WILFRED ALLOY beleeft Etappe 8 za 13-7: Mâcon – Saint Étienne (200 km, heuvels) in café eijlders



Etappe 8 za 13-7: Mâcon – Saint Étienne (200 km, heuvels)

Als aangekondigd: de Bontegezelschappenavond! Wilfred Alloy met een gevarieerd voorprogramma: veel poëzie, onderbroken door vrolijke entr’actes: een meezinglied en filosofische beschouwingen vanuit het circus dat Tour de France heet. Ik zit er in De Kantenaar vanzelfsprekend lijvig bij. Om lijve verslagen gaat het immers op onze Détour. Begrijpelijkerwijs kan ik niet alle teksten hier zwart-op-witwassen. Da’s te veel van het goede. Maar namen, toenamen, titels, eventuele rugnummers moeten te doen zijn. Dus ga ik genieten en af en toe iets noteren over/van de optredende taalkunstlieden.
 
Altonice Rieding opent het bal, licht nerveus, in heur karakteristiek klassieke stijl met een gedicht uit de bundel ‘Verleden vergetelheden’, getiteld ‘Vriendschap nu en dan’, direct een melancholieke toon zettend: Hoe mag onze vriendschap zijn? / Zal die ooit gaan zingen? / Vraag het niet den kastelein. / Hij weet and’re dingen. // Zitten wij dan bij den Waag, / Eindelijk verbonden, / Of bezwachteld als vandaag / Door der minne wonden? // Hoe mag onze vriendschap zijn? / Zal die ooit gaan blinken? / Vraag het niet den kastelein. / Hij geeft slechts te drinken. Ranke Nelis staat achter de tap met ogen vol verbazing te luisteren. Van rond een tafel met o.a. dichters die zich regelmatig in litteraar café Selderij laten zien en horen wordt gelijk gemopperd, iets als dat het niet prettig is de avond zo wereldsmartelijk en zienzuchtig te beginnen. Altoos’ afsluitende kwatrijn maakt gelukkig alles goed: We hesen ongekend. / We bliezen onzen bubbel. / We zagen op het end / Chileen en Leffe dubbel. Ilse knikt goedkeurend, zo van: net het dranklustbruggetje dat we nodig hadden, nu het plastische fysiek nog. Er gaan sidderingen van angst en verwachting door Des Kantelaars zuipkajuit.

De eerste poëzie van genoemde tafel. De sidderingen houden aan. Een blok erotische, ‘erodynamische’ (die houe we d’r in, Herb) wielerpoëzie om u tegen te zeggen. Of ú? Niks u! Je klapt gewoon dicht van ontzetting of prompte uitputting. Je kunt ook geen boe of ba meer zeggen. Uit Drenthe zijn voor een klein weekje de drijvende schrijfkrachten Sari Uwehitser en Marie Relbed de kroeg in gerold, landelijk beroemrucht geworden om hun erodynamische wielerbundel ‘Winnesinne’. (O, zij scholen natuurlijk laatst achter die kreet ‘En nu in het Drents’!) Sari draagt in algemeen beschoft Nederlands ‘Winnen is binnen’ voor. Ongeveer de titeltrack. De wijze waarop daarin heuvelop en heuvelaf wordt gegleden is niet geschikt voor verslaglegging in de Détour. Marie doet even verstaanbaar ‘Met  waaierlust op de kant gelegd’. Niks mis met de titel. Die durf ik te noemen. Maar het gedicht zelf, oi-oi-oi. Van hetzelfde laken… Gezamenlijk brengen ze ‘Van kop af’ en ‘Stevens Kruijswerk’. De kajuit piept en kreunt. Bij de kreet ‘Nu alles in het Drents!’ vallen de eerste cafégasten flauw. De dames zien er wijselijk van af.
 
Wilfred moet hebben geweten wat ons te wachten stond. Voorprogrammatisch doordacht getimed is het zangintermezzo van Immanie Kompaan in chique masculiene outfit (Pannekoek op wulps gestemde tingeltangel). Om even bij te doen komen. Maar we komen niet meer bij. Toch goed bedoeld. Immanie doet de meezinger ‘Janus heb jij je hoedje op’, bekend van optredens van het 7e Regiment Infanterie o.l.v. Joh. Zaagmans in de Tolhuistuin boven het IJ: Ik ging laatst op visite / Bij kennis en patroon / ‘k Dronk hier en daar een borrel, / En was niet meer brandschoon. / De kou had mij bevangen, / Voor ‘t eerst zoolang ik leef / Viel bijna van ’t stoepje / Mijn hooge hoed stond scheef. / Toen riepen me weldra, de jongens achterna: // [Refrein:] Janus heb jij je hoedje op, / Janus wat doe jij met zoo’n dop, / Janus heeft op z’n kanus, / Zijn hooge zij, nou is ie blij / Janus wat heb je op je kop. / Janus is nou de zuurkool op, / Janus heeft op zijn kanus, / Zijn hooge hoed, ‘t staat hem goed, / Die apen snoet.
 
