Ditmar Bakker – de nieuwe columnist op de dinsdag – ditmarsdinsdag vandaag tussen Pruis & Proust


met trots presenteert pomgedichten de nieuwe columnist op de dinsdag: de door velen geliefde Ditmar Bakker. ik schreef Ditmar: ‘
ik zou het een grote eer vinden om je te verwelkomen – in leesbare lengtes – en als het kan met iets van poëzie …’ – en het werd proza in een lengte waar U U tegen zegt. deze columnist laat zich niet ringeloren. de foto met één lief oortje – dat wel.
heij blij, bakker blij, pruis blij, proust blij, pomgedichten blij, iedereen blij! …met het verdriet van nederlandde opnieuw geboren hugo claus heet ditmar bakker.


Tussen Pruis & Proust
Elke overeenkomst met bestaande personen is gehéél toevallig.

Geen spiegel die reflecteert op het leven—dat is aan de mens zelve, maar het mens stónd voor de spiegel, schikte de wrong in haar tanige nek met de juwelen, geen sieraden, zoals zij ook streng was bij jurk en japon, koelkast en ijskast, taart en gebak en de spelling van haar achternaam bovendien: Inge Bolognaise—Inge B. voor intimi die meer Inges kenden alsook voor het strafrecht dat haar éénmaal had vervolgd voor het achteroverdrukken van een stuk Goudse in de supermarkt, wederrechtelijke medeneming of iets dergelijks was op het briefpapier gestanst, maar dat was lang geleden, toen ze nog niet bijna honderd was zoals de spiegel, haar ogen en geboorteakte, documentatie die later uitgebreid werd met een trouwboek en kindervaccinatiekaarten; autisme bestond nog niet en als dat wel zo was geweest zou zij zich er weinig van aangetrokken hebben, verzekerde en onaanraakbare matriarch die zij was geweest, nu teruggekaatst door het gefolied hangend glas dat van een afstand haast niet te onderscheiden was van dure makelij die haar, reflecterend, reflecteerde.

              Zij had haar kinderen altijd met houten speelgoed laten spelen en géén Rie Cremer laten lezen, een goede moeder was zij geweest, al had zij zich niet altijd zoals het personage van Pruis ervan weten te weerhouden grote voorwerpen bij zichzelf binnen te brengen als ze hen borstvoeding gaf, die dorstige klus waardoor haar spenen thans halfweg haar middenrif hingen, gelijk een straffe Gods, zei zij tegen het glas, herinnerend hoe ze soms in bad geen groot voorwerp maar wel een hele kinderarm tot aan de schouder een zuurstokroze vulva had laten enteren—inmiddels haast tot gebroken paars verschoten gelijk haar lokken tot zilver, nu ja, pleet, met haar jeugd verdwenen, verdwenen als wie zij ooit gebaard had, en was het in zekere zin niet ironisch dat zo’n lichaamsdeel dat ze er ooit uitgeperst had, golvend op zware weeën en halfhartige Lamaze-techniek (in en uit, in en uit, pufte de klootzak die haar, waarschijnlijk half vanwege dat verschieten en half vanwege de waggelende rondingen van Pamela op het servicekantoor verlaten zou, maar eerst met halfhartige stoten voorgaand aan een laf druppelen van spermatozoa in vagijn en hyster bevrucht had met het kroost dat zij dan werpen moest) nu juist het tegenovergestelde bewerkstelligen zou,
 
een orgasme dat zijn weerga niet zou kennen en alleen geëvenaard was door die ene keer dat ze toegestemd had de Mechelse herder van het gezin mee te nemen naar de slaapkamer, therapie is ook zo wat, ieder huisje heeft zijn kruisje en het hare was vochtig, niet van het badderen maar integendeel van de ervaring van diepe moederliefde, zo diep als het kind weer terug in haar schoot, het was niet meer dan een terugroepen naar de Oorsprong, een ourobouroaans bewegen van een lichaam naar waar het eerder toch al was geweest, haar lijf snakte zo naar hereniging als de Öst in negentiennegenentachtig en ze had er geen braakmaterialen voor nodig, de muur van haar maagdelijkheid was immers afgebroken op haar dertiende, toen ze in ruil voor een handvol ranzige ulevellen van de dorpsgrootgrutter deze had toegestaan onder haar rok te kijken, en, voor het eerst opgewonden, niet van die bult onder zijn geruite swagger maar vooraleerst van de doffe gore glans die hij gebrilcreemd had en daarna van de odeur van zakjes blauw en afgeprijsde zoetwaren die uit zijn poriën wasemde als koperdampen uit een vergeten waterput, het trois suisses-broekje met polkadot voorbij haar geheime kier schoof,
 
voorbij het haar dat daar al twee jaren borstelig groeide en waarvan ze zich afvroeg of ze het ook zou kunnen vlechten als heur haren, die immers al dertien jaar groeiden, wat de schaamstreek maar in te halen had, en inhalig was de kruidenier geweest, kijken werd voelen vanbuiten en voelen vanbuiten werd prikken naar binnen, maar ze was een groot meisje geweest en had niet gehuild zoals ze wel had gedaan bij eerste lezing van de Angélique-reeks die haar moeder bijeen gespaard had met de zegeltjes van de witte pomp, of zoals ze gedaan had toen haar neef op haar zevende verjaardag had gesproken over een aangenomen verband tussen huidskleur en pikgrootte en dit verbond aan het ruim van de stoomboot uit Spanje, wat haar droomwereld aan diggelen smeet gelijk de peperkoek die zij die fatale decemberdag, jarig samen met sinterklaas, beduusd uit haar handjes liet vallen, ze was een grote meid geworden, in de lengte en de breedte en de diepte, en diep ging de grutter, tot hij, half steunend op het rek met Douwe Egberts-memorabilia en half op de schouder met het afhangende bandje van de bustehouder die zij nu al een jaar dragen moest van moeder, in haar oor zuchtte dat ze altijd voor stroopsoldaatjes terugkomen mocht, behalve op dinsdag want dan werd er geleverd,
 
en hij had haar wat geleverd, ze zou driedimensionaal verder toenemen totdat men thuis besefte dat zij een probleem had waarover gesproken moest worden met dokter en pastoor, en men besloot tot logement bij de nonnen tot het probleem voorbij was, en de nonnen waren aardig voor haar op zuster Clothilde na, die haar altijd opzocht na de vespers om een rozenkruis te bidden en om gelikt te worden tot een duizelingwekkend hoogtepunt, behalve als zij bloedde en niet na het tweede trimester, toen de zuster een nieuw meisje uitzocht om ’s avonds troost te zoeken en Inge zich zwanger maar verlaten voelde, uitdijend als de deltawerken maar niet bij machte om de stormvloed te keren, er was bij haar ingestroomd en eens zou er uitstromen, waarbij geen echtgenoot in en uit zei maar wel Benedictinessen om haar heen krioelden met breukbanden, mosterdcompressen en maagdelijke devotie, niet bevlekt door mannenpap die ze in haar latere leven nog vaak voorgeschoteld kreeg en waarvan ze leerde dat het gezond was als het naar kastanjebloesem rook.
 
