Merik van der Torren vandaag in een okergele wind richting eeuwige sneeuw




Vakantie 11

De okergele wind wappert gordijnen.
De gebakken lever van de buurman ruik ik.
Nog net bij bewustzijn pak ik mijn tandenborstel en paspoort in mijn tas.
Voort gaat het naar koele bergtoppen met eeuwige sneeuw,
 
Waar jij alleen bloeit.


Merik van der Torren

Share This:

IEN VERRIPS – druk, druk, druk


er is zoveel
teveel
de zomer
toch al niet zo veel
ontglipt mij
zomaar
 
niet de tuin
die zomert lustig los
niet wars van
buiigheid
verschiet zij kleur
 
aan mij ging
het voorbij
niet alleen
het weer
het was gewoon
teveel dit jaar


Ien Verrips
 

Share This:

Ditmar Bakker vertaalt Robert Frost


Frost was halverwege de veertig toen hij onderstaand schreef. Liefs.

ACQUAINTED WITH THE NIGHT

I have been one acquainted with the night.
I have walked out in rain—and back in rain.
I have outwalked the furthest city light.


I have looked down the saddest city lane.
I have passed by the watchman on his beat
And dropped my eyes, unwilling to explain.


I have stood still and stopped the sound of feet
When far away an interrupted cry
Came over houses from another street.


But not to call me back or say good-bye;
And further still at an unearthly height
One luminary clock against the sky


Proclaimed the time was neither wrong nor right.
I have been one acquainted with the night.
***[R.F.]


BEKEND ZIJN MET DE NACHT

Ik ben bekend met nacht en duisternis.
‘k Ben regen ín, en er doorheen gegaan.
‘k Weet vanaf waar de stad elk baken mist.


Zo zag ‘k de meest ellendig zaken aan,
en zag mij een bewaker, in zo’n nacht,
zou ‘k niets verklaren, maar mijn blik neerslaan.


Soms stond ik stil, stopte mijn tred, want zacht
klonk ergens uit een straat, een huis, een kreet
die stokte in een halve jammerklacht,


want niet ter afscheid, noch die welkom heet;
iets verder nóg, onwerelds hoog, gewis
stelde één klok, die lichtend lucht doorsneed:


de tijd is fout noch goed, geschieden is.
Ik ben bekend met nacht en duisternis.

***[D.B.]

Share This:

Karin Beumkes: ‘Ik besta uit loszittend loof, de bom zal snoeihard vallen….’

Ik besta uit loszittend loof, de bom zal
snoeihard vallen.

Dear Pom


Soms heb je van die ogenblikken dat je je eigen nachtmerries herinnert. Dat is een akelig gevoel, maar desondanks moet je daar toch doorheen. Hier heb ik zo’n gedicht. Het is nieuw, maar gelukkig kan ik zeggen dat het een aantal jaren achter me ligt. Gelukkig kan ik zeggen: weg met al die herrie. Hopelijk vind jij dat ook.
Liefs Karin


Loszittend loof

Immuun voor de galm van klokkentorens
niet gevoelig meer voor de geuren uit de zee.
Olie in mijn veren, plastic in mijn hoofd,
een haarbal in mijn hart.

Verward gespeeld, vals gedroomd,
zonder geld en in een grote stad,
het is nu drie voor twaalf
en jij bent bijna bij me weg.

Feestje gehad, maar niet geleefd
en dat gelogen ook.

Rook op mijn netvlies, een ernstige vlinder
daalt neer op mijn neus en bekijkt me bitter
en ik stamel: dit leven is niet langer serieus.

Ik besta uit loszittend loof, de bom zal
snoeihard vallen.


Muziek:  First Aid Kit – My silver lining https://youtu.be/DKL4X0PZz7M

Share This:

Rik van Boeckel wint de enige echte virtuele – vrij naar ACG VIANEN – de bedachtzaamheid overgelaten aan wat woorden – trofee op pomgedichten punt nl – Cartouche zilver, Erika de Stercke brons

laat ik beginnen de dichters te bedanken voor de inzending van de gedichten bij zo een moeilijk thema: een door ACG VIANEN aangereikt woord ‘bedachtzaamheid’ – Cartouche, Erika de Stercke en Rik van Boeckel reiken aan het eremetaal wat betreft dit jurylid – het zo in evenwicht zijnde gedicht van Rik van Boeckel waarin heden en verleden in het zo mooie franse land is gesitueerd omhangen wij van hier met het goud van de zonnekoning. Cartouche schreef al die liefdesregels wat ons betreft in zilver en Erika sloop subtiel naar brons. Van harte, heb een mooie zondag en beste lezers geniet de dichtpracht van deze zondag.

