WILFRED ALLOY als herbert – de Vraag is welke groep de quickste step in de benen heeft in Etappe 15 zo 21-7: Limoux – Foix (Prat d’ Albi) (185 km, bergen)


Etappe 15 zo 21-7: Limoux – Foix (Prat d’ Albi) (185 km, bergen)

… topoverleg …
 
Weer de bergen in. Het kan daar boven koud zijn, dus trek iets extra’s aan, mannen, zegt de gezag pretenderende baas van team Deceuninck–Quick-Step. Och, wie zijn de aangesproken mannen om daartegen in te gaan?  Dat zijn: Kasper Asgreen, Dries Devenyns, Enric Mas en Maximilian Richeze. De volgende renners gaan er wel in mee: Julian Alaphilippe, Yves Lampaert, Michael Mørkøv en Elia Viviani. Dat wordt bergop nog gezellig, denkt de teambaas met bedenkelijk gezicht. Met een gezicht waarvan de bedenkelijkheid, de bezorgdheid valt af te scheppen, bedoel ik. Niets bedenkelijks aan dat gezicht an sich, al nodigt het niet direct uit tot nader contact, maar dat is een ander verhaal. Kasper, Dries, Enric en Max sputteren voor de start dus tamelijk tegen, maar de baas heeft met enige druk, tegen het hem karakteriserende intimiderende aan, toch dingen gedaan gekregen – de dingen de baas als het ware – namelijk dat gans Deceuninck–Quick-steps met iets extra’s over de gebruikelijke wielerkloffie aangetrokken aan de etappe begint. Jasjes dus. Wat vreemd is als je erbij stilstaat. Helemáál als je er aan de start, zeg onder aan de berg, bij stilstaat. Het is daar namelijk behoorlijk heet. Rare jongens, die Deceuninck–Quick-Stepwielrenners. Maar goed, de jasjes zijn dan maar vast aan voor als ze in hogere sferen geraken. Hoeven de mannen er niet voor af te stappen.
 
Klimmenderweg lopen ook de negatieve gemoederen hoger op, nog hoger dan ze al waren. Het botert al langer niet binnen de ploeg, dat is een publiek geheim. Over waar ‘t ‘m precies in zit laat niemand zich voor de camera uit. Botsende karakters, zoiets, in de koers soms letterlijk botsend, dranghekken geïnvolveerd. Tja, dan kan zo’n dwingend opgelegde dresscode net de zweetdruppel zijn die het klam geworden boordje doet overlopen. En natuurlijk de spreekwoordelijke emmerdruppel. Zulks blijkt pijnlijk als ze de top zo ongeveer bereikt hebben. De ploeg zet zichzelf op de kant. Of hoe noem je zoiets, de remkabel wordt gesnokt? De edele delen tot halt houden afgedraaid? Het team stopt in ieder geval, of liever: de twee deelteams stoppen. Ze gooien, de woede reeds voorkokend, hun fietsen áán de kant (dat is zeker goed verwoord), de ene kant vier, de andere kant ook vier, en zijn van zins flink met elkaar op de vuist te gaan. Alles wijst erop. Wat er onderweg aan verbaal grof vuil heen en weer is gesmeten is niet te achterhalen. Je zou het de heren commentatoren kunnen vragen. Die menen continu te weten wat de renners koersend denken en zeggen, zelfs als ze niet op hun zijspanmotor meerijden. Feit is dat Genoemde Viertallen elkaar zat zijn.
 
De gangs staan tegenover elkaar. Worden er spreekwoordelijke troeven op tafel gelegd? Welnee. Het primitieve ‘erop klappen’! Sodemieter op met je kaarten, dit is geen spelletje. Handen en voeten gaan nu duchtig spreken. Vraag is welke groep de quickste step in de benen heeft (als daar boven überhaupt nog benen zijn, misschien die van gisteren). Het antwoord komt ‘rap’, zoals dat zo mooi heet.  
 
