DITMAR BAKKER recenseert “GEDICHTEN” van PAUL BEZEMBINDER: ‘Een vergeten bundel roomblanke verzen’

Pom, liefste,

Het leven kenmerkt zich door een arbitrariteit die onze eeuwigheid benadrukt. Een vergeten bundel roomblanke verzen—“Paul Bezembinder” staat erop gestanst in onverzettelijk zwart—in mijn brievenbus gevonden, verslonden en nog eens doorgespit (‘Verdammt na, Ablativ!’) na deze tijdens eerste lezing smalend weggeworpen te hebben toen ik erachter kwam dat duurverdiend gevonden intertekst in een register achterin was opgenomen (‘Opgelost.’): Hölderlins Gelbe Pfirre (‘Zo dacht ik toch.’) vinden we niet terug, noch de door Komrij geprezen vertaling die Mulisch ons achterliet, lezers moeten zich tevreden stellen met “AANTEKENINGEN” in klein zetsel.

Toch handig, achteraf—om te beginnen beheers ik het Russisch niet zoals Bezembinder moet doen, getuige diverse (obscure?) bronnen waar aan gerefereerd wordt door auteur in zijn “AANTEKENINGEN”. Hier en daar parelen er zelfs woorden in Grieks alfabet op de pagina’s. Bovendien—hoe kunnen we ons anders van de welbelezenheid des dichters verzekeren? Hij las vast veel Komrij.

Ondergetekende kreeg deze leut toegestuurd door de webmaster dezes—jij, Pom. Je aantekeningen in potlood (‘sulfieten schrift’ zou die knappe Karin er wellicht van gemaakt hebben—ráts, het is besmettelijk) vormden een prettige handreiking tot een begin van ontsluiten van de bundel. Wel moest ik diverse gesprekspartners in wisselende staat van ontkleding op het hart drukken dat ik bij het lezen van poëzie niet zo hysterisch ben.

Poëzie met een knipoog, vol vrijage, leuk voor de intellectuele mens (‘Efemeer genot!’). Zij wordt omschreven op de achterkant als het resultaat van een zoektocht “naar de belans tussen serieuze poëzie (sic), pastiche en smartlap.” Ook wordt er gewag gedaan van enkele vertalingen uit het Russisch die door mij in landelijke luiheid en onlust (het is verdomme ècht besmettelijk) om het Cyrillisch alfabet te leren niet zijn nagevorst. Maxima culpa.

Daar zit ‘m natuurlijk wel de kneep—in die zoektocht, bedoel ik—dat álle poëzie serieus is, óók pastiche en smartlap, wat niets van doen heeft met sentimentalisme of lichtvoetigheid maar veel zo niet alles met de gebruikte techniek om tot een poëtisch eindproduct te komen. Dat geldt voor pastiche en smartlap net zo goed—wat trouwens te doen met Van Kootens “De Noorderzon Scheen”? Het door M. Servaes vertolkte maar door driekwartnazi Lucebert geschreven “De Soldatenmoeder”? Polzers “Zij Dwaalde Eenzaam”? Ik dwaal af—neemt u van mij aan dat in dergelijke producten ook aspersorisch zweet gaat zitten. Enfin—Bezembinders poëzie omvat dus alles, naar eigen omschrijving. We zullen zelf tot classificatie over moeten gaan.

Gelukkig staan er ook enkele sonnetten ter analyse in de bundel gedrukt—laat ik mij er nu op voor staan daar ook iets vanaf te weten—hier en daar verlucht door frivole fiorituur (verdómme, Karin!) van webmaster zelf (‘hoer’ staat naast het lieflijke “Voor Bloeme” geschreven boven een triomfantelijk omcirkeld ‘tevreden klant’ in het feitelijk gedicht)—die me aldus leiden kunnen.

