Hoi Pom, een herinnering aan een buurman in de Govert Flinckstraat, de oude dichter, bracht me tot de volgende tekst, voor pomgedichten, in de bijlage, groet, Merik
In de Govert Flinckstraat nr. 17
“Hij staat te liggen,” schreef de oude dichter. “ Dat gaat over jou,” zei mijn vriendin, “ jij staat altijd te liggen.”
Ik kon het niet geloven; zo’n lukrake regel ging over mij ?
Toch maakte ik me zorgen; ik diende mijn houding te veranderen; krachtdadig overkomen, als een man staan voor bijvoorbeeld de klus.
ik zie een luchtig slagroommeisje a capella schaatsen
Aloha dear dichter we waren een beetje laat, hebben zojuist alle roze koeken opgevreten. Van heel Holland bakt krijg je vanzelf inspiratie. Neem Robert, ook zo’n heerlijke kerel. En dan die lekkere André. Ik zou graag bevestigd zien dat jij ook naar dat programma kijkt, maar dat raadsel moet je zelf maar oplossen. Bakkers klaar bakken maar. Denk aan januari met slagroom.
Liefs Karin
reactie redactie: sorry Karin heel holland bakt maar dat het brandt in de hel maar wij van hier bakken niet mee met dikke robert, zijn dikke vriendin die alles achter der handjes naar binnen douwt en met die man met die vreemde ogen.
Januari
Januari beleef ik in mijn nieuwe Friese washand of ik zie een luchtig slagroommeisje a capella schaatsen dit is de eerste maan onder de vijver lacht de sneeuw zoveel mogelijk zal ik trachten om heel warm van jou te mogen worden. Streel mijn koude. Dat is zo mooi te vroeg.
Voor de liefhebbers: op een website voor rijmelaars (waar, onder anderen, een perfide man onder het pseudoniem “Bas Boekelo” nog immer haat en domheid zaait) liet schrijver dezes zich eens verleiden tot het construeren van sonnetten die stiekem opgebouwd waren uit higgledy-piggledy’s dan wel olbols. Het betroffen gelegenheidsdichten, hieronder ongewijzigd weergegeven—de eigennamen incluis.
In het magnum opus ‘Zeslettergrepigheid’ (een woord dat, tussen haakjes en ironisch genoeg, de hoofdklemtoon op de tweede lettergreep draagt) van H. Polzer vindt men de uitvinding van het construct op p.92. Zoals ondergetekende de van zelotisme haast waanzinnigen op hierboven omschreven website trachtte in te doen zien: een dergelijk construct zal bij hantering van staand rijm aan het eind van de oneven sonnetregels altijd conflicteren met het door de olbol (goed, door A. Hecht & de zijnen) gedicteerd & zeer strak dactylisch metrum. Het creëeren van een zogenoemd ‘olsonbolnet’ met staand rijm op de oneven regels van de eerste acht (zoals Polzer deed in zijn geversificeerde hapax), leidt onvermijdelijk tot schrikkelrijm óf een doorbreken van de dactyli door brevis in longo—beide door De Drs. als doodzonde bestempeld, als we dan toch tot in de marges dooremmeren. De enige manier om zulks te vermijden, is door de constructie van een glijdend rijm in de oneven regels van het octaaf, zoals onderstaand in III. is gebeurd. Het slepende rijm in I & II. blijft ongeveer zo onvolmaakt als dat van Polzer in zijn construct. Uit met dichterlijke idolatrie!
Overigens ben ik van mening dat Lucebert een nazi was (zie, tussen haakjes, ook eens het saillante naschrift van Alexis de Roode c.q. de redactie van Hekelvers bij de laatst geplaatste verzen aldaar. Het ware kostelijk zo het niet zo navrant was.).
I. Bas, nu uw achting graag! Ja, kom erbij (door ‘m hier te betrekken vermijd ik de smaad). Zag u ooit hier op dit dwingelandijforum dichtwerk zo sierlijk en zo adequaat?
Dat dacht ik ook al niet. Zie toch zijn glijporem glimmen: de vlegel die brille slechts haat. Hoon valt ten deel aan het rijmelarijschorem dat, blijkens stoplappen, immer bestaat.
Toch is ’t funest, weet u, langer zo door te gaan—vierkant verdommen wij haarkloverij.
Vijftien april heet nu Olsonbolnettendag! Hier kant de meute zich vast tegen mij…
II. Juffrouw Verlinde met juffertje Prik door de gangen: een dinsdag in ’t schools internaat. Zien zij daar Hendrik! Zijn wedervraagantwoorden zelden opmerkelijk, nooit accuraat.
“Zeg, mijne juffers!” Indachtig slechts lustmoorden nemen zij Hendrik welwillend de maat. Disassociërend naar amusementsoorden luisteren beiden ontstemd maar beaat.
Dan zijn ze boos. Ik zie beiden hem optaters geven—hij schreeuwt, en rent schreiend naar bed.
Niet meer getergd door die klaagmuurklachtlangspeelplaat schreven zij blij een dactylisch sonnet.