Later, later zou zij zulks weten zoals kruidenvrouwtjes wisten welke netels tegen roos werkten en welke roos tegen neten, een ware Femia Haverhoek, zeiden haar ogen tegen ogen die wisten en ze keek naar de mond, zij kneep haar lipjes tot een aars en zette donkerte aan met de afgeprijsde lippenstift die zij toch in haar handtas had gestoken, het was sterker dan zij geweest zoals de bi- en triceps van Clothilde krachtiger bleek dan haar jeugdige welvormigheid die nu in haar geheugen dweilde als de rijtjes van être en avoir die zij dan toch ook maar van de nonnen had geleerd, de wereld is niet zwartwit maar meestal grijs als de schaamharen die zij sedert haar zestigste niet meer uittrok maar welig liet tieren aangezien er inmiddels minder mannen op die streek afkwamen dan muggen op azijn, en dat was best deprimerend als je er even over nadacht, wat zij dan ook niet langer deed: resoluut ging de stift in haar tas, haar gezicht in de plooi net als haar rok, gisteren was gisteren en vandaag is vandaag en morgen deo volente. Gereed was zij—zij vertrok.

Share This:

JOLIES HEIJ vertrekt vrijwillig uit UTOPIA (pomgedichten) – columniste ontploft

JOLIES HEIJ vertrekt vrijwillig uit UTOPIA (pomgedichten) – columniste ontploft

vorige week heb ik de ‘nazi-attributen’ weggeknipt in de aan geleverde column van Jolies Heij die zij de titel meegaf: ‘Over knijpkatten & nazi-attributen’. jolies sprak over censuur en sloeg witheet uit én ontplofte. ik heb helemaal geen behoefte aan ‘nazi-attributen’ op mijn eigen site pomgedichten en ik knipte haar ‘nazi-attributen’weg. in een verklaring benoemde ik de feiten:

jolies heij “slachtoffer van censuur” – nou nou nou – erg grote woorden las ik vandaag bij jolies. ik heb het even nagezocht: “JOLIES HEIJ de nieuwe vaste spraakmakende dinsdag columniste op pomgedichten vanaf 11 oktober – Gepost door Pom Wolff op 2011/9/13 18:30:0” – de feiten: vanaf 11 oktober 2011 gaf ik jolies heij elke dinsdag op pomgedichten de gelegenheid om haar verhaal te schrijven. nooit heb ik een letter gewijzigd aan of binnen de aangeleverde verhalen. nu 8 jaar later haal ik een eerbetoon aan derrel niemeijer naar voren uit een door haar aangeleverde column (naar zij nu mededeelt de laatste!) en laat ik de rest zitten in het belang van de volksgezondheid.

heij hoorde gewoon bij pomgedichten zoals pom bij pomgedichten hoort. ja wat rest mij nog? een dankjewel jolies voor de bijdragen – altijd welkom terug maar dan wel zonder ‘nazi-attributen’ – over het ontploffend karaktertje van de columniste dichtte ik eerder – ik stel vast met een vooruitziende blik:

zeeuws meisje

de ons allen zo inspirerende
en zelfs tot voorbij goes geprezen dichteres Jolies Heij
mag zich dan wel bezighouden
met de diepere gevoelens van de medemens
ook haar eigen gemoed wil nog wel eens ontploffen

sommigen noemen het een deinen op wat heeft overleefd
anderen spreken weer over een drijvend waterbed
in een volgelopen tranendal – prachtig allemaal!

wel worstelen maar bovenkomen ho maar
majesteit


©pomwolff

Share This:

Karin Beumkes: ‘je verloor je kind je verloor je been, maar je ziel ging niet kapot,…’

Hoi Pom
Gedicht:


Oorlogsslachtoffer

Weer schrijf ik over je gebarsten buik
en de kleine baby die niet werd geboren
je kwam in vuurzeeën terecht, je huis
brandde tot op de laatste sponning af.

Had je maar geluisterd naar dwingende gedachten
die nacht luisterde je naar niets
God kon niet op je wachten
en veranderde je lot.

Je lag daar bleek, er kwam
een stok tussen je tanden
je been werd afgezet,

Je wilt er niet meer over spreken
oorlogsbeelden – je verloor je kind
je verloor je been, maar je ziel
ging niet kapot, die droomde over
wilde bloemen en hoe het vrede wordt.


Muziek: Melanie – Peace will come https://youtu.be/gkY2ZrVSUM8


Liefs
Karin

Share This:

DITMAR BAKKER en MAX LEROU winnen de enige echte virtuele – eerst een selfie en dan sterven- trofee op pomgedichten – FRANS TERKEN brons – de enige echte virtuele in herhaling en terug naar 2014




De vrouw gooit ferm de handdoek in de ring
Van het basin, en wast haar handen schoon,
Zoals het haar de week ervoor verging:
Het ritueel is haar al lang gewoon.

En zij hád niet gehoopt op groot vertoon
Of zwakke glinster van een hebbeding,
Niet op het dragen van een doornenkroon
Of intellect (als zij ter rebbe ging).

Haar moeder was haar eerder voorgegaan,
Haar dochter was niet teer en niet fragiel.
Op het planchet zag zij haar redding staan:

Zij nam een teug van bitter chloorethyl,
Keek toen haar beelt’nis in de spiegel aan,
Poetste die schoon, en God hebbe haar ziel.


Ditmar Bakker


pom: wie zo dichten kan heeft niet te klagen. Zo kan ik god in een gedicht op een zondagochtend hebben. Ditmar Bakker is de meest onderschatte dichter in onze lage landen. Zoveel bombast durfde zelfs gerard reve niet aan. Wie aan de chloorethyl gaat verdient een waardig en groots opgezet gedicht, zal het een sonnet zijn. Ditmar Bakker is een invoelende dichter, ze sterven als bosjes om hem heen, maar ongemerkt nooit. Wie groots wil sterven en vereeuwigd bestel een gedicht bij ditmar bakker. Wel even doodgaan hoor, niet vergeten.


erwin: De vrouw gooit ferm de handdoek in de ring
Ik heb oprecht geprobeerd dit serieus te lezen, maar schoot steeds in de lach. Dat verschijnsel was nog redelijk beheersbaar bij ‘hád’, maar nam orgastisch koffiespuitende vormen aan bij ‘doornenkroon’ en ‘(als zij ter rebbe ging)’. Die haakjes! Bij ‘haar dochter was niet teer en niet fragiel’ (hi-la-risch) was ik ervan overtuigd dat dit een briljante parodie op een gedicht is. En dat was nog voordat ik doorhad dat dit rijmt op chloorethyl. Een instant klassieker.

DITMAR BAKKER en MAX LEROU winnen de enige echte virtuele – eerst een selfie en dan sterven- trofee op pomgedichten – FRANS TERKEN brons
Gepost door Pom Wolff op 2014/5/25 9:00:00 (803 keer gelezen)
RONALD M OFFERMAN – als de dag van toen – pom: 10 erwin: 10

CHATFANT – en een selfie

FRANS TERKEN met een zelfbeeld – pom: 20 erwin: 10

YVONNE VAN DER HAVEN sterfelijk

AMANDA MALINKA niets

DITMAR BAKKER bitter – pom: 35 erwin: 30

ELLO CUYPERS wil opgediend

YVONNE KOENDERMAN op de valreep

JOOP KOMEN eerste keer

MAX LEROU in marken – pom: 35 erwin: 30

MARC TIEFENTHAL in koude streken

CARTOUCHE over een grensgeval

GER BELMER over de vecht heen

ANKE LABRIE bewogen erwin 10

HELENA DE CLERCQ zalig sterven erwin: 10



wedstrijd is gesloten. er zal toch niets met jako fennek zijn. die sluit meestal de rij. dank jullie wel voor het enthousiasme. voorzitter vogelezang kan maar niet uit over het gedicht van ditmar bakker: ‘Het kan echt niet, dat gedicht.’- zo banjert hij door het redactielokaal.




(met dank aan Delia Bremer – http://home.planet.nl/~delia/ voor deze foto)


Wie wint de enige echte virtuele – eerst een selfie en dan sterven- trofee op pomgedichten?
We hebben het thema dood al weer te lang veronachtzaamd lieve lezer. Met een beetje pech bent u ons al ontvallen of staat magere hein dit weekend op uw deurmatje. sterven prima maar dan wel graag na zondag 1100 uur, sluitingstijd van deze wedstrijd. U mag deze week hier met de dood als uw onontkoombare en trouwe metgezel alle kanten uit. uw eigen vergankelijkheid mag vooropgesteld. Maar als u liever, beleefd als u bent, ‘de ander’ eerst wil laten gaan, ook goed hoor. Laten we de dood maar eens doodgewoon laten zijn – en een keer ontdaan van verdriet. En ach, nou ja ok, als u echt ontdaan bent van verdriet – mag u dat ook schrijven. Met de taal kunnen we alle kanten op, met de dood is het niet anders. dood is taal.
de dichter ERWIN VOGELEZANG – http://www.erwinv.net/ – is deze week onze gewaardeerde juryvoorzitter – juryvoorzitter en webmaster verdelen ieder 100 punten over de ingezonden werken. Gedichten niet te lang tenzij noodzaak, de commentaren als altijd verzekerd. Insturen voor zondag 1100 uur.


voorbij

in het nagelaten gezicht
moet gisteren
nog wakker worden

de laatste schreeuw
in stand gehouden
en zon alsof het maart is

haar hele klimop nog gekapt


pw





selfie: Ronald M.Offerman


Toen


We wisten nog niet wat vroeger was
Op de selfies die we foto’s noemden
De dood zou nog heel lang wachten
We konden nog onbezorgd lachen

Al lijkt het nu of ik in je ogen van toen
De dood al zie naderen
Alsof je toen al pijn voelde
Je al een beetje stierf in mijn armen


Ronald M.Offerman
Amsterdam 23-05-2013


pom: Mysterieuze eerste regel en een mooie. We wisten het toen niet. is de uitkomst van lang nadenken – in de titel al gegeven. Dat ze de dood in de ogen droeg al is niet echt geloofwaardig. die valse blik waarmee je me later belazerde sprak al boekdelen ligt meer voor de hand. Hoe dan ook: om die prachtige eerste regel had ik dit gedicht niet willen missen.


erwin: Toen
Tranentrekker in klare taal. Herkenbaarheid gegarandeerd, want iedereen zal wel eens op deze manier naar oude foto’s kijken. De eerste twee regels vind ik wel fijn, maar daarna voel je het einde (ook van het gedicht) wel erg nadrukkelijk naderen. Als regels 3 en (vooral) 4 obligater zijn dan de lauwe koffie na de uitvaart waar dit gedicht wordt voorgelezen, doen 5 en 6 dienst als het eveneens onvermijdelijke plakje kleefcake. De slotregels wrijven het er, toegegeven, nog wel even goed in.











Selfie

Ik zal sterven
dat staat vast
maar ik stuur eerst
mijn zelfportret
zorg dat je
daar op past.

In jou schrijf ik
mijn ogen
waardoor je wereld ziet
bied daarmee mededogen
word trooster van verdriet

Ook geef ik jou mijn benen
ren dus het leven door
je hebt mijn snelle genen
dus loop jij altijd voor.

Kijk hier
daar staan mijn liedjes
ik zing ze even voor
en oefen de accoorden
dan zingt het eeuwen door.

Ik maakte jou mijn selfie
je lijkt echt veel op mij
mijn foto ging verloren,
maar blijf door jou erbij.


J.C.
Chatfant



pom: na de eerste strofe schiet dit gedicht volledig maar dan ook volledig uit de bocht. Een aardige gedachte uit een eerste strofe zo volledig leeggeknepen en uitgemolken dat zie je niet vaak. Hier gebeuren zaken waar je niet meer bij wilt zijn. Ik wil geen troosters van verdriet in een gedicht, geen cadeau gegeven benen, ook geen liedjes van chatfant die EEUWIG voortrazen. Rammelrijm in de laatste strofe verstoort het leuke idee in dit gedicht. Een beetje minder ego graag.


erwin: Selfie
Ik Fosburyflop atletisch over de taalfoutjes heen en allitereer dat we thans traditioneel tearjerkertje twee te pakken hebben. Waarom strofe 1 zo sterk afwijkt, weet ik niet, maar het kinderlijke ritme van strofe 2+ vind ik irritant. In combinatie met het stichtelijke toontje (het Moezelwalsje ‘bied/daar/mee me/de/do/gen’) waan ik me aan een formica keukentafel, omringd door goedbedoelde tegelwijsheden. Het zingt vlotjes weg bij een valse bingo.








