Peter Berger: de laatste impressies – ‘Welcome to Mexico. Even later weer een bus in. Straks flaneren op Fifth Avenue, Playa Del Carmen, hedendaagse hellepoort. Er loopt van alles. Tattooed girls in tiny summer dresses. Desperate housewives. Dikbillen. Haakneuzen. Vetzakken. Sneue machos. All looking for love.’

Diep. Dieper. Diepst. Volgens de website een kleinschalige jungle adventure lodge ergens ver weg verscholen in het regenwoud. Maar Indiana Jones, zoals de folder had beloofd, is bij aankomst nergens te bekennen. Het hele gebeuren is al geruime tijd over het hoogtepunt heen. Zo te zien. Then Covid killed it. Rammelende dakplaten. Loszittende traptreden. Achterstallig onderhoud. Oppassen geblazen. Maar wat een plek! Een groener dan groene vallei ingesloten tussen twee steile bergwanden begroeid met statige tropische bomen. Huge ones. Hardhout. De nacht donkerder dan zwart. All alone in een eenvoudige boshut. Apen op het dak. Animal sounds. How to get there? Een weg kan je het eigenlijk niet noemen. Steiler dan steil. Hobbeliger dan hobbelig. Met twee snelstromende riviertjes als kers op de taart. Want het regent pijpestelen. Pickup absolute noodzaak. En dan eigenlijk nog steeds best spannend. Kolkend water tot aan de dorpels. Het terrein? Zesduizend hectare! Met daarop een heuse killer cave nota bene! Offerplaats. Op nog geen honderd passen van de lodge. En dan de verhalen van de eigenaar die binnen afzienbare tijd op z´n brommer aan kwam zwieren. Voor een meer dan warm welkom. Niet veel later zitten we aan het bier en brandt hij los. Crazy. Geloof me. Onwaarschijnlijk fantastische verhalen zijn het. Aldous Huxley had een punt: Reality never makes sense. Only fiction does!

Hoe dan ook. Ik heb voldoende ammunitie voor tien jaar aan de borreltafel. Tipje van de sluier? Een airstrip, voor van die kleine vliegtuigjes, bovenop de bergkam naast een voormalig bordeel. Dertig jaar geleden. Filmsterren. CIA. Dit is Midden Amerika. Dit is de jungle. Daar gelden andere wetten. Bedenk het zelf maar. Fantaseer erop los. Wetteloosheid voor wie durft. Gekker kan niet.

Morgen de pickup inleveren in Belize City en aansluitend met de bus naar Corozal. On my way back home. Maar eerst die verdomde grot in, house of gods: met een kleine kano nog wel. Dat. Ben er nog steeds sprakeloos van. Na een dikke kilometer kan je zelfs plat op de buik niet verder. Akelig nauw is de poort naar Xibalba. Mayan hell. Maar louter schoonheid onderweg! Hooggewelfde pracht in een aaneenschakeling van natuurlijk gevormde druipsteen kathedralen. Galmend hoog en grillig als de druipzandkastelen die ik als kind opwierp op het Noordwijkse strand. Glimmend als glazuur. Goddelijk zo mooi. Stalactieten? Dat zijn wortels van de heilige katoenboom waarlangs goddelijk hemelwater naar beneden sijpelt en zo drie werelden verbindt. Hemel. Aarde. Hel. Ieder opgedeeld in meerdere lagen. Er liggen verkalkte botten en schedels. En esa cueva. Overblijfselen van slavenoffers om de goden gunstig te doen stemmen. Als het even tegenzat werd zwaarder geschut ingezet. Mislukte oogst? De plaatselijke Maya king diende dan een eigen kind te slachten. Offervlees. Een dochter liefst: z´n allerliefste. Stervelingen zijn gedoemd om na de dood ongeschonden alle lagen van de onderwereld door te worstelen om uiteindelijk de eindbaas te verslaan. De heren van Xibalba zijn niet mis. Ga er maar aanstaan. Bottenbreker. Zevendood. Schedelverbrijzelaar. Bloedklauw. Om er maar een paar te noemen.

Prettige reis. Je mag niet zomaar de bovenwereld weer in. Any shortcuts? Wie offervlees was mag meteen door. Vrijkaartje. Zelfmoordenaars ook. En de Royals? Die krijgen per direct een plaatsje aan tafel bij de goden. Lucky bastards.

