CARTOUCHE wint de enige echte virtuele – wat roept het huis nog waarin je groot geworden bent – trofee op pomgedichten – max lerou zilver, frans terken brons.

berichten uit de samenleving deze week. uit de diepte dat mag gezegd. veel dichters nemen ons mee en berichten op werkelijk spectaculair prachtige wijze. ‘mensen met diepte’ dat zijn dichters.

dank jullie wel.

aan mij de eer om de metalen uit te reiken. bij de oprechtheid van de ingezonden werken past voor een ieder het goud. resteren de gedichten die mij het meest aanraakten – CARTOUCHE goud en MAX LEROU zilver. op zijn verjaardag FRANS TERKEN brons – Van harte!



Twee-in-een


Dit huis met zijn blinden en zijn traliewerk
Da Vinci’s Christus aan de muur, zijn geloken ogen, een blik van mededogen


granieten aanrecht, ijsbloem op het raam
kolenkachel, uittrektafel en gordijnen van zwaar velours, hier leefde ik op
water en genade, mijn dagelijks brood



ik zie de beelden, proef de klanken in een vreemd-vertrouwde taal
die ik per se leren wilde – nooit ten volle zal beheersen
ze laten zich niet slijpen tot wetsteen of tot poëzie


ze blijven drijven – druppels in een rode beek, een zee
van weelde en van waan – waar geen ontkomen en geen wonen is


01-03-2019
Cartouche
  • Frans Terken – zweeft er nog de geur van eierkolen
  • Cartouche – ze laten zich niet slijpen tot wetsteen of tot poëzie
  • Lisan Lauvenberg – Paradiso zat bomvol
  • Petra Maria – waar ik kind was ligt bewaard
  • Marc Tiefenthal – Wij wisten veel, soms beter.
  • Rik van Boeckel – moeders sambal bood geen troost
  • Aratrios – je woonde daar hoog in de leegte weet je (over het (gesloopte) huis  waarin in ben grootgebracht Henk Henriëtstraat )
  • Erika de Stercke – in de kleine kamer brandt een stoof
    de kolen rood
  • Anke Labrie – Van verre ruik ik nu de weeë lucht van anjelieren
  • Max Lerou – en ze lagen er altijd wel mooi bij in het kamertje voor
  • Jolies Heij – niet de plek is schuldig maar de onverbiddelijke tijd
foto: L. Köhler

wie wint de enige echte virtuele –  wat roept  het huis nog waarin je groot geworden bent – trofee op pomgedichten?

ergens heeft het gestaan dat huis, die kamer, een plek om nooit te vergeten – dat ene huis waarin je groot geworden bent – en wat roept dat huis nog? – in je op? geef dat gevoel asjeblieft weer in prachtige poëzie – dat we even met je mogen mee wonen – over toen en wellicht ook over het heden – over hoe het was – en bleef –  je kent de regels:
de gedichten niet te lang svp – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10.30 uur. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst.

de boulevard of broken dreams
nu tussenpad afdeling groenten
ter hoogte van de kerstomaten

de rode wijn alvast geladen
lood voor vader om te vissen
sporen van herinnering

zo’n dag was het
kassa meisje lege vulling
een langzaam brokkelend geheel en kale muren

pom wolff

Zoals de mijn

Dat de mijn gesloten
het zwart niet langer op de lakens
de voordeur niet meer open getrild
door bruinkoolwagens

zweeft er nog de geur van eierkolen
het poeder dat neerdwarrelen bleef
als je de kolenkit de keldertrap afsleepte
struikelde je over de aardappels

hoe je ondergronds beschutting zocht
tegen wat nieuw gebouwd in de stad
het begon met breken dat slopen werd
stofwolken vulden elk gat in de grond