Dag Pom,
Eerst zien, dan gaan, zoals het bij een zondagthema past.
Groeten, Frans




Zelfbeeld


Zoals de dood vandaag in je ogen
kijkt en jij brutaal zegt wacht nog even
ik zet coma uit het hoofd de voeten
gewoon weer vrolijk neer op de vloer

en zie hoe levendig mijn dansen
gespiegeld in het zwart van jouw lens
niet de kramp in de wangen de strijd van
laatste dagen op een ingevallen gezicht

hoe dat beeld bevriest
binnen een rechthoek de randen
van het gat waarin je slaapt
tot je vervaagt

maar nog even niet


Frans Terken 23052014


pom: misschien de laatste regel hier net niet doen. De hoe vorm past hier goed. In en ademtocht wordt een eerbetoon neergezet, een laatste opleving voor een onontkoombaar einde. Zoals het gaat ja. Overtuigend beschreven. Als het dan toch moet dan maar dansend als deze woorden.


erwin: Zelfbeeld
Enjambement moet wel iets toevoegen, vind ik. Als je afbreekt bij ‘ogen’ verwacht ik dat er minimaal een ‘gluurt’, ‘ontwaakt’, ‘rochelt’ of ‘tapdanst’ volgt. Alles behalve ‘kijkt’ dus. De tweede strofe komt een beetje rommelig (onaf?) en gezwollen poëtisch over (‘gespiegeld in het zwart van jouw lens’), waarbij ik me afvraag of (1) iemand in coma kramp in de wangen kan hebben en (2) of het nog wel een selfie is als een ander de lens hanteert. Pas bij ‘het gat waarin je slaapt’ ontwaak ik even uit mijn coma. Dat zinnetje is best mooi. Mooi genoeg om niet alleen als titel dienst te doen, maar misschien ook om als vertrekpunt voor een beter gedicht te dienen. Dat gedicht mag van mij wel wat directer worden opgeschreven. Al die ‘zoals’, ‘en zie’ en ‘hoe dat’ constructies zijn slechts schijnbewegingen. Speel de bal.









ha Pom,
Zag je voorbijkomen op facebook en vond mijn nieuwste wel toepasselijk.
Ruim op tijd dit keer. 🙂
Groet,





het gaat er om
jezelf sterfelijk te maken
het juiste hout te vinden
daar planken van te zagen
die te schuren en te schaven
te timmeren en te lakken
de juiste maat schroeven
klaar te leggen
naast het deksel
de binnenkant
te bekleden
met wit satijn
of zwart fluweel
daar een keus in te maken
de mooiste plaats uit te zoeken
en die te reserveren
de kaars aan te durven steken
in de hanger bij de voordeur


www.schrikkeltijd.blogspot.com
Yvonne van der Haven


pom: weg met die tweede regel.en na ‘reserveren’ is het welletjes. Een typisch voorbeeld hoe je een leuk gedicht – een leuke gedachte – met twee drie regels om zeep kunt brengen. Niets tegen poezie op het randje, maar hier dondert het gedicht de afgrond in.


erwin: het gaat er om
De dood geeft het leven zin. En als beetje doe-het-zelver is er dus geen zinvoller bezigheid dan het prepareren van de eigen kist. Tot en met ‘reserveren’ leest het als het to do lijstje van een knoestige kistknutselaar. De laatste regels kan ik niet plaatsen. Een kaars in een hanger bij de voordeur? Een hangkaars? Op de to do list: een schoteltje onder plaatsen. Misschien kom ik op de verkeerde begraafplaatsen. Of misschien is het hele gedicht een meta-metafoor die me alsdan volkomen ontgaat.







niets

een hand
en zij nam de voeten
een gedicht
de zin van het leven
ze sloeg over
en bedankte voor alles

deze dag
die ene nacht
het weiland
een flatgebouw
de ramen en wat daar was
doorzagen haar ogen

de vrouw nam waar
langzaam trok het
zijdelings voorbij
de hemel werd woester

en zij doorweekt
trok verder en verder
in het zand spoelde regen
de namen weg
die goed verzwegen
waren

de man kwam om niets
haar tegemoet
geen droom
of iets van vroeger
zonder toekomst

de vrouw bleef staan
zweeg
en viel neer
eindelijk alleen de ander


Amanda Malinka


pom: ja wel eens met mijn juryvoorzitter. Wat je wil zeggen, ook al is het weinig tot niets, mag aangeraakt hoeft niet helemaal uitgeschreven. Je kunt ook zeggen dichter lijdt aan een gebrek aan abstractievermogen.
Gooien we alle strofen direct de vuilnisbak in houden we er een over amanda: meisje, dichteres, prachtige regels als deze laat je niet bloeien op een vuilnisbelt:

en zij doorweekt
trok verder en verder
in het zand spoelde regen
de namen weg
die goed verzwegen
waren

klaar – af – en mooi.



erwin: niets
Er staat van alles. Of niets.









De vrouw gooit ferm de handdoek in de ring
Van het basin, en wast haar handen schoon,
Zoals het haar de week ervoor verging:
Het ritueel is haar al lang gewoon.

En zij hád niet gehoopt op groot vertoon
Of zwakke glinster van een hebbeding,
Niet op het dragen van een doornenkroon
Of intellect (als zij ter rebbe ging).

Haar moeder was haar eerder voorgegaan,
Haar dochter was niet teer en niet fragiel.
Op het planchet zag zij haar redding staan:

Zij nam een teug van bitter chloorethyl,
Keek toen haar beelt’nis in de spiegel aan,
Poetste die schoon, en God hebbe haar ziel.


Ditmar Bakker


pom: wie zo dichten kan heeft niet te klagen. Zo kan ik god in een gedicht op een zondagochtend hebben. Ditmar Bakker is de meest onderschatte dichter in onze lage landen. Zoveel bombast durfde zelfs gerard reve niet aan. Wie aan de chloorethyl gaat verdient een waardig en groots opgezet gedicht, zal het een sonnet zijn. Ditmar Bakker is een invoelende dichter, ze sterven als bosjes om hem heen, maar ongemerkt nooit. Wie groots wil sterven en vereeuwigd bestel een gedicht bij ditmar bakker. Wel even doodgaan hoor, niet vergeten.


erwin: De vrouw gooit ferm de handdoek in de ring
Ik heb oprecht geprobeerd dit serieus te lezen, maar schoot steeds in de lach. Dat verschijnsel was nog redelijk beheersbaar bij ‘hád’, maar nam orgastisch koffiespuitende vormen aan bij ‘doornenkroon’ en ‘(als zij ter rebbe ging)’. Die haakjes! Bij ‘haar dochter was niet teer en niet fragiel’ (hi-la-risch) was ik ervan overtuigd dat dit een briljante parodie op een gedicht is. En dat was nog voordat ik doorhad dat dit rijmt op chloorethyl. Een instant klassieker.








opgemaakt afgemaakt

ik wil mooi opgediend
vlees gelijkmatig ingekerfd
rodewijnsiroop vleugt zo
sierlijk van mij af

op een bed gehakte
chinese pijnboompitten
de smaak hangt hopelijk
voor altijd op je tong


ello cuypers


pom: bij ‘vleugt’ ben ik weg. wil melkers denk ik dan. Snel weg pom.


erwin: opgemaakt afgemaakt
Heb het idee dat ik dit wel eens eerder gelezen heb. Of althans, een ander gedicht waarin de genoegens van kannibalisme op vergelijkbare wijze worden verwoord. Ik vind er simpelweg niet veel aan.








Op de valreep
flits van
beeld op netvlies
een leven voorbij
deadline gepasseerd
bevroren glimlach van
ongetwijfeld een
verdomd goed
laatste selfie
maakten jouw sterven
een ware kunst.


Yvonne Koenderman


pom: kan hier ook niet echt iets mee. Hoeft ook niet vermoed ik.


erwin: Op de valreep
Even vluchtig als het gemiddelde selfie.







Hallo Pom, een selfie van mij met mijn jeugdliefde.
Ik nam de selfie omstreeks 1946/47 met een Kodak box type 620 van mijn vader, in het Leiduin te Aerdenhout.
Wist ik toen veel dat selfies pas 56 jaar later populair werden als ze gemaakt waren met webcam of Smartphone.
Hierbij het bewijs dat het ruim een halve eeuw eerder ook mogelijk was een selfie te schieten met een eenvoudig Kodak boxje.





De eerste keer

Zij lagen samen op het mos
onder de eik te minnekozen.
Hij sprak carrière, zij dacht rozen,
en ruisend fluisterde het bos.

Langzaam gingen er knoopjes los.
Zijn adem haperde een beetje,
toen hij sprak ‘hartstocht’. Zij dacht ‘jeetje.’
Glimlachend zag de eik haar blos.

En na bloes, broek, was ook haar slip
achteloos naar het mos gevlogen.
De eik sloot stichtelijk de ogen
bij ’t jonge paartjes eerste wip.


Joop Komen



pom: Wel fijn dat erwin mij in commentaar voor was. Ik onderschrijf zijn woorden. Die verkleinwoordjes ook nog om het stoute karakter te benadrukken. Nee joop dit kan echt niet. wipje-jeetje-slipje. Nergens poezie te vinden hier in dit gerijm.


erwin: De eerste keer
Schattig, maar het heeft wel een hoog ‘Ome Joop vertelt een schuin verhaal’ gehalte. Ik vermoed dat iedere lezer onder de 50 het woord ‘wipje’ moet googelen. Op het risico af teveel te verklappen: op het einde van het gedicht wordt een van de protagonisten gefistfucked.









later link ik je naam


je vraagt me ritme
als in de eerste
maten van de vijfde
en of ik dan ook iets
spelen wil voor ome leep
later op de avond

niet te ingewikkeld
iets met pom pom pom
zoals toen – we speelden
pim-pam-pet het was in marken
binnen in een vochtig huis

zo’n huis gedragen door mysterie
waar de honden staren
om het koekje te hypnotiseren


ml
23 05 2014


pom: pom pom pom spreekt me zeer aan natuurlijk. Zo een dag waarop ze honden te drogen hingen, zo een dag beschrijft max lerou hier. De eerste van de vijfde in de eerste. Het pom pom pom in de tweede en dan die honden nog in de derde. Elke strofe in zichzelf afgepast mooi om het geheel compleet te maken. Zo compleet mag mijn wereld zijn vandaag, pom, pom, pom. Ik word blij van zo een gedicht.


erwin: later link ik je naam
Hier overigens enjambement dat wél werkt. Bij ‘als in de eerste’ moest ik namelijk heel even denken aan ‘de eerste klas’. Die suggestie (al dan niet bewust) past goed bij het ‘herinnerende’ karakter van het gedicht.
Best een fijn dingetje. In de categorie fucking the ants – dat is immers wat een jurylid doet – vind ik de titel niet 100% geslaagd. Geen biggie. Iets storender vind ik de wat ‘willekeurige’ overgang tussen de twee delen, dus van anekdote ‘liedje voor ome leep’ (een echte Haagse oom, vermoed ik) naar het tweede deel. Ik denk dat die logische overgang er in the eye of the poet wel degelijk is, maar als beholder voel ik ‘m wat minder. Het slot vind ik het beste aan het gedicht. De derde strofe staat als geheel nog wel wat wankel. Zo kan ‘binnen’ weg, want ‘in’ een huis is wat mij betreft al binnen genoeg. En zo’n ‘het was’ komt op mij altijd een beetje ‘noodgreperig’ over. Ik zou zelf het mysterieuze sfeertje niet expliciet benoemen. De hypnotiserende honden zijn tof en hebben inderdaad wat mysterieus. Een extra beeld met gelijke strekking zou het mysterieuzer maken dan het gebruik van dat woord.







Kop rolt van selfie


Het aanzien des persoons
dat doorgaans in het aangezicht
vorm krijgt

verdwijnt onder een kous.

In de iglo hang behaaglijk
een vuurgloed en we trekken
hem de kleren uit tot op het bot.

Fijne handen over zijn spieren
doen hem verstijven tot op het lid.

We brengen hem buiten
zetten hem recht en te recht
in de ijskoude
met een verse vis
voor zijn voeten.

Geef die poolbeer maar gelijk
die in een pootuithaal
het hoofd met kous en al
eraf knikkert.


marc tiefenthal


pom: ‘In de iglo hang behaaglijk een vuurgloed’- ik ben weg. verder is het een woordenspel waar alleen tiefenthal plezier aan beleeft.


erwin: Kop rolt van selfie
Even dacht ik dat ik een selfie te zien zou krijgen van een door een terreurgroep ontvoerde figuur met een kous over het hoofd. De titel wijst immers ook in die richting. Dat leek veelbelovend. Helaas blijk ik me in een iglo te bevinden waar soft porno op een pinguïnvel wordt bedreven. Dat kan niet goed aflopen. En dat doet het ook niet, want na wat flauw woordspel (recht / te recht) eindigt het met een matige cartooneske sisser. Dit lijkt me er niet één voor in het persoonlijke ‘best of’ archief.








Grensgeval

Dat ik dat nu pas zie
waar ik loop of sta, hij zit
niet aflatend op mijn hielen
bij elke pas, zwart en wit
getekend houdt hij wacht

en in de liefde in de gaten
dat ik mijzelf niet onverhoeds
weg zou geven, in de slaap
almaar wakend om niet
er tussenuit te piepen

`s morgens in de spiegel
kijkt hij schaapachtig mee
met de man van de klok
likt eens aan zijn klepel
en gaat in alle rust

erbij liggen, mijn tijd
staat te lezen in het oog
kent kop noch staart, ik
gevlekte bastaardzoon
van een border collie


23-05-2014
Cartouche




pom: Ja ja. Het was weer hard werken om het geheel kloppend te krijgen en dat is gelukt. Uiteindelijk de eenheid bereikt die vooraf bedacht werd. We missen hier de passie cartouche. Veredelde tiefenthaletjes schrijf je maar voor je zelf.


erwin: Grensgeval
Ik schurk even knus tegen Pom aan. Een werkgedicht inderdaad. Alsof er te nadrukkelijk is geprobeerd om toch vooral poëzie te schrijven. Ik las eens dat Kundera zijn romans helemaal uittekende, alsof het composities waren. Volgens mij is poëzie daar minder voor geschikt. Het zinnetje ‘likt eens aan zijn klepel’ verdient een Jakkie Bah trofee. Titel in combinatie met border collie is leuk gevonden. Maar niet meer dan dat.









Verlangen


Wat ons bond
was het verleden.

Weet je nog? Ken je nog?
Vragen die eeuwig op
antwoord moeten wachten.

Bij het mooiste uitzicht
op de kabbelende Vecht
zag jij het licht niet meer.

Je vloog weg,
om op te gaan
in het verleden.


Ger Belmer, Purmerend
http://gerbelmer.wordpress.com




pom: laat ik uit beleefdheid niet te hard uithalen. Een broer verliezen is niet zomaar iets. Toch is het beter lijkt me om deze tekst voor je zelf te houden.


erwin: Verlangen
Da’s het nadeel als je medejurylid je inhaalt; ineens weet je meer over het gedicht dan je wilt weten. Ik kies er echter voor om het gedicht zonder die voorkennis te beoordelen. En dan constateer ik dat het eigenlijk een opsomming van platitudes is. Het verleden als agar-agar van vrijwel alle menselijke relaties. Vragen die op antwoord wachten, het licht niet meer zien, one day I’ll fly away, opgaan in het verleden: het is allemaal ontzettend waar, maar ook al ontzettend ontelbare keren op vergelijkbare wijze geformuleerd.








bewogen


zijn armen net te kort
een selfie van zijn achterhoofd
of ik wil helpen

is het dan nog wel

ja dat mag
jij bent mijn oma

maar zien ze dan

dat hoeft niet
want jij kan me altijd vinden

ineens zie ik een lange rij
de handen om het achterhoofd gevouwen

ik klik op het icoontje


anke labrie


pom: En nu het gedicht nog anke. Het materiaal daarvoor lezen we hierboven.


erwin: bewogen
Ik vermoed dat het aan mij ligt, maar ik wring me in spierkramp verwekkende Twister bochten om nog enigszins te begrijpen wie nu precies een selfie van wie maakt en wie wordt gemobiliseerd om wie daarbij te helpen. Sterker; ik kan er niet eens goed uit opmaken wat nu precies het probleem is. Zijn de armen van de Mystery Man (m/v) te kort om een selfie van het eigen achterhoofd te maken? Dat moeten dan wel van die polio-armpjes zijn? Of staat er dat de armen zo kort zijn dat het plaatje per ongeluk een selfie van het achterhoofd oplevert? En, zo ja, hoe zit dit dan anatomisch allemaal in elkaar? Vragen, vragen. Waar is good old Nicolaes Tulp wanneer je hem nodig hebt? Vanaf ‘want jij kan me altijd vinden’ (hoe dat zo?) ben ik ook de verhalende draad enigszins kwijt. En: ‘een lange rij, de handen om het achterhoofd gevouwen’? Ik kan me er niet veel meer bij voorstellen dan mensen die klaarstaan voor een vuurpeloton. Ik beroep me op een gebrekkig IQ en geef toe dat ik het niet helemaal kan volgen. Laat onverlet dat ik het best een leesbaar gedichtje vind.









Zalig sterven in flou artistique

een zelfje schieten in de dichte rook
een hand zien komen haastig
uit de mouw waaraan mijn jas hangt
en in die hand het ding waarmee mijn moeder
mij zonet naar huis geroepen heeft

dan

niet langer moeten denken aan de achtergrond
er is geen achtergrond er is alleen
een aangezicht het heeft iets van een foetus
die een krampje heeft en niet kan huilen
er is ook geen moeder meer


helena de clercq


pom: Aardig zo het hele proces van de selfie vastgelegd, en het zal kloppen, zoals helena zichzelf beschrijft. Ik neem het graag voor waar aan. En toch ergens in mij weet ik dat dit gedicht niet gerekend zal worden tot de hoogtepunten van de poëzie der lage landen.


erwin: Zalig sterven in flou artistique
Een spiegel met Gaussian Blur effect zou wel eens een instant hit kunnen worden. Ondernemers, grijp uw kans en eer mij met een aandelenpakketje. Aardige beschrijving met bonuspunt voor ‘het ding waarmee mijn moeder / mij zonet naar huis geroepen heeft’. Leuk! Bij ‘het heeft iets van een foetus’ vind ik de focus wel erg plotseling en erg scherp veranderen. Van blurry selfie naar HD drama.

Share This:

U bent zelf een autist! … Wat opviel waren in wezen niet de getoonde autisten maar de geschifte opvoeders….



U bent zelf een autist! … Wat opviel waren in wezen niet de getoonde autisten maar de  geschifte opvoeders

ik geloof dat ik in het verleden nogal wat kwaad bloed heb gezet met mijn nogal nonchalant gepleegde  opmerking: ach, die autisten, die  denken wel erg veel alleen maar aan zich zelf. de docu door de van Nieuwkerk met zoveel trots getoond in DWDD ‘Dit is de leven’ van actrice Vrede bevestigde in beeld en geluid mijn mening in alle opzichten.
De recensies oa in NRC over de docu zijn storend van onbenul juichend net zoals mevrouw Vrede nogal erg  tevreden is over het eindproduct. Over deze vertoning, ik zeg wanvertoning: het cultiveren van de ego gektes van de autisten die ons werden opgevoerd. mevrouw Vrede sprak over schoonheid en anders zijn. Met name op de schoonheid en het anders zijn zou worden ingezoomd in haar docu.  

We zagen een meisje vol agressie die zich niet van het dansen liet afbrengen en het hele gezin krijsend terroriseerde als ze gevraagd werd om even op te houden met der dingetje. Een ijsje als beloning werd het kind beloofd als ze zou stoppen – maar nee heel manipulatief eiste en krijste ze een ijsje + cola! WELK EEN SCHOONHEID! en ZO ANDERS OOK!

we zagen een jongen die agressief tegen muren en deuren ramde, zijn zusje had bedreigd en zijn moeder had geslagen in de auto, zijn kleding verscheurde. JA HOOR ECHTE SCHOONHEID.

en we zagen een jongetje dat steeds maar iedereen maar óók de achterpoten van zijn hond handboeien wilde én en erger nog mocht omdoen. op het laatst liep ie op straat met ongeveer 10 handboeien bungelend aan zijn broek. HEEL ANDERS JA! en wat een schoonheid.

Bij de getoonde autisten vielen een paar dingen op. De agressie en dat ze in hun anders zijn werden gekoesterd en vertroeteld. Nergens gecorrigeerd, nergens opgevoed, nergens weerbaar gemaakt voor of in  de maatschappij waarin ze leven. nee hoor volgestopt met handboeien, ijsjes, ballonnetjes – hoe meer hoe beter. Wat opviel waren in wezen niet de getoonde autisten maar de  geschifte opvoeders, die zich lieten terroriseren, gescheurde jasjes vervingen door andere jasjes, handboeien aansleepten, zich lieten chanteren. Ja zo wordt je kind inderdaad wel van autist tot een onopgevoed en onhandelbaar en onaangepast kind met door de ‘opvoeders’ gecultiveerde gedragingen die uiteindelijk alleen maar tot eenzame opsluiting leiden. (waar eigenlijk de getoonde ouders vastgezet horen te worden, of uit de ouderlijke macht ontzet, inclusief mevrouw actrice  Vrede. Wat een gekte. Ontluisterend).
 

Share This:

webmaster in goed gesprek met Ditmar Bakker over collega dichters



in goed gesprek met Ditmar Bakker
 
Ditmar informeerde vanmiddag naar hetgeen Jolies Heij afgelopen dinsdag heeft getroffen op de site. niet haar hele column vond dinsdag de weg naar publicatie op pomgedichten.
ach welnee Ditmar er is geen sprake geweest van censuur – censuur censuur wat is censuur – het was inkorten, redigeren, zo noem je dat –  in het belang van de volksgezondheid.
ja kijk ze liet de dichter J. nogal ruim aan het woord in haar column. maar ik kan niet tegen die J. dat is die zelf uitgeroepen psychoheilsoldaat of hoe zeg je dat,  die zich overal opdringt, alles afloopt  – maar dan ook alles –  niets en niemand ontziende – zo iets wil ik niet op mijn site Ditmar. en bovendien als er maar borsten aanzitten dan staat deze ‘dichter’ vooraan hoor –

–         maar je geeft wel ruimte aan – en Ditmar noemde een naam van een Amsterdamse dichter die mij erg lief is en ook regelmatig op pomgedichten publiceert.
–         ja maar die dichter die jij noemt die  is van amsterdam en hij is sympathiek én hij is zo authentiek Ditmar!
–         het antwoord van Ditmar was duidelijk: “Wat uit mijn reet komt is ook authentiek. Enfin.”

einde gesprek.

Share This:

VON SOLO in SPIJKENISSE – “daar kom je anders nooit…”



Deel 359. De andere kant
 
Na mijn fiets in de bewaakte stalling gezet te hebben, zat ik om halfzeven aan een net te klein tafeltje bij de Ellis Gourmet Burger op het stationsplein bij Rotterdam Centraal. Een spa rood en een heerlijke chili burger. Met frietjes, mayonaise en een reep komkommer. Als ik dit op zou hebben, was het tijd om de metro te pakken. Iemand had me uitgenodigd en ik zou mijn eerste poëzie film uit 2013 gaan vertonen in Spijkenisse, daar kom je anders nooit.
 
De metro liep langzaam vol. Bij station Beurs liep hij weer een beetje leeg. En naarmate we verder naar het Zuiden reden zaten er steeds minder mensen in de metro. De verhalenbundel die ik aan het lezen was vorderde goed, daar het in het donker maar matig naar buiten kijken was. Na een dik half uur reden we halte Spijkenisse Centrum binnen. Het station deed denken aan een andere tijd en een andere plek. Beelden van Blade Runner kwamen me voorbij. Het zal de regen wel geweest zijn.
 
Het pad van het metrostation naar het centrum liep door een parkje. Er was niemand. Het water stroomde niet en de eenden zaten rustig aan de kant te slapen. Na een kleine vijf minuten bereikte ik het Stadhuis, alwaar ik de passage onderdoor liep. Schuin voor mij liep een dikke man. Ik schatte hem iets jonger dan mezelf. In de passage speelde een aangename R&B. Zo leek het tenminste. Toen we de passage uitliepen kon ik concluderen dat de muziek afkomstig was uit de jas van de dikke, die enkele malen achterdochtig achterom gekeken had naar mij.
 
Er was een plein, dat ik overstak, welk ingebouwd was door winkels in de stijl van eind twintigste eeuw. Boven over het plein stak een Eftelingtorentje uit, waar zich een appartement in bevond. De straat leek dood te lopen, maar aan het eind ervan bleek een roltrap te zijn en een conventionele trap. De dikke liep nog steeds voor me en pakte de roltrap. Ik niet. Boven aangekomen moest ik naar links en vervolgens naar rechts. Honderd meter verderop zag ik een overdekt steegje waar een Jupiler bord hing. Mijn Google maps gaf aan dat het daar bij benadering moest zijn.
 
Het Jupiler Bord bleek van het lokale rock café te zijn. Twee rolluiken verder trof ik de Ierse Pub aan waar de poëzieavond zich zou gaan afspelen. Tot mijn vreugde bleek de Vlaming Sven de Swerts aanwezig te zijn en Tim Albus verwelkomde me. Na me een pint Guinness te hebben laten inschenken, nam ik de zaak verder op. Op de muren wat bierreclames en een bordje waarop te lezen stond: ‘In God we trust, in cars we crash’. Er bleek bij tweede lezing te staan: ‘the rest pay cash’. Soms ziet het onderbewuste andere dingen dan er staan. Lees maar.
 
In de eerste ronde voordrachten waren er twee dichters die een bepaalde indruk maakten. De eerste had een serie liefdesgedichten waar me bij één van de gedichten opviel dat hij met de woordvolgorde had gespeeld om een zin te laten rijmen. Een techniek die ik erg kan waarderen. Hij was niet de enige die dat zou doen die avond. Het gedicht dat hij in het Duits voorlas had een hoog Rammstein gehalte en beviel me zeer. De andere dichter die me bijgebleven is, vertelde eerst een verhaal over Sinterklaas, onbedoeld kindermisbruik en de overmaatse piemel van Zwarte Piet. Het kan ook dat ik de tekst verkeerd begrepen heb. Daarna hield de betreffende een hakkelende redevoering van bijna tien minuten van zijn telefoon, te pas en te onpas meldend dat hij weer een stuk over zou slaan uit piëteit voor zijn publiek. Het stuk tekst ging over iets dat zich wellicht het best liet omschrijven als een Pernisser lustmartelmoord. Het was zo slecht geschreven, voorgedragen en van een zodanig twijfelachtig niveau, dat bij mij de handen er niet meer van op elkaar gingen. Sommige mensen klapten. Waarom was me niet duidelijk.
 
Van het tweede blok staat me niet veel meer bij, buiten een verrassend goede dichter, die alles uit zijn hoofd deed, waarvan ik me pas een dag later herinnerde, dat ik hem weleens in de Schouw had gezien. Na twee dichters startte Tim met het instellen van de beamer voor de film. Sven en ik zorgden dat het scherm op de juiste plek kwam te hangen. Het scherm was te smal, de beamer stond te dichtbij en het geluid moest door een microfoon bij de laptop te houden versterkt worden. De film miste kracht en na het moordgedicht eerder op de avond, zorgde ‘Dood aan de Powezie’, zoals de film heet, niet voor een positieve twist. Na de film werd me publiekelijk gevraagd om wat correlatie te verzorgen. Ik zag enkel de gezichten het publiek, terwijl ik wat weinig overtuigende zalvende woorden probeerde op te rakelen, en wist, dat dit niet in vruchtbare aarde was gevallen.
 
Hierna was het woord aan een meisje met tattoo’s, een felrode jurk en appetijtelijke, volle borsten. Ze had een gedicht gemaakt met daarin de mooiste momenten verwerkt van de bedrijfsdag van Shell Pernis. Een pure, ware lofzang over de glorie van Shell, het maatschappelijk belang, het politiek belang, hoe begaan ze zijn met de wereld, hoe goed ze voor hun personeel zorgen, hoe winstgevend ze zijn, en dat het nog maar eeuwen zo mag blijven. Op dat moment wist ik niet meer of alles nog echt was, wat ik meemaakte. Toen ze klaar was keek ik op mijn horloge en zag tot mijn schrik, dat het al kwart voor elf was. Excuses makend en enkele handen schuddend verliet ik de pub en spoedde me naar de metro.  
 
De weg die ik heen gekomen was liep ik nu weer terug. In het eerste steegje voorbij het rock café stond een deur open, waarachter een trap naar beneden liep, het duister in, als was het een teken. Ik spoedde me er voorbij, ging de hoek om, zag het Eftelingtorentje, stak het plein over en concludeerde dat ik om moest lopen, omdat de passage bij het Stadhuis voor de nacht met een hek gesloten bleek.
Door het parkje lopend bleken de eendjes nog steeds op hun plek te zitten. Op het perron aangekomen zijnde, hoefde ik slechts tien minuutjes op de metro te wachten. Deze bracht me in dezelfde tijd, die de IC Direct nodig heeft om naar Breda te komen, veilig terug naar Rotterdam Centraal.
 
Daar aangekomen moest ik enorm plassen. Ik beende de hal in richting de toiletten en werd aangehouden door een jonge dakloze vrouw met een beugel. Ze sprak me vriendelijk doch speedy aan. Ik pakte mijn portemonnee en gaf haar twee euro twintig, daar dat al mijn kleingeld nog was. Ik wilde snel door naar de wc, maar ze stond erop dat ik nog een boemerang kaart zou uitkiezen. Mijn keuze was er één waar een burlesk danseres op stond. Ze zei dat de meeste mensen die kozen. We namen afscheid en ze wenste met terwijl ik wegliep, dat God met me was. Dat bevreemde me enigszins. De roltrap op rennend bereikte ik de toiletten op het moment dat het rolluik door twee Kaapverdische vrouwen en een man naar beneden gelaten werd. Wanhopig vroeg ik, waar ik dan zou kunnen plassen. Ze smoesden even samen en vroegen toen of ik echt enkel hoefde te plassen. Ik knikte en zij knikten terug, dat ik dan maar snel onderdoor het rolluik moest duiken. In de steriliteit van de lege toilethal leek het wel of er geen eind zou komen aan de klaterende stroom. Het witte licht, de witte tegels, de witte pot, de spiegels, de stilte en de tijd die stilstond.
 
Soms zou je vergeten hoe het is, om aan de andere kant te staan van alles.


VON SOLO
DICHTER, PERFORMER, COLUMNIST EN CINEAST
www.vonsolo.nl
 
Lees ook de wekelijkse column van VON SOLO op www.POMgedichten.nl 
En volg VON SOLO ook op Facebook, Twitter en LinkedIn!!!

Share This:

voor de fijnproevers – wolff met kaviaar!

voor de fijnproevers:

Programma van het Feest van het Licht in het Torpedotheater op 15 december 2019


15.00 uur aanvang programma,
 1. muziek door Frank Paavo Jazzpainter
2.      poëzie door Vera Jongejan
3.      poëzie en proza door Mirjam Al
4.      poëzie door Merik van der Torren
 
ca. 16.00 uur PAUZE met muziek van Frank Paavo Jazzpainter
 
6.      kort verhaal door Hein Heijnen
7.      poëzie door Joke Kaviaar
8.      poëzie door Pom Wolff
9.      poezie door Lucienne Köhler
 
 
Presentatie: Mirjam Al en Merik van der Torren

Share This:

Merik van der Torren met Harmke in het restaurant – Van oude menschen, de dingen, en vogels die voorbij gaan…


Hoi Pom,

Een tijdje terug bezocht ik met mijn zuster en de hoogbejaarde vriendin van mijn moeder Harmke het Bosbaanrestaurant in het Amsterdamse Bos. Hierbij een indruk van het dialoogje dat ik met Harmke had. Voor pomgedichten, groet, Merik


In het Bosbaanrestaurant met Harmke

 
Zie je die zwarte vlek daar ?:
Is het een zwarte vogel ?
Hij beweegt…?
 
Nee, ik denk dat dat lampen zijn.
De bomen daarachter bewegen in de wind.
Daarom lijkt het dat die zwarte vlek beweegt
en een vogel is.
 
Hoe weet je dat zo zeker ?

Merik van der Torren
 
 
voor de fijnproevers:

Programma van het Feest van het Licht in het Torpedotheater op 15 december 2019


15.00 uur aanvang programma,
 1. muziek door Frank Paavo Jazzpainter
2.      poëzie door Vera Jongejan
3.      poëzie en proza door Mirjam Al
4.      poëzie door Merik van der Torren
 
ca. 16.00 uur PAUZE met muziek van Frank Paavo Jazzpainter
 
6.      kort verhaal door Hein Heijnen
7.      poëzie door Joke Kaviaar
8.      poëzie door Pom Wolff
9.      poezie door Lucienne Köhler
 
 
Presentatie: Mirjam Al en Merik van der Torren

Share This:

gezellige meningsverschillen – net als VROEGER – tussen webmaster en eilanddichter ROOP

vroeger

toen de kinderen nog klein waren
toen ik voor geld adviezen gaf
op school zat naast mijn eerste grote liefde
voetbalde op gras
met mijn vader naar ajax ging
en koetjes repen at

vroeger

toen je kinderen zag spelen op een pleintje
toen je nog bomen had
toen je buiten kon wandelen
en gratis zuurstof kon halen
toen je ramen had in een huis die open konden
toen het nog tochten kon

vroeger

toen je dichters had
ook die van de zee hielden
of uit zichzelf dood gingen
toen je nog dichters had die niet werden vervolgd
die niet werden opgesloten
én opgehangen

pom wolff


Roop:
die eerste strofe pruim ik nog wel, maar dan gaat het snel bergaf. voor iemand die het amstelpark als derde long gebruikt en een huis heeft op eigen grond die vol ligt met wilhelminadubbeltjes, klinkt de tweede strofe als een merkwaardige ontkenning van het eigen bestaan. inhoudelijk gaat het in de laatste strofe helemaal fout: er bestaat geen vroeger, waarin dichters niet werden opgehangen. dat maakte altijd deel uit van het beroepsrisico, van minstrelen die niet genoeg wisten te vermaken of waarbij toevallig niemand had gehoord dat de koning “don’t shoot the messenger” riep tot en met de zuidamerikaanse dichters, die in de kelders van voetbalstadions werden doodgemarteld. en van de zee houden? ik beweer maar even dat tweederde van de poëtische inhoud heden ten dage hier op facebook rondjes draait om de zee en het water.


commentaar webmaster:

vroeger
toen je nog recensenten had die pruimden
op de poëzie kauwden als was het pruimtabak….

Share This: