Spaan Special 2 – ALJA SPAAN doet de dinsdag: ‘Schrijven is misschien dat vooral: thuiskomen en je omgeving herkennen, je benen op tafel kunnen leggen,…’

Wij mogen AlJA SPAAN verwelkomen de komende dinsdagen op de site. Het verzoek om de columns van JOLIES HEIJ waar te nemen gehonoreerd. Dank je wel ALJA en de tweede is raak: human intrest van de bovenste plank. Overleven, over leven en herkomst van Alja Spaan:

De schrijfster Anais Nin zegt in ‘De nieuwe vrouw’:
De kunstenaar is een tovenaar – hij heeft me geleerd dat waar je ook terecht bent gekomen, je altijd weer kunt ontsnappen”. Dat troost me meestentijds.

Schrijven omdat je bang bent dat niemand je vindt terwijl je je verstopt hebt onder de bessenstruik. Tot tien horen tellen en dan denken dat nooit iemand op het idee komt daar te zoeken en eigenlijk dat ook niet willen. Schrijven omdat er niemand is die luistert, omdat de anderen te groot zijn of te ver weg of teveel met zichzelf bezig. Schrijven uit wanhoop, onmacht, neiging tot schreeuwen terwijl je keel vastgeschroefd is en je tong uit je mond gerukt en simpelweg niemand in staat is tot horen. Schrijven omdat dat het enige is dat nog rest, het enige is dat je kunt, althans dat hoop je.

Schrijven om orde te scheppen omdat orde veiligheid brengt en rust, omdat duidelijkheid overzichtelijk is en gewenst, omdat beheersing noodzakelijk is en omdat je verweten is dat je dat niet bent: niet beheerst, niet duidelijk, niet veilig. Schrijven ook om mooier te maken, beter, te helen of juist te scheuren, schrijven om dingen in op te bergen of juist om iets aan te tonen. Zo verdwijnt de vader uit de eerste column onderaan de trap, opgerold in een stinkende deken.

Can death be sleep, when life is but a dream, 
And scenes of bliss pass as a phantom by? 
The transient pleasures as a vision seem, 
And yet we think the greatest pain’s to die. 

How strange it is that man on earth should roam, 
And lead a life of woe, but not forsake 
His rugged path; nor dare he view alone 
His future doom which is but to awake. 

© John Keats, On Death

from Posthumous and Fugitive Poems

“Hij was nu beslist ergens anders. Hij kon niet zeggen of hij nog zweefde of zat. Het kwam hem voor dat hij onderweg was naar iets en ergens moest aankomen. Er streken flarden lucht tegen hem aan, er waren ijle witte wolken, er hingen pluimen rook. Ergens heel diep van binnen kwam de gedachte dat hij iemand moest waarschuwen, dat hij zijn moeder moest zeggen waar hij naar toe ging, dat er een bezorgdheid zou zijn als hij niet vertelde dat hij op tijd terug zou zijn. Ze zou de aardappels over de tafel gooien en doen alsof de mand gescheurd was. Ze zou opstaan en langer zijn dan ooit, het lijf angstaanjagend wit, de haren los, en het vel pakken van zijn arm en dan dat tussen twee vingers draaien.”

(uit: Bestsellers, hoofdstuk 3)

De moeder uit de eerste column komt in hetzelfde relaas terug, zelfs de dochter kent daarin haar plaats. Het is elke keer alsof alle reizen samen met chauffeur en passagiers en met medenemen van bagage en passanten tegelijk eindigen. Schrijven is misschien dat vooral: thuiskomen en je omgeving herkennen, je benen op tafel kunnen leggen, je kreukelige kleren uithangen, de kruimels uit je koffer schudden, de auto in de was, de ansichtkaarten geschreven, bij het verzenden misschien nog een aarzeling, en ze dan terugvinden onder de fruitschaal. De peren hebben de appels aangeraakt, er zijn bruine plekken ontstaan met spikkeltjes erin en er hangt een lichte geur van bederf.

Vervolgens is schrijven het raam open zetten, de tochtstroom voelen, de geur van een verlaten zomer ruiken, de melodie van een kinderliedje in de verte horen, een motor die aanslaat, het ontmoeten van de thuisblijvers. Op sommige dagen komen we ook tegen:

negenenvijftig motoren in groepjes van vier, drie vissers in de beschutting van een reuzenparaplu, een treuzelend brommertje met een giebelend meisje, BMW’s met bungelende knuffels en open ramen, een man in korte broek (met tuinslang), twee magnums uit de verpakking, een hond op het fietspad, vier mannen in trainingspak die allemaal tegelijk hun kuitspieren ontwikkelen en een roze plastic tas aan het prikkeldraad van het weiland langszij.