maar niet die in het geheugen
de ogen gehaakt aan zonderlinge leegte

FT 02.03.2019

frans neemt ons terug de mijnstreek in – de mijn – het land ook van mijn ‘opa limburg’. dat ze gesloten werden en hoe de wereld onderin op zijn kop ging. de stoflongen – tata steel in het kwadraat – en dat de mensen altijd zich aan het wassen waren en aan het wassen waren. altijd schoon. de aardappels en de weckflessen in de kelder – de trap af het donkere gat in – overal lagen mijnen. alles voor het oprapen. hoe alles in het geheugen is gegrift. het kleine mijnlampje van koper als standbeeld in de huiskamer.  frans schetst nog enige contouren. dat het bestaan heeft. en prachtig begin van een prachtige serie gedichten deze week – we gaan de diepte in met de dichters – wat roept  het huis nog waarin je groot geworden bent? het huis roept nog heel heel veel.  wij als lezers mogen mee de diepte in – het is een eer om deze week de commentaren te mogen schrijven.

Twee-in-een

Dit huis
met zijn blinden en zijn traliewerk
Da Vinci’s Christus aan de muur, zijn
geloken ogen, een blik van mededogen

granieten aanrecht, ijsbloem op het raam
kolenkachel, uittrektafel en gordijnen
van zwaar velours, hier leefde ik op
water en genade, mijn dagelijks brood

ik zie de beelden, proef de klanken
in een vreemd-vertrouwde taal
die ik per se leren wilde

nooit ten volle zal beheersen
ze laten zich niet slijpen
tot wetsteen of tot poëzie

ze blijven drijven – druppels
in een rode beek, een zee
van weelde en van waan

waar geen ontkomen
en geen wonen is

01-03-2019
Cartouche

kolen kolen kolen – hoe de huizen werden gestookt – hoe de kolen weerom keren in de gedichten. in tijden van warmtepompen. hoe het eigenlijk altijd hetzelfde blijft en de mensen zich moeten behelpen. dat de mooiste warmte die te vinden is toch de warmte is die je bij elkaar vindt. cartouche weet een heel persoonlijk beeld op te hangen in de tijd die zowel wel als niet verloren ging. hoe de tijd ook van graniet was maar niet het graniet van in de yuppenwoning – het graniet van water en brood schuld en boete – cartouche schetst die ‘vreemd vertrouwde’ wereld – het milieu van het zuiden. dat hem tot de dag van vandaag beheerst waaraan ook de dichter niet kan ontkomen. hoe de tijd en de persoon hier in elkaar gevloeid zijn. prachtig.

oja cartouche moet het gedicht natuurlijk gewoon terugbrengen in een 8 regels vorm – en niet zo raar doen met die 19 regels, maar dat terzijde

Twee-in-een

Dit huis met zijn blinden en zijn traliewerk
Da Vinci’s Christus aan de muur, zijn geloken ogen, een blik van mededogen

granieten aanrecht, ijsbloem op het raam
kolenkachel, uittrektafel en gordijnen van zwaar velours, hier leefde ik op
water en genade, mijn dagelijks brood

ik zie de beelden, proef de klanken in een vreemd-vertrouwde taal
die ik per se leren wilde – nooit ten volle zal beheersen
ze laten zich niet slijpen tot wetsteen of tot poëzie

ze blijven drijven – druppels in een rode beek, een zee
van weelde en van waan – waar geen ontkomen en geen wonen is

01-03-2019
Cartouche

Paradiso zat bomvol.
De mis was prachtig.
De mannen ook.
35 jaar geleden of meer.

Ik ben een heleboel gelukkig
niet vergeten,
zodat ik wat ik vergeten ben
niet mis

en dat blijkbaar ook niet nodig had
om gelukkig te zijn.

@Lisan Lauvenberg
28 februari 2019

over de tijd na limburg, het land van haar jeugd, in een paar pennenstreken geschilderd – hoe een nieuw begin ook geluk brengt in een mensenleven – kan brengen in een mensenleven – en hoe amsterdam altijd rijker werd door de mensen die van ver kwamen en amsterdam omarmden – van amsterdam werden.

