
Van A naar B fiets ik door de groene zone van Park Zestienhoven. Vijftig meter voor me zie ik uit tegengestelde richting drie voetgangsters me tegemoetkomen. Ze lopen op mijn weghelft, omdat het natuurlijk buiten de bebouwde kom lijkt. Ze nemen gedrieën de gehele rijbaan in. Honderd meter verderop komt me ook nog een bejaarde op een elektrische fiets tegemoet. Om de dames heen fietsen is me daardoor onmogelijk geworden, daar ik anders frontaal op de elektrofietser zal botsen. Dus ik minder vaart en houdt halt voor de wandeldames.
Ze kijken me aan of ik een stuk stront ben. Naast ons zoeft het geëlektrificeerde lijk voorbij. Ze lopen om me heen en ik stap weer op en fiets door. Er is geen woord gewisseld.
Ondanks veel filosofie en onderzoek en een hoop optimistische boeken, durf ik intussen wel te stellen, dat de meeste mensen niet deugen. Het leven heeft me geleerd, dat er een tachtig-twintig-regel opgaat voor mens en maatschappij. Tachtig procent van de mensen kan het allemaal gewoon niets schelen. Ze zijn totaal onverschillig. Hun handelingsmotieven komen voort uit kleinzieligheid. Ze waaien mee met de wind, die hun het hardst een bepaalde kant uit blaast. De overige twintig procent van de mensen is in te delen in kwaadaardig en goedwillend.
Beiden ongeveer tien procent. Hierbij zijn de kwaadaardigen altijd in het voordeel. Zij hoeven zich niet aan bepaalde ethische codes te houden. Ze verzinnen meestal wel de regels van het spel, om ze dan zo snel mogelijk weer te overtreden. De goedwillenden houden zich er echter wel aan, omdat ze het als afspraak zien. Hierdoor komen ze altijd op achterstand te staan. De tachtig procent laat zich gemakkelijk leiden door marginaal eigenbelang en daar speelt de kwade tien procent goed op in. Het beschouwt de tachtig procent als koop-, kies-, klap- en vechtvee. Domesticeert het en trekt er zoveel mogelijk profijt van. Daarbij telkens ervoor zorgend, dat de tachtigers niet het besef zouden ontwikkelen, dat andere dingen dan consumeren, op een scherm turen en straks ‘vechten voor de vrede’ misschien meer zouden bijdragen aan een betere wereld.
U zal misschien nog denken, dat die tachtig procent er ook niets aan kan doen, omdat ze niet beter weten. Maar neem nou de drie dames op het fietspad. Zij vertoonden schijnbaar onschuldig gedrag. Maar in werkelijkheid was het onverschilligheid over de wereld om hen heen. En een kille onbewuste haat, tegen de fietser, die stopte en hun in de weg stond. Als ze op een dood moment al zoiets stoms doen, dan kun je uittellen hoeveel vaker ze nog veel debielere dingen doen.
Als een jongen met een pistool een andere jongen van zijn fiets berooft is dat een feit. Maar reken maar, dat het geen op zichzelf staand feit is. Uiteindelijk is een mens toch ook een optelsom van alles wat hij doet. Niets is triviaal. En vergeet vooral niet, alles wat hij niet doet. De rotheid wordt vaak afgewenteld op die paar slechte appels. Het zijn echter alle appels die willoos mee verrotten, die de hele mand vernachelen. De buurman die de onderduikers aangeeft is op dat specifieke moment nooit fout. Daarom is die tachtig procent niet onschuldig. Die mensen deugen niet. En het maakt niet uit tot welke bevolkingsgroep u behoort. U zal het tijdens de komende verkiezingen wel weer meemaken.
VON SOLO
DICHTER, COLUMNIST, PERFORMER EN CINEAST
Check de actualiteiten van VON SOLO op www.vonsolo.nl
Lees ook de wekelijkse column van VON SOLO op www.POMgedichten.nl