Wakker in het Franse land

Wakker in het Franse land
en route schuift het nabije verleden
de wereld van herinnering in

de reis passeert bedachtzaam
langs golven groen van de Ardèche
de Thèze stroomt de toekomst binnen

uit zonnebloemen springt het levenslied
de nieuwe dag parkeert in Bretagne
voor de minstreel van het heden

het zingend licht is een vergezicht
wolken laten klanken gaan
toen en nu ze zijn nimmer klaar.



Rik van Boeckel
29 augustus 2021
Carnac. Bretagne

Een echte van Boeckel mogen we hier aanvaarden – maar deze keer volkomen in evenwicht. het heden, het verleden – een rivier die de toekomst instroomt, het licht als vergezicht – en zo dat toen en nu nimmer klaar zijn. mooi beschreven!


Wie ben ik
zonder woorden
niet meer dan een vat
bezonken jonge, klare wijn
 
zeg jij – liefde
behoeft geen krans
sonnetten, bedachtzame zinnen
of slam, laat staan spoken word
 
die valt
alleen te voelen – moet je
weten, lezen als een paar aren, zo
onnoemelijk zie ik je liefst
                                
rood –  als een vel
van het allerfijnste perkament
me maanzacht als de nacht
branden en merken kan
 
hoe jouw ogen
van een  afstand – hand over hand
mij de lijnen weten te dichten
in mijn gezicht
 
28-08-2021 / Cartouche

https://www.theartcouch.be/nieuws/te-gek-om-los-te-lopen-2-marina-abramovic/ (vanaf minuut 1.15)


–>
ik zie dit toch als een min of meer pure liefdesverklaring.  voor een beschrijving van het youtube filmpie alleen moeten we niet bij Cartouche zijn. deze dichter door emoties overmand gaat zich bij zo een film  te buiten in dichterlijke liefdestaal –  als je cartouche leest is het filmpie bijna overbodig geworden. tsja dat is cartouche – zijn bedachtzaamheid zit aan de voorkant van het gedicht: met welke woorden kan ik die alles overtreffende emotie in een gedicht neerleggen zonder dat ik zelf r aan onder door ga. wederom gelukt als geen ander. afgepast en afgemeten de woorden – een gedicht dat op ontploffen lijkt te staan. een gedicht met ontploffingsgevaar.

thermometer
 
moet ik de waarheid uitkotsen
om gehoord te worden
zij die me willen omzeilen 
met nieuwe woorden  

bedachtzaam kijk ik toe
naar grote sier rond lege lijven 
een handzoen vliegt voorbij
hij mist zijn doel

in de keuken voel ik me veilig
rol het deeg uit voor een taart
appels spreken niet tegen  
laten het snijden begaan 

de radio heel hard 
ik zing een verzonnen lied 
het oventje op temperatuur 
mijn leven bakt langzaam gaar  


Erika De Stercke


–>
na de eindhoven sessie van vorige week – weet ik – erika de stercke = minimaal 2X lezen. vorige week voltrok zich dat wonder. een eerste keer hoor je het gedicht en je denkt ok een gedicht. de tweede keer leest ze hetzelfde gedicht en je zit op het puntje van je stoel en na de derde lezing lig je gestrekt languit. (krijg je díe zo schone  wonderbaarlijke ‘vlaamse’ klanken erbij cadeau.
en zo ook gaat het met dit gedicht. ineens vallen wonderbaarlijke regels op na een paar keer lezen: een handzoen die voorbij vliegt, appels die niet tegen spreken en een leven dat langzaam gaar bakt. goeie titel ook.
  • Yvonne Koenderman: toch zal je er altijd zijn
  • Frans Terken: hoort de zondagochtendklokken
  • Erika De Stercke: bedachtzaam kijk ik toe naar grote sier rond lege lijven 
  • Cartouche: Wie ben ik zonder woorden
  • Vera van der Horst: zelfs dat klinkt aangenaam
  • Anke Labrie: hier en daar nog wat verschoven
  • Rik van Boeckel: toen en nu ze zijn nimmer klaar


wie wint de enige echte virtuele – vrij naar ACG VIANEN – de bedachtzaamheid overgelaten aan wat woorden – trofee op pomgedichten punt nl?
 
de prachtige pentekening van ACG Vianen is deze week de inspiratiebron – hoe bedachtzaam kan een dichter wezen? en hoe brengt de dichter bedachtzaamheid tot uitdrukking in welke woorden. geen makkelijk thema maar poëzie bestaat ook niet voor het gemak. wel voor de bedachtzaamheid. u kent de regels: gedichten niet te lang svp tenzij noodzaak  – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.