Rogier van der Weydenstraat

zal ik dan maar knarsend door de straat lopen
langs het huis waar ik woonde
alle onrust van mijn huid stropen
loop maar mee, daar was de kleuterschool
waar alles onbesproken bleef

dan klim ik weer omhoog
in de brandgang waar we speelden
hoger en hoger en dan de sprong
ren ik met mijn spillebenen
iedereen voorbij

zal ik dan maar met een zacht hart door mijn straat lopen
langs het huis waar ik woonde
piept de schommel in de tuin
kijk daar is het luikje in de deur
met de witte gordijntjes

dan draag ik weer de vlechten
kam ik thuis mijn lange haren glanzend
kleur ik grote bloemen op de stoep met krijt
dat kan, maar dan dien ik te beseffen

waar ik kind was ligt bewaard
niets verandert door de tijd

PetraMaria





met een zacht hart en ook met die vlechten, met enige aarzeling terug naar de Rogier van der Weydenstraat – en wij lopen met petra maria mee. alles blijft bewaard in en uit ons leven. de school, de kleuterschool, de geheime plaatsen opgeslagen in het hoofd van de dichter. en van de zanger.  de naam van de straat die zoveel meer is dan een naam van een straat.

Stella is er niet de baas

Ons was op school
een vaste, denderende
loopbaan beloofd
bij het spoorbedrijf,

als dwarsliggers.

We waren taai, duurzaam.

Thuis legden we met Märklin
onze toekomst vast
en dan weer los.

Velen kwamen kijken,
zo’n huis zie je zelden.
Zoveel glas en nergens gas.
Wij wisten veel, soms beter.

marc tiefenthal

marc tiefenthal weet als geen ander verleden en heden te mixen. met grappige uitkomsten. de milieuproblematiek het thema ingeblazen. hoeveel dwarsliggers er ook zijn –  je vindt ze overal terug. in heel veel hoedanigheden. met vooruitziende blik ook.

Rik vanuit Ibiza

Achter de duinen

Aan de langste laan achter de duinen
groeiden gouden oorringen
van Kijkduin tot 2000drummers
in Scheveningen en lieve superzusters

de eerste wiet gerookt uit een bongo
het ritme van jingoloba in de kerk
vaders linnen en katoen aan ‘t werk
moeders tennisballen in de tuin

de duiven koerden rikkietikkie roekoe
roekeloze Kniertje hond rent zich dood
voort voort aan de Laan van Meerdervoort
auto’s remmen niet voor verdriet

moeders sambal bood geen troost
mijn oude Indische ziel ziet dat wel
net als opa’s koloniale luipaardvel
rijsttafels eten het verleden op

Haagse duinen ademen zand uit
naar ‘t oude huis achter de Tomatenstraat
naar de afgebroken hortensia school
naar dagen van ontembaar geluk.

Rik van Boeckel
2 maart 2019
Cap Negret. Ibiza

vanuit Ibiza zijn bericht  – de duiven koeren nog steeds – moeders sambal bood geen troost – riks inmiddels oude Indische ziel – den haag – we zijn weer terug waar we waren. de dagen van ontembaar geluk hebben zich in wereldburger van boeckel definitief gevestigd – het hele leven van ibiza tot in den haag – altijd en overal – rik vindt en ziet en hoort overal het geluid van de vrede: rikkietikkie roekoe.

om de slochter

je woonde daar hoog
in de leegte weet je

de omtrekken nog van het kasteel
waar liefde en verwondering
je voor het eerst deden zingen
achter kantelende kantelen
de roes om zo veel jaren nog
je dwong alles te delen

in een dieper gelegen verleden
sloegen boeren er hun grond aan
waar jij jongeling je tenten en ver
de vijand in transen wachtte

alles zou je overleven – je won
ten slotte patronen erachter
van de verdwenen stad

maar nu hier
in de jeugd verborgen

zie de groene vingers van toen
de broze teerwereld ten dode
amechtig aangelijnd omklemmen
in een zielig dorstig plantsoen

onder luchten onbekend
en eindtijdelijk grijs

Aratrios 02.02.19

een ietwat uiteindelijk droeve terugblik.  wat er van geworden is? waarin het is opgegaan – (een zielig dorstig plantsoen) we mogen het lezen in dichterswoorden. hier vloeien woorden van de dichter, van de historicus, van de ervaringsdeskundige in elkaar – de conclusie meteen al in het begin van het gedicht gegeven in prachtige taal:

je woonde daar hoog
in de leegte weet je

arie corrigeert met strenge blik het commentaar:


Je moet het begin op deze manier lezen:
 
‘Je woonde daar hoog. In de leegte weet je de omtrekken nog van het kasteel, waar liefde en verwondering je voor het eerst deden zingen,
(en waar) achter kantelende kantelen de roes om zo veel jaren nog je dwong alles te delen.
 