Ik vind er zes in de bundel die zijn afgedrukt in een klassiek 4-4-3-3-of-4-4-4-2-schema, suggererend dat dichter zich hier vóór staat op een traditie. Een snelle scan leert dat auteur zich in deze werkjes echter van een soort mix van het Siciliaans (ABAB) en Shakespeareaans schema[1][2] bedient, en in “Mariënburg” het rijm zelfs even loslaat. Daar is niets mis mee, dat mág, alles mag, alles mag en wilt u daar leverworst bij, maar een ‘klassieke versvorm’ zoals trots op de achterkant vermeld staat dat bundel er specimens van in zich draagt, is het niet—het is een nieuw construct, door dichter gewrocht. Wanneer in “De Overgave” wordt gesproken over vakmanschap en poëzie, “de kracht van zeggenschap en vormbehoud” vraagt deze lezer zich af of auteur ironiseert—een goed lopend gedicht dat in existentie vormbehoud laakt doordat het rept van datgene waartoe het zelf niet in staat is? Auteur niet in staat is? Enfin—variatie in rijmschema’s is iets waar vele groten mee geëxperimenteerd hebben. En kijk, er staat toch een ècht Italiaans werk tussen: “Zeelucht” is zuiver Siciliaans en tweemaal rime riche nemen we voor lief. Niets aan de hand—laten we lettergrepen tellen.

Zeelucht

Hij was piloot. Er ging geen dag voorbij
of hij was op verkenningsvluchten mee.
Gelokt door wolkendrift doorkruiste hij
het nevelruim van n’importe welke zee.

Toen zich bij Brise Marine, de rederij,
een ‘situation’ voordeed, ginds op zee,
werd hij gevraagd. Zij schoof langszij,
Ondine, de proxy van monsieur le PDG.

[…]


Een eerder werkje, “In Andalusië” verdraagt dat niet. Welwillend tot aan alexandrijnen aan toe concludeer ik dat het wat dat betreft een rommeltje lijkt te zijn. Het hindert het ritme niet—maar het is een tweede vormaspect waar auteur los mee omgaat. Zelfs het charmante “Zeelucht” gaat gebukt onder één geval van slimmigheid van de schrijver—ik weiger betekenis te zoeken in het doorschuiven van voeten, zoals gedaan in r.8-9 van het gedicht—en één geval van Fout door de schrijver (r.4).

Uitgaand van de Franse uitspraakvoorschriften (Jazeker, die worden zo anaal-retentief opgesteld als de Algemene Nederlandse Spraakkunst) is het onmogelijk de finale -e in “n’importe welke” te eliseren of in te slikken. Daarmee komt het aantal lettergrepen op elf. J’accuse!

Ach, zoals gezegd, de bokkesprongen hinderen het ritme uiteindelijk niet—auteur heeft vast zijn best gedaan de zinnen uitgeschreven een op de jambe geënte melodie te doen klinken. Het werkt heus—het misstaat niet. “Voor Bloeme” heeft—buiten dat rijmconstruct—bijvoorbeeld een metrum in zich dat klinkt als een klok. Webmaster, híer was die opmerking ‘ditmarbakkertje’ die ik vond elders in de bundel, bij “Las Meninas”, meen ik—gód, wat een ingewikkelde zin was dat, ik heb er nog koppijn van—welgeplaatster hoewel minder complimenteus geweest (práchtig gedicht, “Las Meninas”!). De allegorie van tweeslachtigheid wordt zo’n tien, twaalf regels vastgehouden om te culmineren in een wat flauwe clou—dat doe ik ook wel eens, niemand zeggen hoor, toe!

De bundel: hit & miss. De bundel draagt voor de meeste lezers heerlijks in zich. De bundel is potpourri van kolder en porno en zwaar aangezette barok. Hits: “Las Meninas”. Onbekende, zelden gebruikte woorden! Fijnzinnige en vooral nuttige beeldspraak—dat laatste lijkt de huidige poëzie nogal eens te missen als een dronken hoer haar pumps, maar de hoeren in deze bundel staan op stiletto’s. Soepele kwatrijnen. Misses: af-
brekingen in enjambement. Odysseus die de contemporaine Ivo de Wijs wel lijkt te echoën—dat is géén compliment—met relatietherapie voor Penelope en meer van zulk moderns. Het gemengd stijlgeritsel in verschillende werkjes.

Bezembinder maakt zich er qua classificatie makkelijk of duurdoenerig, wat u wilt en de leverworst is afgeprijsd vandaag, vanaf en laat de lezer het werk doen, geholpen door zijn eigen aantekeningen. Fijn voor de, ehm, drukke lezer. Hoe we het ook moeten classificeren, het blijkt vooral degelijk, doordacht werk dat niet zonder reden in diverse tijdschriften werd gepubliceerd. Het is aan te raden de gedichten één voor één te lezen en te herlezen, gezien hun incidentele complexiteit.


[1] Voor de lieve verstaander zet ik het er maar bij, maar zoals Dorleijn & Van Boven ook al melden in hun ‘Literair Mechaniek’: dat zijn helemaal geen sonnetten, dat zijn gewoon gedichten—enfin, ze melden iets dergelijks. Eens! Daarom laat deze lezer het gedicht aan Lucrezia dan ook buiten beschouwing.

[2] Eén van de zes werkjes, zich Janusachtig “Sonnet” noemend óók nog, blijkt zuiver Shakespeareaans maar blijft nu juist om die reden ook hier verder buiten beschouwing.

Share This:

Gepubliceerd door Pom Wolff

Hoi, welkom op mijn site pomgedichten. De site is in langzame opbouw net als de dichter. Ik ben geboren in Amsterdam, ik leef daar en wil daar ook wel doodgaan. Ik studeerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam, Rechten aan de Vrije Universiteit en werk als juridisch adviseur in de hoofdstad. Jan Arends is mijn favoriete dichter dan Kopland dan Menno Wigman. Paul van Ostaijen mijn dandyman. In slammersland geniet ik van Roop, Karlijn Groet, Peter M van der Linden - ACG natuurlijk, Ditmar Bakker, Jürgen Smit en Daan Doesborgh. En wat moet ik zeggen nog van Robin Block ( “hee ouwe wolf”) de wildemannen, lucky fonz III - Sander Koolwijk of Tom Zinger: "er is hier zeker 80 centimeter plant waar jij geen weet van hebt...." - mijn windroosmaatjes. Mijn optredens bezorgden mij eretitels: landelijk slamfinalist 2003, 2004, 2005 en brons in Tivoli in 2006, 2007 en 2010, 2011, 2012 en ook weer in 2013. - Dichter van het jaar in Delft 2005, voorts slamjaarwinnaar 2005 van de poëzieslag in Festina Len-te te Amsterdam, winnaar van Slamersfoort 2006. Jaarfinale Zeist 2007 en de BRUNA poézieprijs 2007 in mijn zak. Ik ben de hoogste nieuwe binnenkomer op de jaar-lijkse top-200 lijst van bekendste dichters Rottend Staal – Epibreren 2005. In 2008 kreeg Pom Wolff De Gouden Slamburger uitgereikt vanuit de Universiteit Utrecht – afdeling letteren en won hij het 2e Drentse open dichtfestival. op 19 april 2009 verscheen de bundel 'die ziekte van guigelton' - winnaar jaarfinale slamersfoort 2009. in 2010 won hij de dicht-slam-rap van boxtel en de dobbelslam van entiteit blauw te utrecht. in 2012 de grote prijs van Grimbergen én DE REBELPRIJS voor de poëzie van de REBELLENKLUP. Tot zover enig geronk. In 2014 presenteerde uitgeverij Douane op 22/11 in Café Eijlders de pracht bundel: 'een vrouw schrijft een jongen'. Sven Ariaans schreef in zijn juryjrapport Festina Lente Amsterdam: “Het is iemand die je zenuwen blootlegt om vervolgens op vaderlijke toon te zeggen dat die pijn jouw pijn moet zijn en dat er geen zalf bestaat. Elke cognitieve dissonantie die je voor jezelf op prettig hypocriete wijze had opgeheven, wordt je ingewreven, of zoals medejurylid Simon Vinkenoog het kernachtig zei: "hij verschaft illusieloos inzicht in de werkelijkheid". Ik voel me in deze omschrijving wel thuis.) 'je bent erg mens' van pom wolff verscheen in de befaamde Windroosserie in september 2005 en was in een mum van tijd uitverkocht. Nieuw werk - 'toen je stilte stuurde' verscheen op 18 november 2006 wederom bij Uitgeverij Holland te Haarlem. ook deze bundel was meteen uitverkocht. erik jan Harmens interviewde pom wolff over deze bundel in de avonden van villa VPRO.

Laat een reactie achter