Durven jullie wel, vier tegen vier?! bibberroept Yves Lampaert, vooral in hoofdrekenen niet de slimste van het stel. Ja hoor, antwoordt Enric Mas rustig. Lijkt me wel zo eerlijk, voegt hij er vals grijnzend aan toe, vertrouwend op de slagkracht van zijn manschappen. De jasjes gaan uit bij het stel dat het waagde tegen de baas in te gaan inzake – hoe toevallig – het aantrekken van diezelfde jasjes. Kasper Asgreen, paars van woede, werpt als eerste zijn colbertje van overigens sportief prikkelend erodynamische snit van zich af om direct aan te vallen, Dries Devenyns,  redelijk acceptabel gekleed, volgt zonder nadenken zijn voorbeeld en staat op het punt ‘dol-ge-Driest’ op die vier walgelijke wittevoethielenlikkers af te stormen. Enric Mas en Max Richeze echter willen zich in stijl op het handgemeen voorbereiden door na het uitdoen der jasjes – nog tien keer sportiever prikkelend erodynamisch qua snit, hetgeen perfect bij de traagheid in handelen past – tevens onderliggende overhemdsmouwen tot de zwetende oksels op te stropen. Het oogt wel fraai slowmotion-filmisch, stijlvol heldhaftig en tot strijd bereid, het bouwt boven op die berg de spanning prettig en ondraaglijk tegelijk op, en dat zal hun bedoeling misschien ook zijn geweest – zie bovendien hoe de twee hun stropdas nog gentlemanlike subtiel met rechterwijsvinger en dito middelvinger over de linkerschouder tikken (alle bewegingen synchroon en danseuse als in een soort voorstelling van het Frans Nationaal Wielerballet of ‘Tour de France – Le Musical’) – doch tactisch is dit alles ronduit onverstandig. Er is geen intern overleg meer in de gevechtseenheid als geheel, geen samenhang. Voor zolang het filmduo het jasafwerpen, mouwopstropen en stropdas-over-de-schouder-draperen laat duren is het gewoon twee tegen vier.
 
Durven jullie wel, vier tegen twee? roept Devenyns, door de overtalsituatie in zijn nadeel overrompeld een stuk minder Driest. Ja hoor, lacht Julian, en hij zet zelfbewust à la Philippe de Tweede zijn IJzeren Hertog van Alva Elia Viviani strategisch op kop – als speelden zij het duel met thuisvoordeel, het publiek aan hun kant, in het Spaanse deel van de Pyreneeën – om eventuele futloze aanvallen van die twee sukkels alvast doeltreffend te kunnen beantwoorden. Kasper is van angst weer Asgreen as ever, terwijl in het achterland van het opstandige gebied het opstropen der mouwen zijn voltooiing nog moet meemaken. Jaaaa, het loopt weer aardig richting kerst, mensen. De afloop van het treffen zal ik hier derhalve niet uit de bevlekte doeken doen.
 
Of Ranke Nelis ook Pleegzuster Bloedwijn schenkt, wil Immanie weten. 
 
Herbert en Maarten hebben op de zijspanmotor bergop andere strijd geleverd zien worden. Ze hebben dus inderdaad met het pak meegereden, maar niet met ‘het maatpak’. Herstel: Maarten reed grotendeels alleen. Materiaalpech, zo was de officiële lezing, noopte Herbert al voor de beklimming van de eerste col – hoe druk je zoiets uit – te ‘lossen’ en de rest van de etappe in zijn bedompte commentaarkeet te volgen. Het scherm ging opnieuw af en toe op zwart, maar ook dat is het circus dat Tour de France heet. Pech. Herbert weet gaten altijd soepel dicht te praten, en dat zo beeldend dat het zwart van het scherm niet eens opvalt. Dat zegt wel iets. En die paar schrammen, ach, het had slechter kunnen aflopen, breek hem het gips niet open. Dusss…. Onafhankelijk van elkaar, dat scheelt schrijnend gebekvecht,  leverden de heren weer diepe kwoots. Herbert zegt expliciet dat hij iets gaat zeggen – wat zegt dat over Herbert? – en Kroot neandert weer in een knusse aflevering van Oudere Tijden:
 
HvdD: ‘Ik zeg: de verliezers van gisteren zijn de aanvallers van vandaag.’
DK: ‘Hij vrat een stuk berenvlees en legde er gelijk de zweep weer over.’

[Extra verkeersinformatie: in het pittoreske centrum van Foix is een Labetobus vol vale, zombieachtige passagiers gesignaleerd. Haal niet in, blijf rechts rijden en probeer de chauffeur met lichtsignalen en schoten in de lucht te waarschuwen.] Hij kan, Alloy.
 