Zo ontstaat het beeld van een luchtkasteel. Ik heb vorige maand echt in de Henk Henriëtstraat gestaan. De woonblokken zijn gesloopt, maar de straat bestaat nog, met nieuwe laagbouw (sinds 2010 ongeveer). Precies op de plek waar mijn portiek was keek ik omhoog en trok ik in gedachten in de lucht op de plek waar mijn jongenskamer was de contouren.

Toevoeging: de Slochter (ook wel: Sloot, of Sloote), was van de vele veenriviertjes in de oertijd van het westelijk veengebied de grootste. Die stroomde van Sloten naar het IJ ter hoogte van Sloterdijk dat toen nog aan het IJ lag. Halverwege had dat riviertje door oeverafslag een verbreding: het langwerpige Slootermeer (had ook Slochtermeer kunnen zijjn). Alle ‘Sloter-‘ namen daar zijn van dat riviertje afgeleid.
 
Dat is de historicus weer in mij, haha. Had net een hoogst interessant boek (met foto’s) gelezen over de geschiedenis van Nieuw West.


Het huis van bomma

Fruitsapflesjes op de onderste trede
van de keldertrap. Spinnenwebben
verslinden er het schrale licht.

In de kleine kamer brandt een stoof
de kolen rood. Grootvaders kader
kijkt stoffig toe.

Uit een vereenzaamde zetel verdampt
haar weeïge lucht. Hoe het dagelijkse
leven naar stilstand glijdt.

Op de straat ontdek ik het huis van
mijn jeugd. Fladderende speeljaren.
Ze maken me zeeziek.

Erika De Stercke

Hoe het dagelijkse
leven naar stilstand glijdt.

ai ai ai – ja dichteres weet van observeren – de genadeloze waarheid gegeven in dit gedicht. rond de brandende stoofkooltjes, de beelden van vroeger, de elementen – ook hier een kelder en kolenwarmte. zeeziek? een beetje vreemd beeld bij alle beschreven stoffigheden.

Heimwee

De tuinderij, waar hij met zijn gestaalde spieren
vroeger de grond bewerkte, werd een tennisbaan
Het ouderlijk huis, gerenoveerd, is blijven staan
niet langer meer omgeven door de populieren

De nieuwe eigenaars zijn aan het rentenieren
Zij oefenen hun spieren door een balletje te slaan
De oude voortuin is ook grondig op de schop gegaan
Van verre ruik ik nu de weeë lucht van anjelieren

Blauweregen, de seringenboom, het gras,
knerpend grind, mijn ouders op de houten bank
Soms mocht ik bij hen zitten totdat het bedtijd was

Schone schijn van de herinnering, valse klank
van het verleden. Heimwee komt jaren later pas
In dat gekleurde licht gaat elke vergelijking mank

Anke Labrie

in een strakke vorm giet anke de fraai beschreven elementen uit het verleden. van de dingen en hoe ze voorbij gaan. hoe de dichter ook de schone schijn het gedicht in laat sluipen. al met al een rond en compleet gedicht. bijna te compleet – zo compleet kan de werkelijkheid niet zijn moet de dichter gedacht hebben – maar we hebben gelukkig altijd de laatste strofe van het sonnet nog waarin alles net even in een ander licht kan worden geplaatst.