waar waren we gebleven
jij sprak woorden van diepe aard
dit wordt typisch weer…
zo een gedicht…
van jou…
waarin…

ik hoorde je denken
dit wordt inderdaad een gedicht
bevestigde ik bedachtzaam
 
waarin…
de woorden…
elkaar net niet raken…
 
pom wolff
 
Het was geen gewone ontmoeting
tussen liefde en genegenheid
we leefden tussen woorden

bij de haren getrokken adjectieven
werkwoorden die groeien als onkruid
er zijn er die met geweld binnendringen

jij drong in alle rust,
langs de buitenkant mijn hart binnen.
we vonden elkaar toevallig tussen woorden.

persoonlijke voornaamwoorden zoals IK
in liefdesverhalen draait het niet alleen om de liefde
Geen ” ik hou van jou ”

toch zal je er altijd zijn

Yvonne Koenderman


–>
hele sterke laatste regel. een onontkoombare laatste regel. hele sterke eerste regel ook  onontkoombaar – en tussen die gouden regels het gedicht – lekker rauw geschreven – van Yvonne. met adjectieven en persoonlijke voornaamwoorden en meer – en met het hart – een met het hart geschreven gedicht om bij die bijzondere geliefde stil te staan. een ontmoeting waarna de wereld voor altijd anders is. en in welke woorden dan ook – het was een ontmoeting voor altijd – lezen we. dat dringt regel na regel meer bij de lezer door.
 
Stiltegebied

Je groet de visser met zijn dobber
gespannen wacht hij op beweging
kijkt je met een schuin oog vuil aan
als een reiger die aast op z’n prooi
je dempt het ploffen van je schoenzolen

hoort de zondagochtendklokken
in torens waar gebeier niet van de lucht is
honden op de dijk blaffen er schande van
alsof enkel zij en krijsende meeuwen
zich tegen de stilte mogen keren

ik vis naar woorden mompelt de visser
niet dat je die hier kunt horen
ze houden zich koest in het gebied
waar klepels de grens overschrijden

hier zit ik in stilte
vang woorden die voorbij drijven
op zoek naar goed gezelschap
wacht tot het fluistert in mn hoofd


© FT 28.08.2021


–>
de dichter die in de laatste strofe bij zich zelf uitkomt – mooie woorden opvangt neem ik aan – ‘die voorbij drijven’. prachtig gezegd – bedachtzaam – in contemplatie – en de locatie goed gekozen: stiltegebied – een zondagochtend, de kerkklokken, de visser, een hond wat meeuwen een reiger. voordat de dichter bij zich zelf uitkomt moet de wereld eerst aan de kant en de druktemakers in het stiltegebied tot stilte gebracht. pas dan is het vissen naar woorden in dichters hoofd mogelijk. apart stukje natuur op een willekeurige zondagochtend. gelukkig dat er dichters zijn.
Als jij zwijgt hoor ik mezelf weer

Op blote voeten loop ik over het parket
geruisloos haast en pak het bakje van de kat
dat is van metaal en tikt heel zachtjes
tegen de gootsteen aan waarin ik het plaats
onder de kraan die ik dan opendraai

Ik luister naar alle geluiden die ik maak
als ik een glas pak uit de kast en dat
op de aanrecht zet waar de melkopschuimer
de melk tot een grote witte wolk draait
die ik dan rustig glijden laat in het glas

Het koffieapparaat maalt de bonen vast
hij maakt daarbij een enorm kabaal
zelfs dat klinkt aangenaam waarna
de koffie in het schuim druppelend
twee bruine gaatjes achterlaat

En tussen deze klanken door neem ik
sprakeloos mijn gedachten waar


Vera van der Horst


–>
nu de dichtersrommel van vorige week in veraas tuintje is opgeruimd daarachter –  in eindhoven – en vera weer een beetje bij zich zelf is uitgekomen – wordt het huis, de huiskamer, het parket, de keuken, het hele halve huis weer eens even goed gecleand. gelukkig is er ook KOFFIE. even een bakkie doen met connie lahnstein wellicht en dan in bedachtzaamheid het leven aanschouwen: eerst nog even zonder conny.  als vera in haar huisje alleen aan de koffie is dan weet je er komen mooie regels aan: ‘sprakeloos (neem ik) mijn gedachten waar’ – en die dan opschrijven.

