
De piramide van Avenida Kukulkán. Wow! Maar het gebruikelijk circus doet alle magie die het wereldwonder nog in zich draagt in rap tempo verbleken. Onderweg al, als de auto even tot stilstand komt, duiken straatverkopers als uitgehongerde muskieten op me af. Eeuwig zonde. Daarna drie badplaatsen. Tulum. Playa Del Carmen. Cancun. Celebration of the ego. Met Avenida Kukulkán, ofwel the strip, als episch centrum van leeghoofdigheid.
Poorten naar de hel zijn het.
Alledrie. Niet zo gek. Het is de streek van de cenotes, ondergrondse watergrotten waar de Maya´s bloederige mensenoffers brachten. Kinderen vaak. Prima plek. Ingang naar de onderwereld. Als toerist mag je erin zwemmen. Oranje zwemvest verplicht. Dat wel. Tegen betaling uiteraard. Mooi niet. Snel wegwezen. Een zongebruind jochie van een jaar of zes marcheert een poosje schaterlachend met me mee. Woest met de armen zwaaiend als een onvervaarde Maya krijger. Bovenlijf ontbloot. Hij kijkt me even dolgelukkig in de ogen en verdwijnt dan vrolijk huppelend achter het nietige stalletje van z´n moeder. Walking with giants. Dat maakt de dag weer goed. Het is alsof ik in de spiegel kijk.
Peter Berger

Het huis ligt op de uiterste rand van het dorp aan het eind van een hobbelige zandweg. Daarna heerst woestenij. Het is ruim maar basic en ontbeert iedere vorm van luxe. Naar westerse begrippen althans want alles is er voorhanden: koelkast, kookgelegenheid en zelfs stromend drinkwater, met een elektrisch pompje getapt uit zo’n doorzichtig plastic 10 liter vat dat overal verkrijgbaar is. In de badkamer met toilet hangt een spiegel op navelhoogte. Het is er kraakschoon. Overal trouwens. Warme douche? Dat kan, maar niet zomaar: na het omzetten van de tuimelschakelaar voor de benodigde druk is een flinke portie geduld vereist. Ik geloof het wel. Het water is hier nooit echt koud en de zee vlakbij want vanaf de veranda loop je zo het spierwitte strand op. Het doet pijn aan de ogen zo wit is het. Hoezo geen luxe?
Op nog geen veertig passen lonkt de azuurblauwe zee die, afhankelijk van het schaduwspel van zon en wolken, met regelmaat ook een zweem van groen vertoont. Aan de horizon een diepblauwe pennestreek.
De ramen hebben ruwhouten witgesauste shutters met plastic horrengaas maar glas ontbreekt. Dus hier in huis zelfs waait de wind, die, opgejaagd door Kukulkán zelve, vanuit de oceaan gestaag de kust aanvreet. Vastberaden loeiend. Met groot ontzag spreekt men nog immer over orkaan Gilbert die in 1988 nagenoeg alle bebouwing op Isla Cozumel wegvaagde om vervolgens, bij hoge uitzondering, ook de noordkust van Yucatán te teisteren. Het dorp alhier, vernoemd naar uit agave vezels geslagen touw, werd destijds aanzienlijke schade toegebracht. Vezels in overvloed want uit het sap van de agaveplant stookt men tequila.
Het nagenoeg lege strand is bezaaid met zeewier, dat bij noordenwind van heel ver komt, en grote stukken zinkhout in bizarre vormen. Ooit losgeslagen uit een nabijgelegen mangrove. Een pelikanen paartje duikt synchroon plonzend naar vis. Op rechts staan een stuk of wat wuivende palmen op een kluitje bij elkaar. Op links dito in een oneindig ogende rij die tot voorbij de oude betonnen pier reikt waar soms een visser uit de haven verderop aanmeert. Met regelmaat vliegt een langgerekte sliert flamingo’s langs. Gisteravond stonden er stevige golven die me luid ruisend zachtjes in een zalvende slaap susten. Vroeg in de ochtend heerst meestal slechts een slome verfrissende bries. Maar rond het middaguur gaat het gewoonlijk weer los en in no time hoor je dan de wind weer rond het huis gieren.
Alles hierbinnen is een beetje klam van zeezout. De eenvoudige houten meubels zijn vooral functioneel. Eettafel met stoelen centraal opgesteld naast de open keuken en bij het grote raam met zeezicht een paar zelfgemaakte houten stoeltjes te klein om op te chillen.
Zorgvuldig geschilderd in rood en bruin matchend met de eetstoelen.
In het dorp, dat een paar honderd huizen telt, is geen pinautomaat. Wel een stuk of wat tabernas waarvan eentje met een terras op het strand met van die goedkope witte plastic stapelstoelen die gemakkelijk wegzakken in het rulle zand. Een paar traditionele Maya visgerechten sieren er de kaart. Maar vandaag bestel ik krokante kip met huisgemaakte friet even verderop. Omdat de boel zometeen dicht gaat brengt de ober ook nog een gefrituurd visje. Van het huis, zo laat hij trots weten met google translate op zijn mobiel. Zodra de zon ondergaat sluiten ze subiet. De tavernes. Allemaal. Onverbiddelijk. Dineren doe je hier tussen vijf en zes. Klanten zijn er nauwelijks want het virus heeft het voorzichtig ontluikende toerisme duidelijk geen goed gedaan. Overal heerst de drukkende sfeer van oprukkend verval.
Een paar mini supers van hoogstens kamergrootte verkopen tot laat in de avond dagelijkse voorverpakte benodigdheden zoals drank en klef amerikaans casino brood dat eindeloos vers blijft. Uiteraard ook de altijd op het menu staande tortillas. Ook lekker onder een oerhollandse uitsmijter voor het dagelijkse ontbijt. In een kleine markthal die bijna altijd gesloten is verkoopt men groente en fruit. De paar locals die er soms rondhangen kijken meestal hopeloos verslagen maar menen het goed. Eva neuriet een bekend melodietje. All you need is love. Ze hebben ook niets anders. Dit is Mexico. Ik heb makkelijk praten. I know. Maar ik voel me er thuis. Dat is pas luxe.
Peter Berger