
Eerst Mexico uit. Na een praatje met een onzichtbare wetsdienaar achter het spiegelende glas van het grensloket gebaart hij me het gebouwtje, dat nog geen drie bij drie meet, via de zijdeur binnen te gaan. De dienstdoende ambtenaar is vriendelijk, strikt en geloofwaardig. Spreekt uitstekend Engels bovendien. Z´n gesteven uniform zit ´em als gegoten. Geen plooitje of vouwtje te bespeuren. Snor perfect in model. Gezicht strak in de plooi. Een Mexican gentleman kortom. Die bestaan dus toch. Papierwerk. Toeristenbelasting. Stempels. Witte en blauwe formulieren. Hurray! Free to go. Eenmaal buiten staat de taxi geduldig te wachten. Vervolgens door de neutrale zone naar de Belizean border. De grens is weliswaar sinds kort weer open maar niet voor buitenlandse auto´s. Taxi´s incluis. Maar de goede man maakt geen aanstalten rechtsomkeert te gaan voordat er een Belizaanse taxi is gearriveerd. Gracias! Bagage verhuist van de ene kofferbak naar de andere. Ciao. Daarna wordt er wederom rustig afgewacht; hij weet wat er komen gaat. The new driver. Volgende loket: een verplichte antigeen test die serieus en met care wordt afgenomen. Eerst betalen. Roze formulier. Rechtsonder ondertekenen. Geel betalingsbewijs. Dan naar het loket om de hoek. Kijk er toch weer scheel van. Kriebelstaaf in je kop. Ik grap dat m´n hersens ervan jeuken. Er wordt gelachen. WTF? Iedereen lacht hier. Met een vette glimlach op z´n minst. Na een minuut of twintig de uitslag. Ze nemen het serieus. De Belizeans. Wat een contrast met Mexico. Daar is het soms, zonder duidelijke reden, verplicht bij een beach party. Zo´n test. Why? Joost mag het weten. Zolang je maar betaalt. Het dient geen enkel nut want het staafje gaat niet voorbij het randje van de neusvleugel en iedereen mag meteen door. De uitslag wordt niet eens afgewacht. Iedereen is negatief. Gegarandeerd. Methodology.
Maar hier in Belize is het niet voor saus. Landsbelang. Na de negatieve testuitslag met de nieuwe taxi door naar het immigration office even verderop. Bagage wederom de kofferbak uit. Formulieren. Stempels en nog meer formulieren in alle kleuren van de regenboog. Ik overdrijf. Het valt best mee met dat papierwerk. Het appelleert aan iets moois van toen ik jong was. Toen men nog rust in het lijf had. Bovendien wordt je bij ieder loket vriendelijk bijgestaan door een immigration official. Het duurt even, maar loopt allemaal smooth en het helpt dat Engels hier de voertaal is. Het is er trouwens erg rustig. Bij de grensovergang. Slechts drie man en een paardenkop willen erdoor. Hoogstens. Okee, zes misschien. Soit. Dan ter afsluiting de verplichte bagagecheck door een donker rasta meisje die me onmiddellijk doorlaat zodra ze Bob Marley Untold in m´n tas ziet zitten. ¨Nice read sir!¨ Glimlach. Boks. Hup weer de taxi in, richting kustplaatsje Corozal. Morgen met de boot naar San Pedro.
In de taxi denk ik terug aan de dagen in het compleet uitgestorven Sisal. Good memories. Liep er een Mexicaanse vrijgevochten dame tegen het lijf die hoog jumpend met haar kite eenzaam de golven trotseerde. Brown skin. Blauwe ogen. Blond haar. Duitse vader. In short: a macho magnet. Lustobject. Volgens eigen zeggen. Dezelfde avond spelen we darts en domino bij haar thuis en drinken we te veel bier uit groene en bruine literflessen. Zie haar nog zo voor me. Aangeslagen vertellend over de lockdown vorig jaar. Andere koek. Het dorp dat zonder pardon een half jaar hermetisch werd afgesloten van de buitenwereld. Ze vertelt over de armoede. Over de macho cultuur. Dat je er als vrouw weinig tot niks waard bent. In Mexico. Gratis kiteles aan jongens uit het dorp? Door een chica rubia? Dacht het niet. Girl power? No way! Feministische idealen worden niet omarmd. Integendeel. Ze kreeg onlangs nog een boete voor topless zonnen omdat nota bene de buurvrouw bij de sheriff had lopen klagen. Waarom ze Mexico niet verlaat? ¨I need to feel the pain. I need to feel the pain,¨ zegt ze vol hartstocht. ¨This is my home. See? My home. I know you can understand. I know. You can feel the pain.¨ Tranen in beide ogen. Eenmaal flink aangeschoten lossen we alle wereldproblemen op: lack of freedom. ¨People just don’t realize what freedom is,¨ proclameert ze plechtig met haar hand op het hart. ¨And this makes me really sad.¨ Ik voel het kloppen. Haar hart. Meer tranen. Snikken. Meer bier. Weird dreams. Koppijn.