de juryvoorzitter van vorige week peter le nobel zou uitroepen – nieuwe tijden nieuwe normen. neen koffie in een gedicht dat kan echt niet meer – daarmee smokkel je oude plantages met tot slaaf gemaakten een gedicht in – daar komt in dit gedicht nog bij dat de witte melk met de melkopschuimer tot een grote witte wolk wordt opgeklopt – stuitend gewoon – vuig!


taal

 
behoedzaam neergeschreven
ontstonden ze
tegen de regels in 
 
tot op de komma
hier en daar nog wat verschoven
kwamen er nieuwe woorden

eerst nog angstig bij elkaar
 
binnen de oude woordenschat
werd elke wijziging gemeden

het bleek geen enkel punt
 
hoe omstreden ook
taal zoekt haar eigen zinnen
 
anke labrie
(29-08-2021)


–>
Anke schrijft heel inclusief – peter le nobel kan tevreden zijn. dichter geeft de voor elke taal algemeen geldige regels – dat uiteindelijk de taal haar eigen zinnen wel zoekt. de dichter als doorgeefluik – bijna zoals kunstenmaker anton heijboer hier aan de komiek van duin  illustreert – alleen bij heijboer ontbreekt de in dit gedicht zo mooi neergelegde behoedzaamheid.

Share This:

Vera van der Horst stelt nu ook indringende vragen bij het optreden van Conny Lahnstein & Inge B. – een doorwrochte analyse noem je geen ‘gewouweluitdenek’

inge boulonois’ muisje krijgt hierbij nog een staartje
conny lahnsteins muisje krijgt hierbij nog een staartje

Conny ik ben het in deze wel met Ditmar eens, dat je zijn doorwrochte anal’yse gewouweluitdenek noemt is een zwaktebod en ook nog een van weinig allooi. Het kan dat je het niet eens bent met de inhoud of met zijn woordkeus, maar zeg dat dan. Het motief dat je de dichters toedicht dat ze eens lekker weer iemand te grazen willen nemen, klinkt in mijn oren meer als gewauwel, evenals het dichtsel van Inge B. dat doet.

Als een achtjarige dit geschreven had, zou ik zeggen: knap gedaan!
Maar een achtjarige, zou nooit geschreven hebben: ons land is zo vrijzinnig. Dit is een zeer vreemde regel binnen dit gedicht, die zeker met enige argwaan bekeken kan worden. Een kind zou dit gedicht schrijven uit de overweging: toch zielig, mensen kunnen trouwen met elkaar en hondjes niet. Wat zegt dit zinnetje nu eigenlijk, of wat bedoelt Inge B. hier nu eigenlijk mee te zeggen?
Je zou er uit kunnen lezen: ons land is zo vrijzinnig, iedereen kan maar met elkaar trouwen, niet alleen mannen met vrouwen, maar ook vrouwen met vrouwen en mannen met mannen, het moet niet gekker worden, waarom dan honden niet?

Zelf las ik er in eerste instantie geen homofobie in, maar gezien de aard van Ditmar, is hij hier gevoeliger voor. Net als donkere mensen gevoeliger zijn voor bewust of onbewuste impliciete racistische uitlatingen die ze over zich heen krijgen.
Ik ken geen verder werk van Inge B. kan niet inschatten of zij dit bewust of onbewust schrijft, maar uit het naïef aandoende schrijfsel zou je denken onbewust, ook gezien haar totale verbazing: nouja Pom, hij noemt me homofoob, ik homofoob, nouja zeg, zoals ik al veel mensen heb horen uitroepen: ik ben echt geen racist hoor, maar…enz

In goede poëzie wordt elk woord gewogen, elk woord kan een bepaalde lading geven aan een gedicht. Het is goed om over de implicaties daarvan na te denken.
Ik ben nu toch nieuwsgierig geworden of dit gedaan is door Inge B.
Zo niet, dan zou ik wel eens willen horen van haar, wat dan de clue is van dit gedicht, ik zie hem niet.

Vera van der Horst

Share This:

Ditmar Bakker nu ook in lichte onmin met Conny Lahnstein: “Uw gezicht, dat spreekt voor mij een táál! De taal van bedorven vlees, zure melk, rinzige appelstroop, doorgekookte spruitjes, melk met vellen, beschimmeld brood, rotte eieren… Een prettig weekend en nog smakelijk eten!”