Na de meezinger – het zong niet massaal mee, menig Kantelaarder zocht verhit geraakt verkoeling in extra bierconsumptie – draagt de Amersfoortse Ilse Hoejij uit de bundel ‘Voorbij de meet gekomen’ het vers ‘Eén been van gisteren, één van vandaag en alles ertussen’ voor en het werkelijk niets verbloemende ‘Met twee vingers in een gat naar keus’. Nelis kan de bestellingen nauwelijks aan. Immer, de hoed nog op, komt ‘m een handje helpen achter de bar, als Ilse na de tweede voordracht heesfluistert: ‘En nu in het Vies’. Wat?!! De vaste parlevinker van De Kantelaar levert extra vaten bier.
 
Frenk Snater uit Schin op Geul. Een poëet die wat lucht geeft. Zuidzuivere lucht. Wel over de tour, maar gewoon beschaafd beschouwend: Hoe het bergop gaat / dat het malen je in staalvrije roes brengt, / alsof de Franse aarde naar je framestaven / de maat van het verzet bepaalt, / op een zachter blad, / zoals jij zelf het bewegen wordt / en de stilte, de voldane stilte erna. De laatste regels kunnen erodynamica verraden, maar dat is niet des Frenks. Schitterend. Raak. Nee, die komt wel even binnen.
 
Een aantal voordragers van Genoemde Tafel is ook te bewonderen in het reeds aangestipte litterare café Selderij, gesitueerd nabij de Grote Markt, die beruchte poel des verderf. (Herstel: verderfs. Maar laat ik geen ronkende honden wakker maken.) De Selderijdichters gaan er prat op, misschien iets té prat, dat zij – het zijn hún woorden, hè – De Beweging van Labeto-Tachtigers voortzetten. De huidige Beweging heeft inmiddels, toegegeven, een enorm bereik. Meestal per bus. Dat wel. Want ja: zij, De Beweging, wordt stilaan toch minder. Ze brengt tegenwoordig ‘slowezie’ als het ware. Hoe het ook zij, goed verzorgd vervoerd reikt De Beweging inmiddels tot in België. En wat het café zelf betreft: schrijvers die hem wel lusten aldaar gelaten is Selderij an sich gewoon een fijn innemend drinkablissement en qua uitstraling om door een ringetje te halen. Je waant je in zwierig artistieke sferen van weleer. Mensen tutten zich ‘s weekends thuis urenlang op voor een bezoek. Dat doen ze niet zomaar. Je wilt er goed voor de dag of de avond komen. Zelfs een hond gaat er pico Bello gekleed. Qua bediening staat het in een bijna vergeten horecatraditie: ze komen naar je toe, ze weten je te vinden, kortom: je wordt er aan je tafel hoogstpersoonlijk afgeserveerd. Waar maak je dat nog mee?
 
Dit terzijde geschoven zijnde is het tijd voor de volgende (dubbele) entr’act. Wielerbespiegelingen van Herbert Dijkstra en Maarten Ducrot. Commentatoren bij de Tour de France, moet u weten. De heren berichtten wegens contractueel vastgelegde journalistieke werkzaamheden ter Fransen plekke helaas niet lijvig/scharminkelig op de bonte avond aanwezig te kunnen zijn. ‘Een volgende keer misschien,’ mailde de heer Dijkstra. ‘Dat zegt wel iets.’ Nee, dat zegt niets. Gelukkig hebben we de woorden nog:
 
HvdD: ‘De moulin staat er wel, maar Tom is er niet.’
DK: ‘En nu gaan de beulen het rad ronddraaien.’

(Ik krijg net een diepe overdenking op mijn mail van de Belgische ex-wielrenner en oneline-snuiver Gilbert Tantpissalopes, naar aanleiding van het gebeuren in de etappe van vandaag: ‘Als je à la Philippe koerst, doe je het goed’. Kennelijk solliciteert die Vandejammerwijven ook naar een fulltime kwootfunctie in de Détour. Ik overweeg een ander mailadres.)
 