ROEPT U MAAR

“Een jasje uitdoen!”

De renner heeft nog over. De groep kan nu gesloopt.
Wat extra kolen op het vuur, het jasje losgeknoopt.
Je ziet zoiets wel vaker. Ook in De Kantelaar
doet menigeen het jasje uit, voor topprestaties klaar.
Dat continue hijswerk… de dorst stijgt met het uur.
Begrijpelijk, dan gaat er soms nog méér uit op den duur.
Het ‘uitgaans’-leven is niet op alles voorbereid.
Maar we zitten hier gebeiteld en we zitten hier geheid!
 


[Top 3 algemeen orangement: 3. Kruijswijk +1.47, 27. Mollema 35.54, 36. Poels +56.22]

Share This:

Gepubliceerd door Pom Wolff

Hoi, welkom op mijn site pomgedichten. De site is in langzame opbouw net als de dichter. Ik ben geboren in Amsterdam, ik leef daar en wil daar ook wel doodgaan. Ik studeerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam, Rechten aan de Vrije Universiteit en werk als juridisch adviseur in de hoofdstad. Jan Arends is mijn favoriete dichter dan Kopland dan Menno Wigman. Paul van Ostaijen mijn dandyman. In slammersland geniet ik van Roop, Karlijn Groet, Peter M van der Linden - ACG natuurlijk, Ditmar Bakker, Jürgen Smit en Daan Doesborgh. En wat moet ik zeggen nog van Robin Block ( “hee ouwe wolf”) de wildemannen, lucky fonz III - Sander Koolwijk of Tom Zinger: "er is hier zeker 80 centimeter plant waar jij geen weet van hebt...." - mijn windroosmaatjes. Mijn optredens bezorgden mij eretitels: landelijk slamfinalist 2003, 2004, 2005 en brons in Tivoli in 2006, 2007 en 2010, 2011, 2012 en ook weer in 2013. - Dichter van het jaar in Delft 2005, voorts slamjaarwinnaar 2005 van de poëzieslag in Festina Len-te te Amsterdam, winnaar van Slamersfoort 2006. Jaarfinale Zeist 2007 en de BRUNA poézieprijs 2007 in mijn zak. Ik ben de hoogste nieuwe binnenkomer op de jaar-lijkse top-200 lijst van bekendste dichters Rottend Staal – Epibreren 2005. In 2008 kreeg Pom Wolff De Gouden Slamburger uitgereikt vanuit de Universiteit Utrecht – afdeling letteren en won hij het 2e Drentse open dichtfestival. op 19 april 2009 verscheen de bundel 'die ziekte van guigelton' - winnaar jaarfinale slamersfoort 2009. in 2010 won hij de dicht-slam-rap van boxtel en de dobbelslam van entiteit blauw te utrecht. in 2012 de grote prijs van Grimbergen én DE REBELPRIJS voor de poëzie van de REBELLENKLUP. Tot zover enig geronk. In 2014 presenteerde uitgeverij Douane op 22/11 in Café Eijlders de pracht bundel: 'een vrouw schrijft een jongen'. Sven Ariaans schreef in zijn juryjrapport Festina Lente Amsterdam: “Het is iemand die je zenuwen blootlegt om vervolgens op vaderlijke toon te zeggen dat die pijn jouw pijn moet zijn en dat er geen zalf bestaat. Elke cognitieve dissonantie die je voor jezelf op prettig hypocriete wijze had opgeheven, wordt je ingewreven, of zoals medejurylid Simon Vinkenoog het kernachtig zei: "hij verschaft illusieloos inzicht in de werkelijkheid". Ik voel me in deze omschrijving wel thuis.) 'je bent erg mens' van pom wolff verscheen in de befaamde Windroosserie in september 2005 en was in een mum van tijd uitverkocht. Nieuw werk - 'toen je stilte stuurde' verscheen op 18 november 2006 wederom bij Uitgeverij Holland te Haarlem. ook deze bundel was meteen uitverkocht. erik jan Harmens interviewde pom wolff over deze bundel in de avonden van villa VPRO.

Laat een reactie achter