Ditmar Bakker – we kennen hem als een vredelievende debater – zeker waar het de poëzie betreft – heeft vandaag lichte kritiek geuit op de werken van ik dacht de Alkmaarse? maar het kan ook zijn de heerhugowaardse? maar het kan ook zijn de onderdijkse? dichteres INGE B. Ditmar heeft op een bijzondere wijze een argumentatie opgezet met welke hij enige zwaktes in de poëzie van dichteres trachtte te duiden. hoe dan ook een bijzondere discussie. en op een gegeven moment was dichteres INGE B. verdwenen. mogelijk opgepakt. je weet het maar nooit in het noordhollandse battlefield waar niet de poppies bloeien maar de opperdoezer rondes zomaar in het rond vliegen.

Kunstenares en dichteres Conny Lahnstein bemoeide zich met de discussie. die aktie lijkt een minder gelukkige keuze van een gedraging. Ditmar Bakker heeft op zijn eigen vredelievende wijze afstand genomen van Conny:
Ach, als ik dan toch begonnen ben, laat ik Marjan Luif het maar afmaken, die heeft het beter gezegd dan ik: “Uw gezicht, dat spreekt voor mij een táál! De taal van bedorven vlees, zure melk, rinzige appelstroop, doorgekookte spruitjes, melk met vellen, beschimmeld brood, rotte eieren… Een prettig weekend en nog smakelijk eten!”
(Luif, M. (1994): ‘Vuilniszak’, in:
De Groentevrouw, p.98).

Share This:

DITMAR BAKKER maakt gehakt van (snelsonnet) Inge Boulonois

Bijlage 1: Boulonois’ paskwil
Bijlage 2: Bakkers deconstructie van het hatelijk werk, hieronder.


snelsonnet (nr. 7.353):

Pleidooi

Ze zijn graag samen, lief en innig
En zeer loyaal als metgezel
Dus waarom dát paar niet, wíj wel?
Ons land is immers zo vrijzinnig!

Oprechter trouw werd nooit gevonden:
Laat ze ook huwen, onze honden!

Zie ook: http://www.ingeboulonois.nl
Inge Boulonois
10 aug. 2021

Zoals een bevriend neerlandicus die even grasduinde door de gedichten van mw. Boulonois opmerkte: “uitgekristalliseerde kleinburgerlijke onderbuikwrok, zo leest het meeste.” Zo is het exact. Het is echter niet beneden mijn stand dit rijmsel basaal te deconstrueren–zoals gangbaar is in poëtische interpretatie–om u het Bewijs te leveren. Docent Nederlands zijnde, meen ik ook de vaardig- en geloofwaardigheid te bezitten om dit te kunnen doen—dit terzijde. Zet u schrap.

Ten eerste de ‘impliciete homofobie’, een term die “tussen aanhalingstekens” op Google® meer dan 1800 hits oplevert. Een querulant op Facebook® gaf aan deze niet te begrijpen, dus dien ik hem vooraleerst uit te leggen als was u een kind van zes. Van Dale geeft als betekenis van het bijvoeglijk naamwoord ‘impliciet’: (stilzwijgend) eronder begrepen. Het woord homofobie is ontstaan als samenstelling van fobie (Grieks voor ‘angst’) en de afkorting van ‘homoseksueel’ of, zo u waarschijnlijk liever hebt, ‘homofiel’. De laatste is, tussen haakjes, uit psychiatrische handboeken alsook het wetboek van strafrecht gehaald en wordt door welingelichte c.q. verdraagzame mensen meest vermeden dan wel afgekeurd als pejoratief. De hedendaagse betekenis is niet zozeer ‘angst voor homoseksuelen’ als wel een afkeer van homoseksuelen–wellicht uit Vrees voor het Onbekende, waar meer discriminatoir gedrag vanaf stamt. Maar ik dwaal af.

“Impliciete homofobie”, die niet in Boulonois’ rijmsel zweemt maar er weinig subtiel vanaf straalt, betekent dus, wanneer een tekst ervan beticht wordt, dat uit de tekst voor de doorsnee lezer een duidelijke afkeer van homoseksualiteit spreekt, hoewel deze onuitgesproken blijft. Dat lijkt tegenstrijdig, maar is het niet. Ik zal de werking van homofobie eerst illustreren met enkele (expliciet homofobe) raadsels, waar ik bij voorbaat mijn excuses voor aanbied, maar om een omelet te bakken dienen de eieren nu eenmaal gebroken. Mea culpa, maar ik moet mij verlagen tot het niveau van de penvoerster van bovenstaand gedrocht.

