
Het was rond de twintig graden. Kwart over acht in de ochtend. De koperen ploert liet zijn kopje al boven de bomen zien. Binnen een uur zou de temperatuur oplopen tot vijfentwintig graden en een uur daarna de dertig over gaan. Maar nu was het nog mogelijk op een drafje met mijn trailschoenen over een grindpad langs de rivier te rennen. Slechts een paar dingen zouden deze idylle kunnen verstoren.
In de eerste plek andere mensen. Die zie ik liever niet in de ochtend. Ten tweede een valse, Franse plattelandshond. Maar de waarschijnlijkheid, dat die zou opduiken was niet heel groot en in geval dat, had ik nog altijd een mes bij ter verdediging, nog even afgezien van alle keien die langs het pad lagen. Er was één ding, dat ik vergeten was en waar ik niet op gerekend had. Na een paar kilometer zag ik tien meter voor me iets op het grindpad liggen. Een paar passen verder herkende ik wat het was. Een blauw pakje papieren zakdoekjes van het merk ‘Floralys’.
Op mijn vakantie drie jaar eerder in de Auvergne ben ik daags na een hardlooprondje nog eens een keer met de auto terug geweest naar een plek, waar ik een PET-fles in de berm had zien liggen. Een dwanggedachte in mij, verplichtte me ertoe deze op te ruimen. Juist omdat het landschap zo mooi was en er geen zwerfafval lag. Op zich niet zo raar als je bij de Roteb werkt, maar alsnog ongemakkelijk. Als je namelijk alles wil oprapen dat je aan zwerfvuil ziet liggen en je daar dan ook nog irrationeel gedwongen toe gaat voelen, dan worden zaken wel erg gecompliceerd. Toen ik het pakje zakdoekjes zag liggen die ochtend, moest ik een keuze maken. Of toegeven aan mijn neurotisch complex, of kiezen me er overheen te zetten.
Uiteindelijk koos ik ervoor om het pakje te laten liggen. Mijn gedachten sloegen natuurlijk eerst op hol. ‘Zou ik nu niet de hele vakantie enkel aan dat pakje zakdoekjes denken? Zou dit de enige herinnering zijn aan de vakantie die echt blijft hangen. Verlies ik hiermee een stukje van mijn ziel?’ En ga zo nog maar even door. Later die dag zat ik in de schaduw van een boom met een ijskoude Kronenbourg 1664 wat te delibereren met mevrouw en dochter Solo. Het ging over rare gedachten. Ik haalde de zaak met de papieren zakdoekjes aan. Als je dat in gezelschap doet, dan wordt zoiets al gauw grappig en wordt er milde spot mee gedreven. Dat gaf bij mij verlichting en het zware gevoel verdween. Uiteindelijk heb ik de hele vakantie tijdens mijn looprondjes niets ‘opgeruimd’.
Eenmaal thuis vergeet je dat soort voorvallen ook weer. Tot ik op de tweede ochtend dat we thuis waren uit de douche kwam. Bij onze kleerkast lag een pakje papieren zakdoekjes van het merk ‘Floralys’ op de grond. Ik heb het toen speciaal niet opgepakt. Drie dagen heeft het pakje daar elke ochtend gelegen. Na de derde dag was het weg. De rare gedachte besloop me, dat ik misschien wel helemaal niet op vakantie was geweest en alles had gedroomd. Dat het pakje ‘Floralys’ een constante in het algoritme was dat mijn geest vult met data, die me doet geloven dat ik van alles meemaak. Ik schudde mijn hoofd om het hersenspinsel te bezweren. Dat lukte. Natuurlijk was ik wel in Frankrijk geweest en natuurlijk berustte dit op, ongetwijfeld zeer verklaarbaar, toeval. Ik denk wel, dat dit hele voorval met het pakje papieren zakdoekjes verklaart, waarom ik gewoon ouderwetse, katoenen zakdoeken gebruik. Dat lijkt me logisch.
Abraham Von Solo
foto: theo huijgens