De bootreis is hobbelig en ik heb het voorrecht om hoog en droog op het bovendek een metertje achter het stuurwiel en de breedgeschouderde kapitein plaats te mogen nemen. Tussen beide matrozen in. Het is vroeg. Een paar local teenagers liggen te slapen op de bankjes aan weerszijden van het dek. Het is er een natte bedoening. Op die bankjes. De overige passagiers zitten benedendeks. Het is een polyester schuitje van nog geen twaalf meter met vier buitenboordmotoren van tweehonderd paardenkrachten elk. Komt u maar. Beuken met die hap. Twee uur vol gas. Eerst nog achter de beschutting van een langgerekte landtong. Daarna gaat het los. Open seas. De kapitein maant de bemanning soms wat meer naar links of rechts te schuiven zodat de boot zo vlak mogelijk op het water blijft. Mijn gewicht helpt. Er wordt instemmend geknikt. Serious shit.
San Pedro is Belize´s number one tourist destination. Circus? Yes, but run by locals. Op een kleinschalige, niet al te opdringerige, manier. Caribbean vibes. Toeristen zijn er momenteel weinig. I don´t mind. Een kwart van voor de pandemie? Minder zelfs zegt men; blij dat je in deze barre tijden van ver komt om hier je geld uit te geven. Tuurlijk. Je bent en blijft toerist. It works: er heerst hoop. Dat voel je. En dat terwijl men hier drie keer armer is dan in Mexico. Ook dat zie je hier terug: barre armoede. Natuurlijk. Eerlijk is eerlijk: het is soms schrijnend in de achteraf steegjes. Drugs. Drank. Ellende. Roes uitslapen. In de goot. Ik kom er een rastaman tegen die compleet verrukt is als ik ´em vertel Bob Marley te hebben zien spelen. Live. Long time ago. Hij drukt me een dampende spliff in de handen en valt me daarna spontaan om de nek. ¨Want some? From the heart,¨ drukt hij me op het hart. ¨No problem. Ten grams legal.¨ Vertelt vervolgens met veel passie hoe hij ooit in de jungle Bob Marley in de wolken zag verschijnen. Samen met Marcus Garvey. Haile Selassie. En Malcolm X. Rasta icons. ¨And I aint smoke nothin´. Nothin´. Tellin´ you brother! Only recognize Bob back then, but ten year later my sista teach me bout rising awareness and show their picture. Blew me away. All those men in my vision and I know nothin´ back then. I man only sixteen year old. How could I see these men in the sky?¨ Vraagtekens. Ik was ook zestien. Jaren zeventig. Houtrusthallen. Den Haag. Bob Marley and The Wailers. In de wolken was ik zeker. Knetter. That´s for sure. ¨You and I? We´re from the same branch man,¨ zegt ie, en vervolgt na een homie handshake z´n weg. ¨One Love!¨ roepend.
Eilandje verderop: Caye Caulker. Veilig verscholen achter het barrier reef. Further down south. Half uurtje met de boot. Rustig aan. Geniet! Take it slow. In de laagste versnelling wel te verstaan. Totally my thang. Hangmatten tussen wuivende palmen. Zweten. Dobberen in het zilte nat. Lukewarm ocean. Ook hier snakt men naar meer toeristen. Prices go up; visitors go down, maar men geeft de moed niet op. ´s Avonds na een uur of tien is het er uitgestorven; behalve in de plaatselijke Sports Bar waar de lokale jeugd rondhangt en onder het golfplaten dak danst met schaars geklede blonde backpacker meisjes die luidkeels met de karaoke meeblèren. Vroeg naar bed. Geen asfalt hier. Althans, er ligt een decimeter zand op. Paperwhite fine sand. Op de enige asfaltweg. Als het regent een witte plakkerige blubber drek. Erlangs staan kleurige houten huizen op hoge en lagere palen. BBQ op straat. Island vibes. Maar voor hoelang nog? Het is me inmiddels meermaals verteld: dat het strand hier op de eilanden twintig jaar geleden dertig meter breed was. Veertig zelfs misschien. Tot aan de laatste palen van de langste pier in ieder geval. Daar is nog geen vijf meter van over. Van het strand. En ook hier spoelt onwelriekend afgestorven zeewier aan. Sinds een jaar of vijf. Veel minder dan in Mexico; maar toch. Het wordt iedere dag afgevoerd. Waar moet dat heen? Zand scheppen en ophogen? Doet men al jaren; het zogenoemde opvullen, maar de zeespiegel blijft stijgen. Een meter inmiddels. Tja. Een man met plakkerige dreads, een heel linkerbeen en een korte stomp, vraagt me vriendelijk iets van hem te kopen. To support the repair of his wheelchair. Het verhaal hoe ´ie z´n rechterbeen verloor is schrijnend. Onnodig ook: gebrek aan medical care. Klein wondje. Gangreen. Maar hij is dankbaar het gered te hebben. Ik besluit voor een enkelketting met fel gekleurde kralen in red, gold and green. Voor om de pols. Een opdringerige Amerikaan dingt ondertussen een dollar bij ´em af en laat vervolgens z´n nieuwe aanwinst, een handgeregen schelpenketting, vol trots aan z´n vriendin zien die een paar passen verderop naast een waste bin plaatjes schiet voor Insta. She´s not impressed. Niet geïnteresseerd bovendien. Sea levels? People got other worries. Ieder voor zich: If u not 4give u ll not be 4given. Staat er. Geklad op de afvalbak. In druipende spuitbusletters.
PETER BERGER