
Er leeft een laksheid om me heen. Mensen menen steeds vaker, geen deel te hoeven uitmaken van de werkelijkheid om hen heen. Ze vluchten weg in slimme apparaten, thuiswerk of abstracties. Al staat hun huis in brand, voor zo ver dat hun zaak al zou zijn, kiezen ze er voor het blussen buiten zichzelf te plaatsen.
Vorige week liet ik de hond uit op de middag. Het was het tijdstip, dat de scholen uit gingen. Terwijl ik langs de Bergse Achterplas liep, ontwaarde ik een sjofel individu die op een markante wijze stilstond op het pad. Ik vroeg me af wat hij stond te doen. Een paar seconden later realiseerde ik me, dat hij stond te pissen. Gewoon midden op de dag, midden op het voetpad. De eerste kinderen passeerden al. Nog een seconde later knapte er iets in me.
Vloekend rende ik op de man toe. Met zware stemverheffing vroeg ik hem, wat hij dacht dat hij aan het doen was. Dat was evident. Vervolgens gaf ik hem in niet mis te verstane bewoordingen aan, dat wat hij deed zeer ongewenst was. Ten slotte stelde ik hem dwingende de vraag: ‘En wat zeg je dan?’ Daarop keek hij me glazig aan. Ik herhaalde mijn vraag enige decibels luider. Men had het schreeuwen kunnen noemen. Hij antwoordde: ‘Ik zal het niet meer doen’. Ik bevestigde dat dat het juiste antwoord was en dat hij nu kon opsodemieteren.
Even later moest ik lachen in mezelf. Het was een mengeling van verbazing, trots en twijfel. Had ik juist gehandeld? Dat besprak ik de volgende morgen met een collega-hondenbezitter. Deze vroeg of ik spijt had. Ik antwoorde van niet. Hij gaf aan, dat hij vond dat ik het niet kon maken, iemand zo uit te kafferen. Mijn repliek was, dat ik van mening was, dat het juist belangrijk is, dat zo nu en dan te doen. Iedereen is tegenwoordig, niet geheel onterecht overigens, bevreesd neergestoken te worden, als je commentaar geeft op wangedrag. We werden het in de te korte tijd die we hadden niet eens.
Het zette me wel aan het denken. Ik was van mening, goed gedaan te hebben, door verbaal geweld toe te passen. Ik had het gevoel gehandeld te hebben. En dat zou goed moeten zijn. Te vaak zie ik mensen niet handelen. Maar wel veel praten. En schrijven of beleid maken, zie ik ze ook. En meningen ventileren via digitale media. Maar hoe vaak zie je een burger op straat een overtreder terechtwijzen? Men praat en praat en praat, maar doen, ho maar. Het vinkje ‘ik vlieg milieubewust’. Het ‘beter-leven’-logo op gefabriceerde voedingsmiddelen. Het tientje voor Unicef. De digitale kerstkaart van Hallmark. Het is als je afrukken en er zoveel bij fantaseren, dat je jezelf wijs kan maken, dat het goede seks was met een lekker wijf.
Het typeert een ontwikkeling, waar ik mijn vinger nog niet op kan leggen. Ik denk dat de mens zo nodig losgeweekt moet uit zijn weefsel. Daarom ook de afkeer van geweld en confrontatie. Daarom de liefde voor yoga en brave beschaving. Individualiteit boven solidariteit. Kiezen voor zelfbedrog, vermomd als goede vrede. Maar ik denk, dat ik nog net met één gen te veel in ‘mijn andere wereld’ sta. Waar enkel nog dat echt is, dat bestaat, als ik de stekker uit alle andere dingen getrokken heb. En ik weet het, als schrijver heb ik geen recht van doen. Maar gelukkig besta ik ook nog buiten het papier.
(Daar hebben we in Rotterdam nog een motto voor)
VON SOLO
DICHTER, COLUMNIST, PERFORMER EN CINEAST
Check de actualiteiten van VON SOLO op www.vonsolo.nl
Lees ook de wekelijkse column van VON SOLO op www.POMgedichten.nl