lieve Pom de fles is mij genadig, het toetsenbord laat mij nog toe en de vingers…ze bewogen nog een beetje. Heb het fijn met de lieven. xx

atmosfeer

de lucht was er om te snijden
pall mall streed met samson
en de geur van beef wellington
die wachtte op het mes

de tafel helemaal uit oisterwijk
met gratis eikenhouten asbak overvol
met daaromheen de aangebroken nieuwe
vieux de fles bleef altijd open

gordijnen in de kleur campari 7up
vitrage bruin en eens in het kwartaal
de emmer water en de magie van nicotine
die zich als thee uit het kant trekken liet

aan het eind werd alles vloeibaar
de mensen stierven toen nog jong
en ze lagen er altijd wel mooi bij
in het kamertje voor met zicht op de kade

ml
03 03 2019

die onvergankelijke laatste strofe roep ik uit tot klassiek:

voor de dooien deed je je best wat moest je anders nog. de dooie kreeg de voorkamer voor een paar dagen tussen het opgepoetste oisterwijkhout. met het uitzicht op de kade – hahaha – dat uitzicht niet voor de dooie maar voor de bezoekers – als de mond openviel had je altijd het uitzicht nog. terug naar de fles in de huiskamer om stil te staan bij de vergankelijkheid. max weet van het leven en de dood – zoals het was is het:

de mensen stierven toen nog jong
en ze lagen er altijd wel mooi bij
in het kamertje voor met zicht op de kade

naar huis buiten de tijd

verlangen is een jengelend kind dat eindelijk z’n zin krijgt
ik heb de poppen in de hoek gelegd, vader beer heeft één oog

thuis is in moeder die elke week belt, in vaders
weet je nog toen… dat je het liefst in lades stopte

om nooit meer naar om te kijken, zoals de spinnen in de klimop
naast het huis, je hebt het lichaam steeds verplaatst

maar de dromen, de nachtmerries, de vaders van de gedachte
zijn je steeds achterna gereisd en de kruimels

volgen het spoor terug, want baksteen is geduldig en de bomen
zijn wortelvast, het huis heeft een nieuw gezicht, de achtertuin

altijd nog het geurende bos waar simon en ans
de honden uitlieten, al is het perceel gekrompen

en het asfalt verbreed, je hoeft je hand maar uit te strekken
nooit was er een oorlog die alles aan diggelen smeet

alleen het stille ruisen, het dichtgemetselde hart
van het ooit dat mij verliet en waar of ’t oog van vader beer gebleven is?

je kunt niet meer naar huis, niet eens met een kapotte knie
niet de plek is schuldig maar de onverbiddelijke tijd

Jolies Heij

die eeuwige tweeregelige vorm bij deze dichteres  – dat je als lezer na twee regels al weet – ojee weer twee regels en dan nog weer twee – de voorspelbaarheid ten top. dat de inhoud dan echt boven de vorm moet uitstijgen. moet worden uitgetild – meestal kan ze dat wel laten gebeuren. onze jolies – maar waarom toch altijd die strakke zeeuwse gereformeerde dodelijke zekerheid van deze tweeregeligheid?

dan krijg je toch iets van – dat je je als lezer door die hele berg strak geregisseerde  woorden heen moet wroeten (vreten) om bij die ene prachtregel te kunnen uitkomen:

niet de plek is schuldig maar de onverbiddelijke tijd

Share This:

Gepubliceerd door Pom Wolff

Hoi, welkom op mijn site pomgedichten. De site is in langzame opbouw net als de dichter. Ik ben geboren in Amsterdam, ik leef daar en wil daar ook wel doodgaan. Ik studeerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam, Rechten aan de Vrije Universiteit en werk als juridisch adviseur in de hoofdstad. Jan Arends is mijn favoriete dichter dan Kopland dan Menno Wigman. Paul van Ostaijen mijn dandyman. In slammersland geniet ik van Roop, Karlijn Groet, Peter M van der Linden - ACG natuurlijk, Ditmar Bakker, Jürgen Smit en Daan Doesborgh. En wat moet ik zeggen nog van Robin Block ( “hee ouwe wolf”) de wildemannen, lucky fonz III - Sander Koolwijk of Tom Zinger: "er is hier zeker 80 centimeter plant waar jij geen weet van hebt...." - mijn windroosmaatjes. Mijn optredens bezorgden mij eretitels: landelijk slamfinalist 2003, 2004, 2005 en brons in Tivoli in 2006, 2007 en 2010, 2011, 2012 en ook weer in 2013. - Dichter van het jaar in Delft 2005, voorts slamjaarwinnaar 2005 van de poëzieslag in Festina Len-te te Amsterdam, winnaar van Slamersfoort 2006. Jaarfinale Zeist 2007 en de BRUNA poézieprijs 2007 in mijn zak. Ik ben de hoogste nieuwe binnenkomer op de jaar-lijkse top-200 lijst van bekendste dichters Rottend Staal – Epibreren 2005. In 2008 kreeg Pom Wolff De Gouden Slamburger uitgereikt vanuit de Universiteit Utrecht – afdeling letteren en won hij het 2e Drentse open dichtfestival. op 19 april 2009 verscheen de bundel 'die ziekte van guigelton' - winnaar jaarfinale slamersfoort 2009. in 2010 won hij de dicht-slam-rap van boxtel en de dobbelslam van entiteit blauw te utrecht. in 2012 de grote prijs van Grimbergen én DE REBELPRIJS voor de poëzie van de REBELLENKLUP. Tot zover enig geronk. In 2014 presenteerde uitgeverij Douane op 22/11 in Café Eijlders de pracht bundel: 'een vrouw schrijft een jongen'. Sven Ariaans schreef in zijn juryjrapport Festina Lente Amsterdam: “Het is iemand die je zenuwen blootlegt om vervolgens op vaderlijke toon te zeggen dat die pijn jouw pijn moet zijn en dat er geen zalf bestaat. Elke cognitieve dissonantie die je voor jezelf op prettig hypocriete wijze had opgeheven, wordt je ingewreven, of zoals medejurylid Simon Vinkenoog het kernachtig zei: "hij verschaft illusieloos inzicht in de werkelijkheid". Ik voel me in deze omschrijving wel thuis.) 'je bent erg mens' van pom wolff verscheen in de befaamde Windroosserie in september 2005 en was in een mum van tijd uitverkocht. Nieuw werk - 'toen je stilte stuurde' verscheen op 18 november 2006 wederom bij Uitgeverij Holland te Haarlem. ook deze bundel was meteen uitverkocht. erik jan Harmens interviewde pom wolff over deze bundel in de avonden van villa VPRO.

Doe mee met de conversatie

2 reacties

  1. Twee-in-een

    Dit huis
    met zijn blinden en zijn traliewerk
    Da Vinci’s Christus aan de muur, zijn
    geloken ogen, een blik van mededogen

    granieten aanrecht, ijsbloem op het raam
    kolenkachel, uittrektafel en gordijnen
    van zwaar velours, hier leefde ik op
    water en genade, mijn dagelijks brood

    ik zie de beelden, proef de klanken
    in een vreemd-vertrouwde taal
    die ik per se leren wilde

    nooit ten volle zal beheersen
    ze laten zich niet slijpen
    tot wetsteen of tot poëzie

    ze blijven drijven – druppels
    in een rode beek, een zee
    van weelde en van waan

    waar geen ontkomen
    en geen wonen is

    01-03-2019
    Cartouche

  2. Rogier van der Weydenstraat

    zal ik dan maar knarsend door de straat lopen
    langs het huis waar ik woonde
    alle onrust van mijn huid stropen
    loop maar mee, daar was de kleuterschool
    waar alles onbesproken bleef

    dan klim ik weer omhoog
    in de brandgang waar we speelden
    hoger en hoger en dan de sprong
    ren ik met mijn spillebenen
    iedereen voorbij

    zal ik dan maar met een zacht hart door mijn straat lopen
    langs het huis waar ik woonde
    piept de schommel in de tuin
    kijk daar is het luikje in de deur
    met de witte gordijntjes

    dan draag ik weer de vlechten
    kam ik thuis mijn lange haren glanzend
    kleur ik grote bloemen op de stoep met krijt
    dat kan, maar dan dien ik te beseffen

    waar ik kind was ligt bewaard
    niets verandert door de tijd

    PM

Laat een reactie achter