III. Dit had ze nooit verwacht. Oh, welk 1 odium! Wee diva Ditmar in dit exposé: Amper beklom zij het mooischrijverspodium Toen iemand baste: “Welk lipdiarree!
Poep aan de nieuweling!” ‘Slik een Imodium®!’ Riep zij. ‘Of beter, je neemt er maar twee! Stinkend uw wonde: als heelmeestersjodium strontwerpen is, doe ik graag met u mee:’
“Weg met de voorschriften!” Riep zij zeloten toe. Hinderlijk werd ze genoemd, en gehoond.
Hoor ze nog doorkiften… Polzerdiscipelen. Kinderlijk kliederwerk werd hier getoond.
Regen dagen spoelen schoon dennennaalden en zand van het tuinpad wat binnen knarst en zout van verborgen tranen van vreugde of verdriet
ze laten je dansen in plassen genieten van de druppels op je huid en mopperen op de lucht van oude natte hond die als een foute dweil over de vloer gaat na zijn rondje
extra genieten van het thuiskomen en als dan de zon weer komt natte bladeren drogen terwijl lichte vorst de nacht beheerst de prikkelende geur van winter
Ik zat klaar achter mijn eettafel. Oortjes in mijn oren gewurmd, in de hoop er de rest van de les niet meer aan te hoeven zitten, mijn waterfles naast me, haar in een knot, ogen op scherp en de helderheid van mijn laptop iets lager dan normaal. Tegen de vierkante ogen. Ik was vanochtend op tijd opgestaan en had mijn tanden gepoetst met verwachtend enthousiasme. We mochten weer: school. Ik hoopte dat ook in de online wereld mijn enthousiasme gevuld zou worden met het plezier en de leermomenten van het vak. Met een zucht, een kuch en aanschuivende stoel klikte ik op ‘Join.’
Langzaam popten de gezichtjes van mijn klasgenootjes op. Mijn beeld vulde zich met acht afzonderlijke wereldjes. Als eerste vloog Ivo in beeld. Hij zat nog in zijn kersttrui en draaide rondjes op zijn bureaustoel. Plop, Noortje volgde. Met haar gezicht zo verward als haar knot. “Effe wennen he” zei ik. “Hè, wie zei dat?” Vroeg ze. “Ja dat het effe wennen is.” “Oh ja goh, zeker. Ben net uit m’n bed gerold. Nee mam ik had het niet tegen jou.” Haar moeder liep als een schim het beeld in, en zeven handjes vormden één groot ‘Hallo’ op het scherm. “Hi mevrouw.” Ze verdween haperend uit beeld terwijl haar voet vastlopend bleef hangen. “Zo dan, we zijn er allemaal” zei Elsa. “Dan gaan we maar beginnen.”
We kregen onze eerste opdracht. In tien minuten moesten we voor onszelf bedenken, en opschrijven, wat je aan het einde van deze periode geleerd zou willen hebben. Ik voelde me enigszins gek. Zo achter een computer. Alsof ik in een verhoor zat, afgezonderd van de anderen, en er zo maar mensen mee kunnen kijken. Hmmm. Ik bewoog mijn lippen tussen mijn tanden en keek naar het plafond, en toen naar de fruitschaal, de scheve foto aan de muur en de net nieuwe scheurkalender die tussen mijn twee ramen bungelde.
De regendruppels buiten vingen mijn blik, waar een man post aan het bezorgen was. Kletsnat rende het oranje jasje van deur tot deur. Zijn hoofd bleef voor mij een mysterie. Ik vroeg me af hoe laat hij uit z’n bed gerold was. Arme bezorgers. En wij maar online bestellen. “Ivo, wil jij je camera wat naar boven draaien, want ik zie zo steeds je typende vingers in beeld” onderbrak Elsa onwetend. “Oh ja, ik zie het. Sorry.” Ik keek naar zijn beeld. Inderdaad. Tien tikkende vingertjes bewogen ritmisch voor mijn ogen. Grappig eigenlijk, het kon bijna een voorstelling worden.
Het volgende blokje greep mijn aandacht, waar Elsa zich in bevond. Haar achtergrond was gevuld met de muren van haar woonkamer. De open haard mondde uit in een aantal hangende planten, die op beeld een pruik voor haar korrelige gezicht vormden. Ik had haar woonkamer niet zo verwacht. Voor zo een iemand die een Russische dansschool had afgerond zou je toch ja… Een andere kleur muur verwachten? Minder planten?
Er popte plots een handje op in iemands blokje. Esther had een vraag. “Ja ik hoorde dus niet helemaal wat u zei. Mijn verbinding liep vast.” “Verbeelding liep vast?” Vroeg Elsa. “Dat is niet zo best, voor iemand die een theateropleiding doet.” “Nee nee, verbinding. Ik hoorde uw vraag niet.” Terwijl ik bijna in mijn slok water stikte zag ik acht op-en-neer bewegende ‘pixelhoofdjes’ die mijn beeld met gelach vulden. Elsa beantwoordde haar vraag.