Homofobe raadsels: “Wat is de overeenkomst tussen een homo en een vogel? Zaad in z’n bek en poep op z’n stokkie. Wat is het verschil tussen een Duitse koe en een homo? De koe poept in het Ruhrgebied en een homo roert in het poepgebied. Hoe krijg je vier homo’s op een barkruk? De kruk omdraaien. Hoe noem je thee die speciaal voor homo’s is? Piklikthee. Hoe noem je vijf homo’s op elkaar? Een boortoren. En vijf homo’s achter elkaar? Een pijpleiding.” De voorbeelden zijn legio en babyboomers bescheuren zich er nog immer over achter klaverjastafel en kegelbaan tussen de verhalen over nieuwe trekhaken, blakende kleinkinderen en dat men echt niets tegen buitenlanders heeft, maar…, door.

Met excuses voor de smakeloosheden in de vorige alinea, die echter noodzakelijk zijn om aan te tonen dat humor, gericht op homo’s, steeds eenzelfde leitmotiv kent: de homoseksueel is alleen gericht op (deviante) seks. Als u raadsels of moppen over homo’s kent die niet gekenmerkt worden door anale fixatie of een obsessie met lichamelijke seksualiteit (die, ironisch genoeg, dus eerder bij de verteller van de witz gezocht moet worden dan het object van ridiculisering), hoor ik zulker graag, want mij zijn ze niet bekend.

Dergelijke vertelsels vermaken de homosuele mens tot een flat character, een stereotype, zo u wilt, dat de idee bestendigt dat de homosuele mens, en vooral de homoman, volkomen en alleen gericht is op lichamelijk (seksueel) genot dat bovendien bereikt wordt op een onnatuurlijke manier: meer dan gesodemieter is er niet. Overigens lijkt het hier wel alsof ik vrouwen c.q. lesbiënnes volledig negeer, maar in het kader van inclusiviteit wil ik vermelden dat ook zij vaak genoeg onderwerp zijn van de injurieuze scherts, en zij daarin meestal slachtoffer zijn van reïficatie (verdinglijking), of (net als de homoman) beticht worden van fixatie op of hyperseksualiteit, ofwel gelinkt worden aan een woord waar het scheldwoord of de geuzennaam, afhankelijk van wie je het vraagt, voor homovrouwen in voorkomt (weer een vorm van verdinglijking, overigens).

Daarmee hebben we de expliciete homofobie behandeld, en komen we godlof aan bij de navrante inhoud van Boulonois’ pennevrucht, die ik beticht van impliciete homofobie.

Zoals gezegd dient zich hiertoe bij de ‘doorsnee’ lezer (laten we die ons voor het gemak maar even voorstellen als cisgender, overtuigd heteroseksueel en wit als saus, aangezien die drie kenmerken in onze van heteronormativiteit doordrenkte maatschappij het meest prevalent zijn en dus de ‘dominante groep’ vormen) van de tekst het begrip te vormen, dat er (hier: middels spot) een afkeer van homoseksualiteit wordt verwoord, zonder dit expliciet te maken. Om dit laatste te bereiken, hanteert Boulonois in haar zesregelig wanproduct de volgende kunstgrepen.

De titel is ‘Pleidooi’, wat zoveel betekent als een ‘rede ter verdediging’, volgens Van Dale. Wát wordt er verdedigd? De flauwe clou in regel zes geeft aan dat dit het in het huwelijk treden door honden betreft. De notie dat Boulonois hierin serieus zou zijn, is ridicuul—haar werk is uitgesproken antropocentristisch; behandelt het geen mensen, dan wel sprekende of anderszins antropomorfe beesten. Haar aftreksels van Stips Trijntje Fops zijn exemplarisch. De paratekst (zoals de chaufferende hond met bijrijder) laat ik voor het gemak verder buiten beschouwing, al verstevigt die voorgaande stelling.

Honden kúnnen niet in het huwelijk treden, bij mijn weten nergens ter wereld, en in elk geval niet vandaag de dag. Zelfs dierenwelzijnsnota’s van de Partij van de Dieren gaan niet zo ver. Hoewel onze maatschappij gaandeweg de scherpe kantjes van haar antropocentrisme verliest (getuige toenemende aantallen flexitariërs, zo ook het voortschrijdend ledenaantal van voorgenoemde partij), waag ik te stellen dat Het Recht dit nooit toe zal laten, zomin als men kan trouwen met een schommel of een wolkenkrabber (glad ijs, besef ik, maar er bestaan mensen die dolzinnig verliefd worden op objecten). Een huwelijk is immers primair een financieel contract (hierbij laat ik Gods Verbond even achterwege, maxima culpa) dat, vergeleken met de doxa van enkele eeuwen terug, vandaag de dag hopeloos geromantiseerd wordt. Een pleidooi voor onzin dus, maar daarin schuilt nog geen grap.