Belize City is zo´n oord waar je nog niet dood gevonden wil worden. En daarop schijnt een gerede kans te zijn als je je in een foute buurt begeeft. Volgens Google. En het reisadvies. Belangrijker nog: gehoord van locals. Een gewaarschuwd mens telt voor twee. Snel naar het busstation. Kaartje kopen? Verkeerde rij. Drukte. Weggebonjourd. De bus naar Corozal gaat ergens daar murmelt de kaartjesverkoper met een vaag handgebaar. Maar daar is geen loket. Een tiental rokende stinkbussen staan opgesteld achter een versleten hekwerk. Heras style, dertig jaar oud: gatenkaas. Bij iedere bus staat een druktemaker te bazelen met een tongval die niet te volgen valt. Chaos alom.

Dan klinkt er iets als Corza. Coroza! Corozal? Je wordt meteen door zo´n drukdoener een bus in gefrommeld. Het ding zit bomvol. Vijftig plekken beschikbaar en zodra die allemaal bezet zijn gaat het gas erop. Even verderop bij de super wordt nog kortstondig gestopt om bier te kopen voor onderweg. Door een paar opgeschoten jochies. Kaartjes zijn er nog steeds niet verkocht. Je moet er maar het beste van hopen. Het ding rijdt bizar hard. Waar in de bewoonde wereld personenauto´s gewoonlijk bussen inhalen is het hier andersom. Vol gas raast de bus overal in sneltreinvaart langs. Binnen giert en brult het want alle klapraampjes staan open. Tegenliggers kunnen, in het pikkedonker soms half in de berm belandend, het snelheidsmonster meestal maar ternauwernood ontwijken. Openbaar vervoer? Het werkt hier allemaal een beetje anders.

Helemaal anders. In Belize vertrouwt men op van die afgedankte Amerikaanse schoolbussen, meestal van Blue Bird makelij. Een jaartje of dertig geleden afgeschreven al. Vervuilende ouwe troep volgens westerse begrippen. Onverslijtbaar vindt men hier. Haltes? Ja en nee. Gewoon langs de weg je hand opsteken werkt ook; of zodra je eruit wil even de chauffeur raadplegen. Verkeersdrempels zijn er plenty. Prima stopplek. Moet toch al flink afremmen. Elke bus heeft naast de chauffeur ook een conducteur die onderweg alle passagiers langsgaat om het voor de rit verschuldigde bedrag te innen. Tickets? Vergeet het maar. Kwestie van een goed getraind geheugen want overal stappen mensen in en uit. Na een uurtje of twee en tientallen stops later geeft de conducteur een seintje dat er voor Corozal overgestapt dient te worden. Okee? Hij wijst op een bus die vijftig meter verderop staat te ronken.

Hup de benenwagen in en flinke vaart maken want het ding staat op het punt van vertrek. Aldaar enigszins buiten adem aangekomen blijkt dat een conducteur niet alleen over een goed geheugen dient te beschikken. Getrainde spierballen zijn ook een must. Er staat een rommelige rij van een man of dertig achter een niet geheel sobere reiziger die een flinke rel schopt omdat de conducteur hem de toegang weigert. Een opstootje is in de maak. De man probeert zich, luid moord en brand schreeuwend, toch naar binnen te wurmen en haalt plots vol uit. Pats! Uit het niets. Vol op de bakkes. De meer dan gespierde money collector pikt het niet en mept de kerel met een paar stevige body punches naar de grond. Een paar omstanders springen er meteen bovenop, maar houden de vechtjas niet in bedwang. Vier man! Opnieuw gaat de agressieveling na een paar rake tikken over en weer tegen de grond. En nog een derde keer. Dan druipt ´ie als een geslagen hond af. Staart tussen de benen. Het instappen kan eindelijk beginnen en dat blijkt een tijdrovende klus want er is veel meer bagage dan de bagagerekken toelaten. Het gangpad is bezaaid met obstakels. Nog een man of tien voor me komt de dronkaard, or whatever substance is running through his veins, briesend als een dolle stier vanachter de bus aanstuiven. ¨I´ll kill you asshole,¨ krijsend.

Enough is enough vindt de chauffeur en reikt de conducteur een korte stalen pijp aan om de man alsnog te bewegen zijn pogingen te staken. Niks ervan. De vechtersbaas gaat er wederom vol in. Beng! Het geduld is op. Genoeg vertraging. Nog een mep. En nog een in de nek. Dronkeman down. Bewusteloos. Hoog tijd om te gaan. De bus zit even later vol. ¨Call the police and tell them I knocked him down,¨ zegt de bouncer tegen een paar verbouwereerde achterblijvers. Vol is vol. Enough is enough. Morgen weer een dag.

