessen gescherpt. De beat drijft de wagen op hoge snelheid de bochten door en ik voel me een hele bink. Het is alsof mij een belofte gedaan wordt. Alsof er ergens een gewillige vrouw naakt met haar benen wijd op me wacht, die als mijn Polo gereden wil worden tot het rubber verbrand is en de zon weer opgaat. Mijn voet drukt het gaspedaal weer diep in. Onoverwinnelijk.
De auto die ergens bij het stoplicht in Zuid staat is van een Japan merk. Klein en versleten. Er zit een man in die misschien tien jaar jonger dan mij is en tien jaar ouder toen wanneer ik in mijn Polo reed. Hij kijkt uitdrukkingsloos voor zich uit tot het licht weer op groen gaat en de auto voor hem gaat rijden. De hele aanblik wekt droefenis op.
Alleen de muziek die uit de auto komt vertelt een ander verhaal. Het licht gaat op groen en de auto rijdt zonder enige levenslust te midden van de andere auto’s door. Niet het geluid van een dikke V8. Het pruttelen van een verkouden koffiezetautomaat met prostaatproblemen. Hoe vaak ik die muziek ook luisterde, nooit lag er als ik thuiskwam een vrouw op me te wachten. Niet zoals de muziek me mezelf onbewust deed beloofde.
Ik denk aan de vier seizoenen van Vivaldi. Hoe dat voelt als je die hoort. Dan is er niets. Er is muziek. Enkel muziek. En dat voelt goed. Er is geen belofte. Geen waarheid of verlangen. Geen teleurstelling of bedrog. Dan denk ik aan een vrouw die voor me ligt. Met haar benen wijd. Er is geen begeleidende housebeat. Geen gevoel van onoverwinnelijkheid of verhevenheid. Wanneer we in elkaar opgaan is er enkel vervulling. Het leven zit vol valse sentimenten en lege beloftes.
Trap er niet in.
VON SOLO DICHTER, PERFORMER, COLUMNIST EN CINEAST www.vonsolo.nl
aan een column beginnen zonder onderwerp is zoiets als wachten op je uitsmijter of beter je spiegel-ei in een restaurant of lunchroom. nou die regel mag er zijn merkt uw columnist trots op achter zijn compie.
waarover te schrijven. gisterenavond bezoek. ik noem geen naam of toenaam maar de vrouw was blij er even uit te zijn. bij haar thuis een echtgenoot met beginnende alzheimer/dementie. dat is het vermoeden. hij leeft heel erg in zijn eigen wereldje. nu al een jaar lang.
en zij kan het maar niet aanvaarden. ze is nog steeds actief in de zakenwereld, leeft haar eigen actieve leven nog – nu zonder hem op de zaak – zoals ie nu thuis is heeft ze hem nooit gekend – zo was ie niet vroeger – nou ja wel een beetje maar dat viel niet zo op. de verbindingen in het hoofd werken niet meer. zoiets moet het zijn zegt ze. het verhaal brengt je terug bij je eigen vergankelijkheid. bij de teloorgang, de aftakeling. bij het gedicht – overal is wel poëzie van te maken – ver van de werkelijkheid die in wezen vaak te hard is voor poëzie:
voor haar
ik zal 4 dagen in de week om half 7 en 3 om half 9 met ingehouden adem ik zal haar troosten als ze verdrietig is ik zal elke ochtend zorgen dat ze eet een dekentje over haar heen leggen als ze slaapt in haar stoel
en alle stekkers weer in het stopcontact doen en de wc ontstoppen als ze weer kattenkorrels
ik zal op 10 plaatsen hetzelfde briefje neerleggen haar uitleggen wie haar brieven stuurt ik zal eten wat zij nog voor mij en zeggen dat het lekker is ik zal elke dag voor haar koken en haar geheugen zijn en ik zal chocola kopen omdat ze dat lekker vindt
Merkwaardige dag gisteren toch. De italianen wilde ik zien in Assen. (drents museum) Maar er was file in de ochtend. Rijkswaterstaat vergat snachts bij werkzaamheden strepen te trekken op een bepaald wegvlak richting Assen. Alles moest dicht en alles moest afgesloten want er zouden en moesten strepen getrokken. rijkswaterstaat staat op haar strepen.
nou dan maar naar assen via lelystad en ik tiepte de stoephoer in: hup naar assen jij maar via lelystad. en nu komt het: in nederland kun je assen niet bereiken vanuit amsterdam zonder groningen aan te doen. maar dan moeten we toch eerst omhoog om daarna weer omlaag te gaan schreeuwde ik tegen de vlaamse stoephoer in mijn auto. ze bleef onverstoorbaar. ‘niet keren’, ‘volg de aangegeven route’, ‘over 165 kilometer rechts aanhouden’ – ja en OOK dan weer tientallen kilometers terug brulde ik in mijn japannertje. niets hielp. via groningen naar assen bepaalde stoephoer.
waarom tiep ik dit allemaal? uiteindelijk is assen gehaald en de terugweg naar amsterdam verliep vlekkenloos via zwolle en verder via een inmiddels goed gelijnde route. de italianen mooi – mooi geschilderd – italie bestaat vanaf 1861 leerde ik. in Assen zijn schilders en hun late 19e eeuwse schilderijen met romantische, met socialistische en met symbolische motieven te zien – en ook dat éne doek met die onweerstaanbare vrouw en haar onweerstaanbare blik (“contemplatie” van Vittorio Corcos). in mijn armoede kocht ik in de museumwinkel een knuffel – en op die knuffel heb ik vannacht mijn hoofd neergelegd om in te slapen denkend aan die ene onweerstaanbare vrouw. ach leefde ik maar in de 19e eeuw. wat een droom. nooit eerder zo gedroomd van niemand niet.