Ik was om alle goede redenen onderweg.

een bewijs

Als ik het opschrijf, is het voorbij en ben ik definitief
weer thuis, kom ik terug in de dagelijkse dingen,

zoals hier. Voorheen was dat juist de reden het te noteren
en niet alleen op deze plek. Agenda’s vol,

symbolen op de muur, pen op de zijkant van je hand, een
groet onder de postzegel, enveloppen op je

deurmat. Bewijzen tegen het vergeten, het herhalen het
teken van bestaan, logboek tegen de dood.

Als teken van vertrek groette ik vanaf het papier, eenmaal
thuis holde ik naar de kantlijn, misschien

meer voor jou dan voor mezelf, een lezer moet niet nodeloos
verontrust worden. Even twijfel ik of ik zelfs

degene was die schreef zoals ik nooit zeker ben van de reis,
de deur nog in het slot draai en liever doe alsof.

Alja spaan
(log 12 november 2018)


Share This:

Gepubliceerd door Pom Wolff

Hoi, welkom op mijn site pomgedichten. De site is in langzame opbouw net als de dichter. Ik ben geboren in Amsterdam, ik leef daar en wil daar ook wel doodgaan. Ik studeerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam, Rechten aan de Vrije Universiteit en werk als juridisch adviseur in de hoofdstad. Jan Arends is mijn favoriete dichter dan Kopland dan Menno Wigman. Paul van Ostaijen mijn dandyman. In slammersland geniet ik van Roop, Karlijn Groet, Peter M van der Linden - ACG natuurlijk, Ditmar Bakker, Jürgen Smit en Daan Doesborgh. En wat moet ik zeggen nog van Robin Block ( “hee ouwe wolf”) de wildemannen, lucky fonz III - Sander Koolwijk of Tom Zinger: "er is hier zeker 80 centimeter plant waar jij geen weet van hebt...." - mijn windroosmaatjes. Mijn optredens bezorgden mij eretitels: landelijk slamfinalist 2003, 2004, 2005 en brons in Tivoli in 2006, 2007 en 2010, 2011, 2012 en ook weer in 2013. - Dichter van het jaar in Delft 2005, voorts slamjaarwinnaar 2005 van de poëzieslag in Festina Len-te te Amsterdam, winnaar van Slamersfoort 2006. Jaarfinale Zeist 2007 en de BRUNA poézieprijs 2007 in mijn zak. Ik ben de hoogste nieuwe binnenkomer op de jaar-lijkse top-200 lijst van bekendste dichters Rottend Staal – Epibreren 2005. In 2008 kreeg Pom Wolff De Gouden Slamburger uitgereikt vanuit de Universiteit Utrecht – afdeling letteren en won hij het 2e Drentse open dichtfestival. op 19 april 2009 verscheen de bundel 'die ziekte van guigelton' - winnaar jaarfinale slamersfoort 2009. in 2010 won hij de dicht-slam-rap van boxtel en de dobbelslam van entiteit blauw te utrecht. in 2012 de grote prijs van Grimbergen én DE REBELPRIJS voor de poëzie van de REBELLENKLUP. Tot zover enig geronk. In 2014 presenteerde uitgeverij Douane op 22/11 in Café Eijlders de pracht bundel: 'een vrouw schrijft een jongen'. Sven Ariaans schreef in zijn juryjrapport Festina Lente Amsterdam: “Het is iemand die je zenuwen blootlegt om vervolgens op vaderlijke toon te zeggen dat die pijn jouw pijn moet zijn en dat er geen zalf bestaat. Elke cognitieve dissonantie die je voor jezelf op prettig hypocriete wijze had opgeheven, wordt je ingewreven, of zoals medejurylid Simon Vinkenoog het kernachtig zei: "hij verschaft illusieloos inzicht in de werkelijkheid". Ik voel me in deze omschrijving wel thuis.) 'je bent erg mens' van pom wolff verscheen in de befaamde Windroosserie in september 2005 en was in een mum van tijd uitverkocht. Nieuw werk - 'toen je stilte stuurde' verscheen op 18 november 2006 wederom bij Uitgeverij Holland te Haarlem. ook deze bundel was meteen uitverkocht. erik jan Harmens interviewde pom wolff over deze bundel in de avonden van villa VPRO.

Laat een reactie achter