
Vorig jaar rond deze tijd was mevrouw Solo ons hondje aan het uitlaten. Het was vroeg. Die ochtend had Orval een beetje de kolder in zijn koppie. Hij was lekker aan het ravotten met zijn hondenmaatjes, toen er een fietser voorbij kwam. Wat er in zijn kleine kersenpit gebeurde weten we nog steeds niet, maar hij nam de benen en rende blaffend achter de fietser aan. Mevrouw Solo probeerde hem nog te roepen, maar hij was de bocht al om richting de Straatweg. Mevrouw Solo probeerde als een haas achter Orval aan te rennen, maar de vier korte beentjes bleken een stuk kwieker dan de benen van mevrouw Solo. Orval stoof de Straatweg op, achter intussen elke willekeurige scooter en fietser aan, in het donker van het drukke ochtendspits verkeer. Mevrouw Solo stond doodsangsten uit. Ze zag het al gebeuren, dat haar geliefde viervoeter geschept zou worden door eenderwelk gemotoriseerd vervoer. Het gelukte Orval het Muizengaatje, zoals de tunnel naar het Oude Noorden heet, te bereiken en daar kon een, door mevrouw Solo’s hulpgeroep, gealarmeerde fietser hem staande te houden nadat hij tussendoor de auto’s ook nog eens de Straatweg was overgestoken. Mevrouw Solo nam Orval met tranen in de ogen in de armen en was de rest van de dag van slag. Orval mankeerde niets, maar mag sinds dien niet meer los lopen.
Vaak zit ik naar Orval te kijken. De natuur heeft er mee bijgedragen de schoonheid van de schepping zichtbaar te maken. Het is een mooi hondje. Ik zie hem dan liggen op zijn kleedje bij het raam. Als ik de schuifdeur open doe, sprint hij blaffend de tuin in, op zoek naar de kat, die er op dat moment helemaal niet is. Ook zie ik hem wel eens achter zijn staart aan rennen. Dat denk ik tenminste. Het kan ook gewoon iets zijn, dat ik niet zie. Als ik hem uitlaat, observeer ik vaak zijn gedrag. Hoe hij snuffelt, de patronen, die hij loopt, hoe hij reageert op andere honden. Hij heeft ook een heel mooi gebit. Een forse set tanden voor een betrekkelijk kleine hond. En hij laat zich graag aaien, terwijl hij dan zo nu en dan schalks en zacht in mijn hand bijt.
Orval heeft zijn plaats in ons gezin. Maar toch zijn we geen echte roedel. Hij kan niet samen jagen met ons. Niet proberen te paren, of vechten om voedsel. Hij is wel volwaardig lid van ons gezin, maar hij blijft een hondje in een mensenwereld. We hebben hem weggehaald bij zijn moeder en zijn broers en zusjes en hebben ons zelf als zijn familie gepresenteerd. We voeden hem en zorgen voor hem, zoals wij mensen denken dat dat goed is. En soms zie ik hem kijken en dan ineens wordt ik moedeloos. Dit is misschien niet ‘zoals het bedoeld is’. Maar dan zie ik naast me mijn zoon op zijn slimme apparaat kijken en dan kan ik meteen hetzelfde denken. In het werk zie ik hele cohorten mensen zichzelf serieus nemen terwijl ze in bullshit banen aanrommelen en wegkwijnen achter schermen of als ze er echt in geloven, beloond worden met Tesla’s en dergelijke. Media en politiek oefenen zich, in steeds verder gaande perverse banaliteiten, terwijl Jan met de pet in de kou zit. Hoe ver staan we af, van dat waar we ‘voor bedoeld zijn’ geweest? Een stomme vraag natuurlijk, waar geen zinnig antwoord op te geven is. Hooguit, zijn we een excuus voor wat de natuur met ons bedoeld had. Poppenkast is de norm voor beschaving geworden. Ik denk dat Orval het daar ook wel mee eens zal zijn. Daarin snappen we elkaar. Ieder zijn leiband.
VON SOLO
DICHTER, COLUMNIST, PERFORMER EN CINEAST
Check de actualiteiten van VON SOLO op www.vonsolo.nl
Lees ook de wekelijkse column van VON SOLO op www.POMgedichten.nl