Ervaring baart kunst. Border tourism. Dankzij een special license mag de shuttle wel de grens over. Bye bye Belize. Formulieren. Welcome to Mexico. Even later weer een bus in. Straks flaneren op Fifth Avenue, Playa Del Carmen, hedendaagse hellepoort. Er loopt van alles. Tattooed girls in tiny summer dresses. Desperate housewives. Dikbillen. Haakneuzen. Vetzakken. Sneue machos. All looking for love. Het is er, op straat, een kakofonie van snoeiharde dansmuziek dat uit bars en clubs van alle kanten komt. Leidens ontzet is er niks bij. Of de Tilburgse kermis. Proppers. Duwers. Trekkers. Want het moet vol. Voller. Volst. Satan shines. Sex sells. Offervlees. Schaars geklede danseresjes op de bar. Slaves to the rhythm. Gratenbakken. Bodybuilders. Voor ieder wat wils. Need some pills? No problemo. Er zit een pharmacy op iedere straathoek. Demerol? Tremerol? Flexeril? Whatever you need my friend. Anabole. Viagra. Prozac. Anything goes. En als je iets anders zoekt duik je gewoon het eerste beste steegje in. Het compleet geschifte straatbeeld wordt mede bepaald door het ruimschoots aanwezige gezag. To control the masses. Op motorbikes. Police quads. Gepantserde pickups. Jeeps vol zwaar gewapende gemaskerde militairen. Looking like alien monsters crawling from their hellholes. Knuppels. Mitrailleurs. Stenguns. Zwaailichten. Welkom op The Strip. Ik koop er een dromenvanger. To save my soul. Morgen het vliegtuig in.

Peter berger

Share This:

Gepubliceerd door Pom Wolff

Hoi, welkom op mijn site pomgedichten. De site is in langzame opbouw net als de dichter. Ik ben geboren in Amsterdam, ik leef daar en wil daar ook wel doodgaan. Ik studeerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam, Rechten aan de Vrije Universiteit en werk als juridisch adviseur in de hoofdstad. Jan Arends is mijn favoriete dichter dan Kopland dan Menno Wigman. Paul van Ostaijen mijn dandyman. In slammersland geniet ik van Roop, Karlijn Groet, Peter M van der Linden - ACG natuurlijk, Ditmar Bakker, Jürgen Smit en Daan Doesborgh. En wat moet ik zeggen nog van Robin Block ( “hee ouwe wolf”) de wildemannen, lucky fonz III - Sander Koolwijk of Tom Zinger: "er is hier zeker 80 centimeter plant waar jij geen weet van hebt...." - mijn windroosmaatjes. Mijn optredens bezorgden mij eretitels: landelijk slamfinalist 2003, 2004, 2005 en brons in Tivoli in 2006, 2007 en 2010, 2011, 2012 en ook weer in 2013. - Dichter van het jaar in Delft 2005, voorts slamjaarwinnaar 2005 van de poëzieslag in Festina Len-te te Amsterdam, winnaar van Slamersfoort 2006. Jaarfinale Zeist 2007 en de BRUNA poézieprijs 2007 in mijn zak. Ik ben de hoogste nieuwe binnenkomer op de jaar-lijkse top-200 lijst van bekendste dichters Rottend Staal – Epibreren 2005. In 2008 kreeg Pom Wolff De Gouden Slamburger uitgereikt vanuit de Universiteit Utrecht – afdeling letteren en won hij het 2e Drentse open dichtfestival. op 19 april 2009 verscheen de bundel 'die ziekte van guigelton' - winnaar jaarfinale slamersfoort 2009. in 2010 won hij de dicht-slam-rap van boxtel en de dobbelslam van entiteit blauw te utrecht. in 2012 de grote prijs van Grimbergen én DE REBELPRIJS voor de poëzie van de REBELLENKLUP. Tot zover enig geronk. In 2014 presenteerde uitgeverij Douane op 22/11 in Café Eijlders de pracht bundel: 'een vrouw schrijft een jongen'. Sven Ariaans schreef in zijn juryjrapport Festina Lente Amsterdam: “Het is iemand die je zenuwen blootlegt om vervolgens op vaderlijke toon te zeggen dat die pijn jouw pijn moet zijn en dat er geen zalf bestaat. Elke cognitieve dissonantie die je voor jezelf op prettig hypocriete wijze had opgeheven, wordt je ingewreven, of zoals medejurylid Simon Vinkenoog het kernachtig zei: "hij verschaft illusieloos inzicht in de werkelijkheid". Ik voel me in deze omschrijving wel thuis.) 'je bent erg mens' van pom wolff verscheen in de befaamde Windroosserie in september 2005 en was in een mum van tijd uitverkocht. Nieuw werk - 'toen je stilte stuurde' verscheen op 18 november 2006 wederom bij Uitgeverij Holland te Haarlem. ook deze bundel was meteen uitverkocht. erik jan Harmens interviewde pom wolff over deze bundel in de avonden van villa VPRO.

Laat een reactie achter