PETER BERGER onderweg in MEXICO en verder weer – reisverslag en impressies

La Isla Bonita. San Pedro? Aha! That is what it was all about. Madonna. Belize. Weer wat geleerd. How to get there from Cancun? By air, of course, maar beter met wielen en over water. Bus. Taxi. Taxi. Boot. In die volgorde. Eerst met de Ado, Mexicaanse versie van de Amerikaanse Greyhound, tot aan grensplaats Chetumal. Hoofdstad van Quintana Roo. Dan per taxi iets verder zuidwaarts naar de Belize border. Een meer dan vriendelijke chauffeur met vlassig wit haar is bereid het erop te wagen. Poging zes ofzo. Eerdere taxi drivers reageerden hoofdschuddend. Lacherig soms. Maar Google zegt dat het kan. Dus. De man, die geen woord Engels spreekt, draagt kraakschone gebleekte katoenen hemdsmouwen als aanvulling op z´n even smetteloze mouwloze shirt dat van die glimmende parelmoeren plastic knoopjes heeft. Iets uit een boek over vroeger: losse hemdsmouwen. Nooit eerder gezien. Maar het bestaat. In Mexico. Eenmaal onderweg rolt hij ze, een voor een, met een slome veegbeweging langs beide onderarmen op tot aan z´n polsen, zachtjes neuriënd verder rijdend tot aan de slagboom bij de grens. Alle vier de ramen wijd open. Zongebruinde armen. De man weet van wanten en heeft het blijkbaar vaker gedaan. Grenstoerisme.

Eerst Mexico uit. Na een praatje met een onzichtbare wetsdienaar achter het spiegelende glas van het grensloket gebaart hij me het gebouwtje, dat nog geen drie bij drie meet, via de zijdeur binnen te gaan. De dienstdoende ambtenaar is vriendelijk, strikt en geloofwaardig. Spreekt uitstekend Engels bovendien. Z´n gesteven uniform zit ´em als gegoten. Geen plooitje of vouwtje te bespeuren. Snor perfect in model. Gezicht strak in de plooi. Een Mexican gentleman kortom. Die bestaan dus toch. Papierwerk. Toeristenbelasting. Stempels. Witte en blauwe formulieren. Hurray! Free to go. Eenmaal buiten staat de taxi geduldig te wachten. Vervolgens door de neutrale zone naar de Belizean border. De grens is weliswaar sinds kort weer open maar niet voor buitenlandse auto´s. Taxi´s incluis. Maar de goede man maakt geen aanstalten rechtsomkeert te gaan voordat er een Belizaanse taxi is gearriveerd. Gracias! Bagage verhuist van de ene kofferbak naar de andere. Ciao. Daarna wordt er wederom rustig afgewacht; hij weet wat er komen gaat. The new driver. Volgende loket: een verplichte antigeen test die serieus en met care wordt afgenomen. Eerst betalen. Roze formulier. Rechtsonder ondertekenen. Geel betalingsbewijs. Dan naar het loket om de hoek. Kijk er toch weer scheel van. Kriebelstaaf in je kop. Ik grap dat m´n hersens ervan jeuken. Er wordt gelachen. WTF? Iedereen lacht hier. Met een vette glimlach op z´n minst. Na een minuut of twintig de uitslag. Ze nemen het serieus. De Belizeans. Wat een contrast met Mexico. Daar is het soms, zonder duidelijke reden, verplicht bij een beach party. Zo´n test. Why? Joost mag het weten. Zolang je maar betaalt. Het dient geen enkel nut want het staafje gaat niet voorbij het randje van de neusvleugel en iedereen mag meteen door. De uitslag wordt niet eens afgewacht. Iedereen is negatief. Gegarandeerd. Methodology.

Maar hier in Belize is het niet voor saus. Landsbelang. Na de negatieve testuitslag met de nieuwe taxi door naar het immigration office even verderop. Bagage wederom de kofferbak uit. Formulieren. Stempels en nog meer formulieren in alle kleuren van de regenboog. Ik overdrijf. Het valt best mee met dat papierwerk. Het appelleert aan iets moois van toen ik jong was. Toen men nog rust in het lijf had. Bovendien wordt je bij ieder loket vriendelijk bijgestaan door een immigration official. Het duurt even, maar loopt allemaal smooth en het helpt dat Engels hier de voertaal is. Het is er trouwens erg rustig. Bij de grensovergang. Slechts drie man en een paardenkop willen erdoor. Hoogstens. Okee, zes misschien. Soit. Dan ter afsluiting de verplichte bagagecheck door een donker rasta meisje die me onmiddellijk doorlaat zodra ze Bob Marley Untold in m´n tas ziet zitten. ¨Nice read sir!¨ Glimlach. Boks. Hup weer de taxi in, richting kustplaatsje Corozal. Morgen met de boot naar San Pedro.