Immers, dan zou een rede ter verdediging van kleurloze groene ideeën die woedend slapen, ook op de lachspieren wekken. Verrassing: dat doet zulks niet.

Regel één, twee en vijf van de slaapverwekkend jambische regels melden eigenlijk exact hetzelfde: een hondenpaar is trouw. De pleonastische ‘oprechte trouw’; ‘loyaal als metgezel’ en de tautologie ‘lief en innig’ dienen overigens geen ander doel dan vulsel omdat de gevatheid zo flinterdun is, maar dat betreft technische onvolkomenheden die we terzijde kunnen laten, vooral omdat de idee achter het vers al zo voos is. Voort met deconstrueren en duiden.

Hoewel flinterdun, kan men het écrit onder de anekdotiek scharen, wat het onderhevig maakt aan het instrumentarium der narratologie, of, specifieker, Bals ‘focalisatie’: heel simpel gezegd het ‘perspectief’ oftewel ‘wie er kijkt’ in een verhaal. Hier wordt vanuit ‘ons’ en ‘wij’ gesproken, die kunnen trouwen. Er lijkt geen vuiltje aan de lucht, maar dan wordt deze (on)mogelijkheid te trouwen in regel vier geschakeld aan de ‘vrijzinnigheid’ van ‘ons’ land, dat getuige de taal waarin geschreven werd, hoogstwaarschijnlijk het Koninkrijk der Nederlanden zal zijn.

Opnieuw citeren wij Van Dale die voor ‘vrijzinnig’ twee betekenissen geeft:
1. (Nederland) niet-dogmatisch in geloofszaken: het vrijzinnig protestantisme
2. (politiek) progressief-liberaal


Nu is het niet eens noodzakelijk om te kiezen tussen de betekenissen, aangezien zij beide toepasbaar zijn op het wettelijk-of-goddelijk Verbond tussen echtelieden. Parafraserend: ‘als ons land zo vrijzinnig is, waarom mogen honden dan niet trouwen?’ Echter, en dit is de crux van Boulonois’ nefarieus geschrift: mensen van verschillend geslacht kunnen al sinds heugenis trouwen: daar is *niets* vrijzinnigs aan.

Op deze manier wordt de mogelijkheid tussen een hondenhuwelijk in juxtapositie (tegenstelling) gezet ten opzichte van een ‘qua geloofszaken niet-dogmatisch of/en progressief-liberaal’ huwelijk. Prestó: er bestaat geen andere variant van Het Huwelijk, dan het huwelijk tussen mensen van gelijk geslacht, dat voldoet aan de definities van ‘vrijzinnigheid’ zoals besproken.

Hierdoor bewerkstelligt Boulonois, zonder dit expliciet te zeggen, in elk geval twee zaken: ten eerste ridiculiseert zij (en toont hiermee haar ware bigotte zelf) de bevochten mogelijkheid die homoseksuelen van om het even welk gender hebben om te kunnen trouwen door die gelijk te stellen aan een huwelijk tussen dieren. Ten tweede, dit idee doortrekkend, vergelijkt zij de homosuele mensen (m/v/…) met honden, hierdoor subtiel op ze scheldend, alsmede hun gevoelswereld te bagatelliseren en te ridiculiseren: homo’s zijn dingen die enkel met seks bezig zijn, net als dieren (hoe schattig ze ook zijn mogen, en lief en innig en loyaal als honden).

Wat wordt voorgeschoteld als een schattig, onschuldig en technisch haperend versje, blijkt bij nadere lezing dus doorspekt met, ik zei het al eerder, impliciete homofobie. Heteronormativiteit is niet iets om trots op te zijn, medemenselijkheid is dat veelaleer, en dit spreekt niet uit een vergelijking tussen homosuelen en honden—hoe lief Boulonois haar Shih Tzu ook vinden mag als zij die pindakaas voert.

Begrepen, querulanten? Beter opletten bij maatschappijleer voortaan. Dixi. ***[D.B.]

Share This:

abraham VON SOLO: ‘Dit jaar wilde mijn dochtertje gaan zwaardvechten. Daar was ik het mee eens…’


Lang geleden ben ik ooit lid geweest van de plaatselijke badmintonvereniging. Het was de enige sport, waarvoor ik enigszins geschikt leek op dat moment. Mijn ouders hadden de suggestie gedaan. Ik was hier besluiteloos in mee gegaan. Het bood geen uitdaging en diende ogenschijnlijk geen enkel doel behalve badminton spelen. En dan elk jaar een toernooi spelen misschien. Ik kan me uit die tijd enkel Kees nog herinneren. Een irritante puber, die net wat ouder was dan ik. Een puistenkop die witte chocola at met gepofte rijst. Ooit zag ik hem huilen, toen hij zich bezeerd had. Dat vond ik vooral erg zielig. Op het irritante af. Na twee jaar mocht ik gelukkig stoppen van mijn ouders. Het verenigingsleven gaf mij geen enkel gevoel ergens bij te horen.
 
Twintig jaar later kwam ik terug uit Amerika met een aangewakkerde liefde voor vuurwapens. In Nederland betekent dat om te beginnen dat je het lidmaatschap van een schietvereniging moet verwerven. Daaraan ging een ondoorgrondelijke screening vooraf. Deze werd uitgevoerd door een schietinstructeur met een Death-metal shirt en een overgewichtige voorzitter. Tijdens het vraaggesprek kwam een onsamenhangende keur aan vragen voorbij. Het leek er vooral op, dat de inquisiteurs zichzelf aan het bevestigen waren in hun rol als verenigingsbestuur. Ik heb geen idee of ze iets over mij te weten zijn gekomen. Eénmaal door de ballotage kon ik na een aantal proeven van bekwaamheid en een theoretische overhoring toetreden als lid van de vereniging. Na mijn wekelijkse rondje schieten, deed ik aan de bar nog een drankje. Veel verder dan wat kletspraat met de barvrouw kwam ik meestal niet. Uiteindelijk leerde ik wel een aantal schutters oppervlakkig kennen. Daarvan staat me nog de verwijfde relatiegeschenkenverkoper bij. Hij bleek me nogal eens van nut als ik mijn dienst van baancommandant wilde verschuiven. Verder kon ik er niet veel sympathie voor opbrengen. Na het drama in Alphen aan den Rijn, werden de regels vanuit de overheid zodanig absurd, dat ik er na drie jaar het geweertje bij neer gooide en met stille trom, opgelucht afscheid nam van de schietvereniging. Ik was er klaar mee.
 
Dit jaar wilde mijn dochtertje gaan zwaardvechten. Daar was ik het mee eens. Maar dan zou ze zelf wel moeten uitvogelen waar dat beoefend kon worden. Dat had ze binnen een uur voor elkaar. Ze zette uiteen wat de lestijden en de kosten waren. We konden een introductiecursus Iaido van tien lessen konden doen. Ik vroeg haar of ze het op prijs stelde als ik mee zou gaan. Dat deed ze. Op een donkere maandagavond betraden we een kale sporthal in West. Daar werden we losjes voorgesteld aan onze mede-aspiranten en de instructeur. Wat me wederom opviel was de onduidelijkheid over het reilen en zeilen. Een bekend gevoel diende zich aan. Na enkele maanden begonnen de Iaido lessen me steeds meer te bevallen en voor dat ik het wist was het moment van de keuze daar. Stoppen of doorgaan. Bij mijn motivatie om door te gaan zou ook de keuze van mijn dochtertje belangrijk wegen. Tot mijn verbazing merkte ik, dat naarmate het moment van de keuze dichterbij kwam, ze zich steeds meer in zwijgen en ontwijkende antwoorden terugtrok. Toen ik het haar direct vroeg antwoordde ze dat ze niet verder wilde. Ze had het te druk met haar andere extra-curriculaire activiteiten. En als jong meisje voelde ze zich niet helemaal thuis in de groep. Ik probeerde ze nog te overtuigen dat ze juist heel goed in de groep lag. Uiteindelijk gaf ik maar toe dat ik het ook wel heel leuk vond om samen met haar een dergelijke activiteit te ondernemen. Met een wijze blik keek ze me aan en zij dat ze het snapte. Ik drong niet verder aan.


VON SOLO
DICHTER, COLUMNIST,  PERFORMER EN CINEAST

Check de actualiteiten van VON SOLO op www.vonsolo.nl
 
Lees ook de wekelijkse column van VON SOLO op www.POMgedichten.nl 
 

Share This:

Merik van der Torren – onder de tafel, tussen de gebroken kruiken en korsten brood…


Lazarus

Lazarus dronk zich iedere dag zat aan wijn.
Iedereen zei: Lazarus is een waardeloze vent,
Zo dat Lazarus niet in een bed,
of zelfs in een hooiberg sliep,
maar onder de tafel,
tussen de gebroken kruiken
en korsten brood,
tussen de ratten.


“Wat gebeurde dan de volgende dag?”
vroeg ik haar,
“Dan stond hij weer op,” zei ze

Merik van der Torren

Share This: