
de dinsdag voor jolies heij, de woensdag voor merik van der torren (soms mirjam al) , de donderdag voor VON SOLO voor U! en de vrijdag soms mooi gemaakt door lisan lauvenberg met een limburgs accent. tweewekelijks peter posthumus en zomaar af en toe arie van egmond of ditmar bakker – van noord tot zuid … pomgedichten – met in het weekend de enige echte virtuele zondagochtendwedstrijd.
maar het woord is nu aan JOLIES:
Over pianospelers & bordeelsluipers
Columniste onderweg naar het tuinhuis na een lange reis vanuit Sarajevo. Hier en daar piepten herfstkleuren door het helmgras. Eikels lieten zich van de boom op het tuinpad vallen. De natuurgenezer lag genoeglijk languit op de sofa aan zijn fluitekruidpijp te lurken. Hij schoot overeind alsof ik hem betrapte bij een sacrale bezigheid. Ben jij nou alweer terug? blies hij. Voor mijn gevoel ben jij gisteren weggegaan. Ik geb niet eens de kans gegad om jou te missen.
Tuttut Radovan, zei ik vermanend, een beetje hartelijker asjeblief. Ik ben bijna een maand weggeweest, heb een zware reis achter de rug en dan wacht mij zo’n ontvangst. Maar ach, ik ben inmiddels wel aan je nukken gewend. Was sich liebt, das neckt sich, zal ik maar denken. Neem mij niet kwalijk, zei hij iets milder gestemd, ik gad een geweldige tijd in gotel Oud Londen, geb geerlijk in de bossen gedwaald met mijn bulldog, algoewel zij niet meer zo goed ter been is, maar dan rustten we uit tegen een boom of op een zandverstuiving en lagen na afloop uren te weken in get ligbad. Ach mijn lieve bulldogje, zij is de enige vriendin die ik nog geb. En ik dan? riep ik verontwaardigd uit. Jij was er toch niet! riep hij terug. Jij gebt je vermaakt op die verre Balkan met die gitsige mannen die jou maar naar gun gol bleven slepen terwijl ik gier wegkwijnde. In de bossen van Zeist kon ik tenminste even alles vergeten, er waren geen rechters, geen aanklagers, geen kwijlende medegevangenen zoals die gek van een incontinente Mladic en geen kantinevoer van drabbige gutspot.
Waar héb je het over? vroeg ik. Alsof jij het in het tuinhuis zo slecht hebt, alsof jij niet je eigen potje kunt koken, niet vrij bent in je doen en laten en de cel met Mladic zou moeten delen. Wanneer heb je die überhaupt voor het laatst gezien? Hij zuchtte. Wel, sinds mijn geilsoldate de gort op is en niet meer voor mij kookt maakt get servokroatische leraresje soms iets voor me klaar, maar de scholen zijn weer begonnen, dus geeft zij weinig tijd. Dan zit er niets anders op om in de gevangeniskantine te eten en soms voel ik mij zo eenzaam dat ik Mladic aanklamp voor een spelletje kaart, maar gij kan niet tegen zijn verlies, dus laat ik gem maar winnen, anders maakt gij mij voor Snorremans uit en zegt dat ik een slechte pianospeler ben. Maar gij wil bij patience steeds toupen en geeft niet door dat ik zijn bluf doorzie.
Maar gelukkig ben jij terug en goef ik niet meer naar die vervelende generaal toe. Als jij nou ook nog mijn potje kookt, geef ik jou een befbeurtje. Slivootje? Nee, dank je, dat heb ik de afgelopen weken al genoeg op, dat is daar net zo goedkoop als water. En ik wil best voor je koken, maar laat dat befbeurtje maar zitten. Geen gedoe met kerels meer, ik heb me ook naar die hitsige Balkanmannen toe heel decent gedragen. Zelfs toen er geen taxi kwam en ik wel naar zo’n feromonenhol moest. Maar ik zei, je moet niet denken dat je een pijpbeurtje krijgt als dank, want ik hou alleen van Radovan. Echter, zeker van jou wil ik geen befbeurtje, wat denk je wel niet? Het is je enkel om wraak op je geilsoldate te doen. Hij boog beschaamd het hoofd. Je gebt gelijk, ik gou van jou als mens en dan mag ik jou niet misbruiken voor mijn intriges en politieke spelletjes. Maar ja, jij misbruikt mij ook als personage om wraak te nemen op je muze, om gem via de literatuur trappen na te geven.
Tuttut, zei ik, eerder om via de literatuur met hem te communiceren, daar is hij immers mijn muze voor. Zoals ik jou iedere keer in de column laat opdraven om de lieve lezers te begroeten. En nu moet je naar mijn vakantie vragen, zodat ik de lieve lezers daarover kan informeren. Jij hield je daar toch in een klooster schuil, Radovan? Ik was nog in een klooster in Dobrun bij Visegrad. Ach werkelijk? grijnsde ie. Bij die bordeelsluiper met de baardje en die vettige haren? Ja, dat is ‘m, zei ik, had ik hem soms de groeten van je moeten doen? Neenee, gij kent mij alleen met energetische knot, die geb ik zelfs op zijn verzoek laten staan.
Maar de busreis was een hel, vervolgde ik, een Serf op de bus schold me uit omdat ik geen servische krant had en een kroatische grammatica bij me droeg. Daarom ga ik ook nooit met vakantie, zei hij, bussen doen me aan deportatie en etnische zuivering denken, daar geb ik m’n bekomst van. Ik zag op de markt in Banja Luka anders een T-shirt met je afbeelding, gaf ik. Dat waren andere tijden, verzuchtte hij. Mijn rijk is verkwanseld. Nu ben ik enkel nog geer en meester over get tuinguis.

Nalatigheid is essentiëel voor deze streken.
Hier spuugt men op de stoep en rookt een sigaret.
Vooruitgang is een oprisping gebleken.
We zijn voor geld en Volkswagen bezweken,
zo rijden we naar plaatsen op de niemandskaart gezet.
Nalatigheid is essentiëel voor deze streken.
Teloorgang heeft iets bestendigs en de bleke
kinderen verveeld tussen de raderen geplet.
Vooruitgang is transfer van voorwerpen gebleken.
Met wat er is gebeurd kun je niet breken,
het verleden is vernis en onbeheerst verzet.
Nalatigheid is essentiëel voor deze streken.
Deze mislukte kopie ligt maar te weken
in de tijd, herinneringen verontwaardigd ingevet.
Vooruitgang is mythologie gebleken.
Wij zijn de lachspiegel van jullie vorstelijke streken,
wij willen als de heren zijn in het gespreide bed.
Nalatigheid is ’t fundament van deze streken,
vooruitgang is een ontsnappingsfuik gebleken.
Jolies Heij