In de taxi denk ik terug aan de dagen in het compleet uitgestorven Sisal. Good memories. Liep er een Mexicaanse vrijgevochten dame tegen het lijf die hoog jumpend met haar kite eenzaam de golven trotseerde. Brown skin. Blauwe ogen. Blond haar. Duitse vader. In short: a macho magnet. Lustobject. Volgens eigen zeggen. Dezelfde avond spelen we darts en domino bij haar thuis en drinken we te veel bier uit groene en bruine literflessen. Zie haar nog zo voor me. Aangeslagen vertellend over de lockdown vorig jaar. Andere koek. Het dorp dat zonder pardon een half jaar hermetisch werd afgesloten van de buitenwereld. Ze vertelt over de armoede. Over de macho cultuur. Dat je er als vrouw weinig tot niks waard bent. In Mexico. Gratis kiteles aan jongens uit het dorp? Door een chica rubia? Dacht het niet. Girl power? No way! Feministische idealen worden niet omarmd. Integendeel. Ze kreeg onlangs nog een boete voor topless zonnen omdat nota bene de buurvrouw bij de sheriff had lopen klagen. Waarom ze Mexico niet verlaat? ¨I need to feel the pain. I need to feel the pain,¨ zegt ze vol hartstocht. ¨This is my home. See? My home. I know you can understand. I know. You can feel the pain.¨ Tranen in beide ogen. Eenmaal flink aangeschoten lossen we alle wereldproblemen op: lack of freedom. ¨People just don’t realize what freedom is,¨ proclameert ze plechtig met haar hand op het hart. ¨And this makes me really sad.¨ Ik voel het kloppen. Haar hart. Meer tranen. Snikken. Meer bier. Weird dreams. Koppijn.

De bootreis is hobbelig en ik heb het voorrecht om hoog en droog op het bovendek een metertje achter het stuurwiel en de breedgeschouderde kapitein plaats te mogen nemen. Tussen beide matrozen in. Het is vroeg. Een paar local teenagers liggen te slapen op de bankjes aan weerszijden van het dek. Het is er een natte bedoening. Op die bankjes. De overige passagiers zitten benedendeks. Het is een polyester schuitje van nog geen twaalf meter met vier buitenboordmotoren van tweehonderd paardenkrachten elk. Komt u maar. Beuken met die hap. Twee uur vol gas. Eerst nog achter de beschutting van een langgerekte landtong. Daarna gaat het los. Open seas. De kapitein maant de bemanning soms wat meer naar links of rechts te schuiven zodat de boot zo vlak mogelijk op het water blijft. Mijn gewicht helpt. Er wordt instemmend geknikt. Serious shit.


San Pedro is Belize´s number one tourist destination. Circus? Yes, but run by locals. Op een kleinschalige, niet al te opdringerige, manier. Caribbean vibes. Toeristen zijn er momenteel weinig. I don´t mind. Een kwart van voor de pandemie? Minder zelfs zegt men; blij dat je in deze barre tijden van ver komt om hier je geld uit te geven. Tuurlijk. Je bent en blijft toerist. It works: er heerst hoop. Dat voel je. En dat terwijl men hier drie keer armer is dan in Mexico. Ook dat zie je hier terug: barre armoede. Natuurlijk. Eerlijk is eerlijk: het is soms schrijnend in de achteraf steegjes. Drugs. Drank. Ellende. Roes uitslapen. In de goot. Ik kom er een rastaman tegen die compleet verrukt is als ik ´em vertel Bob Marley te hebben zien spelen. Live. Long time ago. Hij drukt me een dampende spliff in de handen en valt me daarna spontaan om de nek. ¨Want some? From the heart,¨ drukt hij me op het hart. ¨No problem. Ten grams legal.¨ Vertelt vervolgens met veel passie hoe hij ooit in de jungle Bob Marley in de wolken zag verschijnen. Samen met Marcus Garvey. Haile Selassie. En Malcolm X. Rasta icons. ¨And I aint smoke nothin´. Nothin´. Tellin´ you brother! Only recognize Bob back then, but ten year later my sista teach me bout rising awareness and show their picture. Blew me away. All those men in my vision and I know nothin´ back then. I man only sixteen year old. How could I see these men in the sky?¨ Vraagtekens. Ik was ook zestien. Jaren zeventig. Houtrusthallen. Den Haag. Bob Marley and The Wailers. In de wolken was ik zeker. Knetter. That´s for sure. ¨You and I? We´re from the same branch man,¨ zegt ie, en vervolgt na een homie handshake z´n weg. ¨One Love!¨ roepend.