Tot slot de Terborgse dichter Jan L.S. Hemdelink. Hij brengt uit zijn rakelings door wielererodynamica geprikkelde uitgave ‘Stijgingspercentage’ het (schaam)streekvervoerende poëem ’Code rood’, dat  ook de toehoorders locaal fysiek blozen doet, maar hun tevens een jeugdig groene glimlach ontlokt.
 
De zaal schudt lijf en leden uit voor de afsluiting (lees: hoofdprogramma), naar gewoonlijk gebruikelijke usance verzorgd door de man om wie uiteindelijk alles draait. Alstublieft, publiek, hou het beschaafd…

ROEPT U MAAR

“Een kwak geven!”

Het peloton maalt soepel. Het koerst behoorlijk strak.
Maar zoekend naar posities geeft men and’ren soms een kwak.
Een duwtje of een beukje. Ook dat hoort bij de tour.
Wie zoiets niet vindt kunnen fietst maar huilend naar z’n moer.
Hier kwam onlangs een Vlaming, die om zo’n kwak zelfs vróeg.
Wat douwen later wist men dat dat op iets anders ‘sloeg’.
U ziet maar in welk bierschuim u masochistisch bijt.
Maar we zitten hier gebeiteld en we zitten hier geheid!
 
[klapklapklapklapklap]
 
[Top 3 algemeen orangement: 7. Kruijswijk +1.27, 19. Mollema +2.45, 49. Kelderman +26.40]

Share This:

Gepubliceerd door Pom Wolff

Hoi, welkom op mijn site pomgedichten. De site is in langzame opbouw net als de dichter. Ik ben geboren in Amsterdam, ik leef daar en wil daar ook wel doodgaan. Ik studeerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam, Rechten aan de Vrije Universiteit en werk als juridisch adviseur in de hoofdstad. Jan Arends is mijn favoriete dichter dan Kopland dan Menno Wigman. Paul van Ostaijen mijn dandyman. In slammersland geniet ik van Roop, Karlijn Groet, Peter M van der Linden - ACG natuurlijk, Ditmar Bakker, Jürgen Smit en Daan Doesborgh. En wat moet ik zeggen nog van Robin Block ( “hee ouwe wolf”) de wildemannen, lucky fonz III - Sander Koolwijk of Tom Zinger: "er is hier zeker 80 centimeter plant waar jij geen weet van hebt...." - mijn windroosmaatjes. Mijn optredens bezorgden mij eretitels: landelijk slamfinalist 2003, 2004, 2005 en brons in Tivoli in 2006, 2007 en 2010, 2011, 2012 en ook weer in 2013. - Dichter van het jaar in Delft 2005, voorts slamjaarwinnaar 2005 van de poëzieslag in Festina Len-te te Amsterdam, winnaar van Slamersfoort 2006. Jaarfinale Zeist 2007 en de BRUNA poézieprijs 2007 in mijn zak. Ik ben de hoogste nieuwe binnenkomer op de jaar-lijkse top-200 lijst van bekendste dichters Rottend Staal – Epibreren 2005. In 2008 kreeg Pom Wolff De Gouden Slamburger uitgereikt vanuit de Universiteit Utrecht – afdeling letteren en won hij het 2e Drentse open dichtfestival. op 19 april 2009 verscheen de bundel 'die ziekte van guigelton' - winnaar jaarfinale slamersfoort 2009. in 2010 won hij de dicht-slam-rap van boxtel en de dobbelslam van entiteit blauw te utrecht. in 2012 de grote prijs van Grimbergen én DE REBELPRIJS voor de poëzie van de REBELLENKLUP. Tot zover enig geronk. In 2014 presenteerde uitgeverij Douane op 22/11 in Café Eijlders de pracht bundel: 'een vrouw schrijft een jongen'. Sven Ariaans schreef in zijn juryjrapport Festina Lente Amsterdam: “Het is iemand die je zenuwen blootlegt om vervolgens op vaderlijke toon te zeggen dat die pijn jouw pijn moet zijn en dat er geen zalf bestaat. Elke cognitieve dissonantie die je voor jezelf op prettig hypocriete wijze had opgeheven, wordt je ingewreven, of zoals medejurylid Simon Vinkenoog het kernachtig zei: "hij verschaft illusieloos inzicht in de werkelijkheid". Ik voel me in deze omschrijving wel thuis.) 'je bent erg mens' van pom wolff verscheen in de befaamde Windroosserie in september 2005 en was in een mum van tijd uitverkocht. Nieuw werk - 'toen je stilte stuurde' verscheen op 18 november 2006 wederom bij Uitgeverij Holland te Haarlem. ook deze bundel was meteen uitverkocht. erik jan Harmens interviewde pom wolff over deze bundel in de avonden van villa VPRO.

Laat een reactie achter