Van een vastlopende verbeelding had ik geen last, wel een slapend been. Een slapend been en nog geen antwoord op de gestelde vraag. Wat wilde ik nou geleerd hebben aan het eind van deze periode. Terwijl elk blokje afzonderlijk weer een gebogen hoofd naar een blad op tafel vormde staarde ik nog even naar buiten. De postbode was helaas ook weer doorgereden. Als het wel een postbode is, misschien is dat wel helemaal niet zo. Misschien keek hij via zijn TomTom stiekem wel mee in deze meeting. Ha, dan had ik dat toch mooi gevonden.
“En Suzanne. Laten we bij jou beginnen. Wat heb jij?” Vroeg Elsa. Ik had natuurlijk nog niks opgeschreven. Mijn eerste impuls ving me stotterend op: “Aan het eind van deze periode wil ik geleerd hebben om mijn verbeelding te laten vastlopen, en mijn verbinding met de les meer aan.” De klas lachte en knikte tegelijk. Ik keek nerveus lachend naar het blokje van Elsa. “Ja, dat lijkt me een goede, haha” zei ze. Terwijl Elsa de volgende student de vraag stelde wierp ik nog één blik naar de fruitschaal: “Oké Suus, bij de les blijven” zei ik. De twee appels en laatste banaan lachten me toe. Nog twee uur te gaan.
je donkere Indische ogen, je rasta-vlechten, O, Tito,
Tito de Vries, dichter, muzikant, beeldend kunstenaar; Merik: “Hoe heb je Simon leren kennen?” Tito: “Ik kende Simon al heel lang, al sinds 1954. Van mij waren toen een aantal cartoons gepubliceerd in Vrij Nederland en bij de eerste ontmoeting met Simon, vroeg deze of hij een interview met mij mocht afnemen om in de Haagse Post te plaatsen. Ik heb daarna steeds contact gehouden met Simon. In 1983 kwam ik hem op de hoek van de straat tegen en zei hij tegen me: ‘Ik ben een schrijfworkshop begonnen, heb je zin om mee te doen?’ Zo ben ik bij schrijfworkshop De Klus gekomen. Toen Simon na tien jaar ophield met het voorzitten van de schrijfgroep, heeft hij De Klus nagelaten aan Yermac de Wit en mij. Tot de dag van vandaag draait De Klus door. Iedere maandagavond komen vijf, zes, soms wel tien of twaalf schrijvers bijeen om aan de hand van thema’s, gedichten en verhalen te schrijven.”
Hoi Pom,
Gisteren bereikte me het droevige bericht dat vriend Tito is overleden, beeldend kunstenaar, dichter, muzikant en sportman en vooral voorzitter van Schrijfgroep de Klus, die wekelijks bij elkaar kwam om aan de hand van thema’s te schrijven. Zowel Mirjam Al en ik schreven een afscheidstekst voor hem.
Adieu, Namasté,
Tito, meester in de poëzie, de muzikale grappen, de gamelan en het voetballen, de honden, jij dierenvriend, met de planten, de aapjes, de schilderijen, uitgever, altijd naar de anderen toe, zacht-goddelijke fluister in je meesterlijke teksten, de geinige glinstering in je donkere Indische ogen, je rasta-vlechten, O, Tito, ik heb er geen woorden voor, alleen de liefde voor altijd.
Dit is voor Emmy, de hartsvriendin van onze Tito: dank voor je niet-aflatende zorg, dank daarvoor.
Er is een lege plek in de tuinen van Buitenzorg, na al het lachen wat we deden.
4 januari 2021, Mirjam Al
Voor Tito de Vries
De stad staat vol huizen, de wind waait om de hoeken, burgers spoeden zich naar elders.
Maatje Betty gaat uit wandelen met mij, snuffelen aan alle grassprietjes, die rare doos, een grote boodschap.
Dat ik mij kan vollopen, al ben ik een vergiet met verdriet uit allen gaten, want je bent er niet, vriend, met je grappen en grollen en poëzie voor het slapen gaan.
Volgens mij zweef je op een schapenwolkje, vleugeltjes aan naar wie je liefhebt waar je vandaan kwam, die je koesterde als je het koud had; Eigenlijk ben je er wel met een laatste gedicht, zon en regenboog.
Zie je nog steeds op die stoel bij het raam, filosofische boeken lezen, brieven schrijven, Schrijfgroep de Klus voorzitten.
kom terug bij mij terug naar het meisje dat ik ben geweest
Yo Pom
Ook zo volgevreten van de oliebollen en appelflappen? Ik wel. Ik kan geen poedersuiker meer zien. Volgend jaar ga ik op de pindatoer. Gelukkig nieuwjaar.
Liefs
Karin
Voor geliefden
Voor als je droomt: kom terug bij mij terug naar het meisje dat ik ben geweest met mijn vlinders in de buik van vroeger met mijn duizenden herfstlichtjes in najaarshaar met mijn open handen waarin een visitekaartje gemaakt van humusblad met mijn schaterlach uit zee en diepe wouden waar de krekel kakelt waar de stilte is en is en is.