
We moeten terug naar de natuur. Het groen in. De bossen in. Weidse uitzichten. Daar vinden we ons zelf terug. Op Wadden eilanden, langs de kust. In de bossen en parken. Waar de vogeltjes fluiten en de insecten welig tieren. Daar ligt de kern van ons bestaan. De nucleus, die we middels onze ongebreidelde vooruitgangsdrang aan het splijten zijn. Het is nog niet te laat. Moeder natuur is er nog. Ga naar het platteland. Ga terug naar je wortels. Daar waar je vandaan komt!
Ik kom uit een dorpje in Zeeland. Als je daar een paar minuten de juiste kant uit fietste, dan was je buiten het dorp en daar strekten de akkers zich uit, tot de dijk, waarachter het Kanaal door Zuid-Beveland liep. Dijk en kanaal waren in mijn jeugd al rigoureus verhoogd en verbreed. Ik kan me nog herinneren, dat ik samen met mijn eerste sekspartner betrapt werd in het bos achter het dorp door de boswachter. Ook toen trok de natuur me dus al. De weidsheid heeft nog steeds deze aantrekkingskracht op me.
Onlangs was ik weer een weekend in Zonnemaire op Schouwen-Duiveland. Op zondagochtend ging ik een lange wandeling met de honden maken. We liepen het dorp uit richting de dijk. Achter de dijk bleek meer polder te liggen. Ik volgde de dijk verder tot ik bij de Grevelingen kwam. Daar liep ik langs een verlaten haventje van Rijks Waterstaat. Vervolgens kwam ik langs een kwelder. Daarover uitkijkend was een soort theateropstelling van oude stalen tractorzittingen gemaakt, waarop je in alle rust de natuur kon aanschouwen. Daarachter de brakke Grevelingen. Waarvan een paar jaar geleden vastgesteld is, dat er weinig leven meer in zit.
Verderop ging ik weer beneden aan de dijk lopen, omdat ik anders erg natte schoenen zou krijgen door het hoge gras op de dijk. Op de akker zag ik een groepje hazen lopen. De honden zagen ze ook, maar konden er door de riemen niet heen. Op de dijk zag ik sporen van een terreinwagen, die er omhoog gereden was. In de sloot zag ik een drainagebuis uitsteken, waar langzaam gelig water uit liep. Toen bemerkte ik een leeg blik Schultenbrau in de berm, dat ik grappend afdeed als een teken van beschaving. En toen ineens kwam de realisatie.
Waar ik me bevond. De asfaltweg onder mijn voeten. De dijk en de sloten. De akkers. De hazen, waarvan de groei van de populatie door wildstandsbeheer wordt gereguleerd. De zorgvuldig geplante bomen. De eendenkooi bij de herenboerderij. Er was hier werkelijk niets, dat niet door mensenhanden gemaakt of aangeraakt was. De hele wereld zoals ik hem door de jaren heen had gekend trok aan mijn geestesoog voorbij. Overal was er altijd de hand van de almachtige mens geweest, die mijn omgeving vorm gegeven had.
Ik heb altijd gedacht, dat ik de natuur kon aanraken, als ik dat wilde. Maar, dat, waarvan ik dacht dat het de natuur was, is nooit meer geweest dan een decor.
VON SOLO
DICHTER, COLUMNIST, PERFORMER EN CINEAST
Check de actualiteiten van VON SOLO op www.vonsolo.nl
Lees ook de wekelijkse column van VON SOLO op www.POMgedichten.nl