Eilandje verderop: Caye Caulker. Veilig verscholen achter het barrier reef. Further down south. Half uurtje met de boot. Rustig aan. Geniet! Take it slow. In de laagste versnelling wel te verstaan. Totally my thang. Hangmatten tussen wuivende palmen. Zweten. Dobberen in het zilte nat. Lukewarm ocean. Ook hier snakt men naar meer toeristen. Prices go up; visitors go down, maar men geeft de moed niet op. ´s Avonds na een uur of tien is het er uitgestorven; behalve in de plaatselijke Sports Bar waar de lokale jeugd rondhangt en onder het golfplaten dak danst met schaars geklede blonde backpacker meisjes die luidkeels met de karaoke meeblèren. Vroeg naar bed. Geen asfalt hier. Althans, er ligt een decimeter zand op. Paperwhite fine sand. Op de enige asfaltweg. Als het regent een witte plakkerige blubber drek. Erlangs staan kleurige houten huizen op hoge en lagere palen. BBQ op straat. Island vibes. Maar voor hoelang nog? Het is me inmiddels meermaals verteld: dat het strand hier op de eilanden twintig jaar geleden dertig meter breed was. Veertig zelfs misschien. Tot aan de laatste palen van de langste pier in ieder geval. Daar is nog geen vijf meter van over. Van het strand. En ook hier spoelt onwelriekend afgestorven zeewier aan. Sinds een jaar of vijf. Veel minder dan in Mexico; maar toch. Het wordt iedere dag afgevoerd. Waar moet dat heen? Zand scheppen en ophogen? Doet men al jaren; het zogenoemde opvullen, maar de zeespiegel blijft stijgen. Een meter inmiddels. Tja. Een man met plakkerige dreads, een heel linkerbeen en een korte stomp, vraagt me vriendelijk iets van hem te kopen. To support the repair of his wheelchair. Het verhaal hoe ´ie z´n rechterbeen verloor is schrijnend. Onnodig ook: gebrek aan medical care. Klein wondje. Gangreen. Maar hij is dankbaar het gered te hebben. Ik besluit voor een enkelketting met fel gekleurde kralen in red, gold and green. Voor om de pols. Een opdringerige Amerikaan dingt ondertussen een dollar bij ´em af en laat vervolgens z´n nieuwe aanwinst, een handgeregen schelpenketting, vol trots aan z´n vriendin zien die een paar passen verderop naast een waste bin plaatjes schiet voor Insta. She´s not impressed. Niet geïnteresseerd bovendien. Sea levels? People got other worries. Ieder voor zich: If u not 4give u ll not be 4given. Staat er. Geklad op de afvalbak. In druipende spuitbusletters.


PETER BERGER

Share This:

Gepubliceerd door Pom Wolff

Hoi, welkom op mijn site pomgedichten. De site is in langzame opbouw net als de dichter. Ik ben geboren in Amsterdam, ik leef daar en wil daar ook wel doodgaan. Ik studeerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam, Rechten aan de Vrije Universiteit en werk als juridisch adviseur in de hoofdstad. Jan Arends is mijn favoriete dichter dan Kopland dan Menno Wigman. Paul van Ostaijen mijn dandyman. In slammersland geniet ik van Roop, Karlijn Groet, Peter M van der Linden - ACG natuurlijk, Ditmar Bakker, Jürgen Smit en Daan Doesborgh. En wat moet ik zeggen nog van Robin Block ( “hee ouwe wolf”) de wildemannen, lucky fonz III - Sander Koolwijk of Tom Zinger: "er is hier zeker 80 centimeter plant waar jij geen weet van hebt...." - mijn windroosmaatjes. Mijn optredens bezorgden mij eretitels: landelijk slamfinalist 2003, 2004, 2005 en brons in Tivoli in 2006, 2007 en 2010, 2011, 2012 en ook weer in 2013. - Dichter van het jaar in Delft 2005, voorts slamjaarwinnaar 2005 van de poëzieslag in Festina Len-te te Amsterdam, winnaar van Slamersfoort 2006. Jaarfinale Zeist 2007 en de BRUNA poézieprijs 2007 in mijn zak. Ik ben de hoogste nieuwe binnenkomer op de jaar-lijkse top-200 lijst van bekendste dichters Rottend Staal – Epibreren 2005. In 2008 kreeg Pom Wolff De Gouden Slamburger uitgereikt vanuit de Universiteit Utrecht – afdeling letteren en won hij het 2e Drentse open dichtfestival. op 19 april 2009 verscheen de bundel 'die ziekte van guigelton' - winnaar jaarfinale slamersfoort 2009. in 2010 won hij de dicht-slam-rap van boxtel en de dobbelslam van entiteit blauw te utrecht. in 2012 de grote prijs van Grimbergen én DE REBELPRIJS voor de poëzie van de REBELLENKLUP. Tot zover enig geronk. In 2014 presenteerde uitgeverij Douane op 22/11 in Café Eijlders de pracht bundel: 'een vrouw schrijft een jongen'. Sven Ariaans schreef in zijn juryjrapport Festina Lente Amsterdam: “Het is iemand die je zenuwen blootlegt om vervolgens op vaderlijke toon te zeggen dat die pijn jouw pijn moet zijn en dat er geen zalf bestaat. Elke cognitieve dissonantie die je voor jezelf op prettig hypocriete wijze had opgeheven, wordt je ingewreven, of zoals medejurylid Simon Vinkenoog het kernachtig zei: "hij verschaft illusieloos inzicht in de werkelijkheid". Ik voel me in deze omschrijving wel thuis.) 'je bent erg mens' van pom wolff verscheen in de befaamde Windroosserie in september 2005 en was in een mum van tijd uitverkocht. Nieuw werk - 'toen je stilte stuurde' verscheen op 18 november 2006 wederom bij Uitgeverij Holland te Haarlem. ook deze bundel was meteen uitverkocht. erik jan Harmens interviewde pom wolff over deze bundel in de avonden van villa VPRO.

Laat een reactie achter