Goedendag poëten en anderen,
Ik ben rijk gezegend met moederinstincten, maar de jeugd van tegenwoordig….ik weet het niet. Neem nu het hedendaagse café-leven. Ofwel men waant zich in een kinderdagverblijf, ofwel in een trendy opgetuigde kantoortuin.
Hoe vaak gebeurt het niet dat je, peinzend in je glas gedoken, wordt getroffen door een hard plastic voorwerpje. Autootjes meestal, van kleine etterige jongetjes die schreeuwend rondrennen terwijl hun babyzusje in de bovenmaatse kinderwagen die elke doorgang verspert, ligt te krijsen dat iedereen het horen en zien vergaat. Behalve dan de gelukkige jonge moeder die in een kennelijk zeer belangwekkend gesprek is gewikkeld met een andere jonge moeder.
Inplaats van een solide bittergarnituur wordt er een beugelflesje geserveerd gevuld met olijfolie waarin men het donkerbruine boerenbrood kan dopen. En dat is maar goed ook, dat men dat brood ergens in kan dopen. Ware dat niet zo, men zou er het ganse gebit op stukbijten, de tanden en kiezen vlogen in het rond.
Verandering van locatie biedt weinig soelaas. Zo trof ik mijzelf laatst als eenzame drinker aan tussen de fine fleur van het Nederlandse bedrijfsleven. De jongens tegenwoordig in pak en voorzien van strak getrimd baardje, de meisjes in, nou ja in van alles maar bijna altijd met blonde paardenstaart. En allemaal waren ze deels aan het oog onttrokken door hun laptops. Noest werkende zzp’ers op hun flexplek met gratis WiFi. Wanneer je iets te hard lachte, blikte de hele kantoortuin je verstoord tegemoet.
Maar naast mij trokken twee drinkebroers zich daar weinig van aan. Zij stortten hun hart bij elkaar uit. Zo hoorde ik de meest radeloze innemer verklaren, en hier is geen woord van gelogen: ‘Maar zij windt mij dus helemaal niet op. Totaal niet! Gek, want mooie borsten en een lekker kontje erop. Maar nee, geen enkele opwinding. Terwijl, als ik een eindje fiets, zie ik soms een mooi schaap staan, klein staartje, beetje poep eraan, ja. Dus ik bedoel maar’. Gevolgd door instemmend geknik van zijn overbuurman.
Licht aangedaan keek ik om me heen, de hele kantoortuin verblikte noch verbloosde en liet de blik ritmisch gaan van laptop naar smartphone en vice versa.
Ooit was er een tijd waarin men door zware donkerrood pluchen gordijnen een schemerig rookhol betrad waarin na enige turen wat figuren opdoemden, vaak in stemmig stilzwijgen bijeen. Verschillende opties lagen open, je kon een goed gesprek voeren met de immer glazen spoelende kastelein, of meezwijgen met de clientèle die evenwel zomaar kon overgaan tot het bespreken van het leven zo niet de dood. Zelfs heb ik het meegemaakt dat geheel onverwacht een vaste klant zich van zijn kruk verhief en met tranen in de ogen krijtte: ‘Ik wil verkering!!!’
Wanneer het alcoholpercentage tot een bevredigend peil was opgelopen kwam de portie leverworst op tafel, waarna men voldaan de straat op wankelde. Slechts zeer vooruitstrevende vrouwen waagden zich alleen in de kroeg en trotseerden de vorsende blikken en hitsige opmerkingen. En regelmatig zat er een alert meeluisterende columnist aan een tafeltje, met een blocnote voor zijn neus en een pen in de aanslag.
Maar wie kent er Simon Carmiggelt nog. De tijden dat een columnist zijn column uit een. café kon halen zijn voorbij. Alleen op Pomgedichten is er nog zo eentje te vinden. De allerlaatste.
Met hartelijke groet,
uw DinLin.
onze gerdin kunt u aanstaande woensdag bewonderen op het einde van de wereld. haar columns op de pom. haar poëzie op de boot:
onze gerdin is woessdag te bewonderen op de boot bij Catelijne aan het einde van de wereld