–> bij het getoonde kunstwerk de prachtige stadsgedichten deze week. dank je wel catharina voor de inspiratie. amsterdam en leiden in een terechte belangstelling van de dichters geplaatst. de plaatsen waar dichters zo graag verkeren. waar een terugblik op het verleden in goede stadsaarde valt en waar ook de toekomst geleden kan worden. dus ergens tussen amsterdam en leiden ligt de waarheid de weg en het leven – maar dan wel in amsterdam deze week. arie van egmond met een compleet gedicht – een droomgedicht bij het de werkelijkheid vervagende kunstwerk van de schilder. goed getroffen door de dichter in dichtersdroom – door arie. van harte met het welverdiende goud. zilver en brons voor de dames deze week – laten we tweemaal zilver doen voor petra maria en voor gerdin linthorst – ook van harte natuurlijk. jij bent mijn nachtelijke dwaling lezen we bij petra maria én zij voelt de wind in al haar weefsels maar viert de teugels niet – schrijft gerdin linthorst. JA – YESS – zó wil een man toegezongen. alle dichters natuurlijk dank je wel voor de mooie ingestuurde werken. hieronder een bossche bol voor arie mede namens jurylid bregje zonderland.
de hoed en de rand het javaplein was het met zijn badhuis en borneohof dat me vandaag een eindeloze droom van ooit inwreef die van vertrouwde paden af tussen vreemdbouw dijk en zee erachter herberg zeeburg als ik nu zie zo in de jeugd de grens tussen de westelijke polder en het vuige welkom van de stad te nemen moeder op wasdag me uit het oog verloor de lijnen van scholen kerken als douanekantoren wreed een onschuldig nachtleven doortrokken zo later de bastions zolderruimtes her en der gespuis vaag binnen de wal gebonden nieuwwercks kroegleven met een opa het omsingelde op antiquairsprenten schillen herinneringen me tot de kern en trekt het beeld voor het slot van de reis wie weet eindelijk scherp Aratrios –> we weten het ook niet arie. het kunstwerk brengt arie terug als het ware in een droom naar herinneringen in en uit zijn jeugd – we lezen over een badhuis, over een plein in amsterdam, over de bezochte zolders. moeders wasdag ook nog even gememoreerd. zo lezen we arie van egmond graag. dat we begrijpen wat we lezen. we lezen van het begin – hoe het in een droom… zodat het vorm en inhoud kan krijgen…. – we lezen van een einde – arie maakt zich op voor de laatste reis – en gelukkig is dát beeld nog niet scherp – blijven we in het gedicht – in die mooie droom ingekleurd met leven – een gedicht van de stad. het geleefde leven. een compleet gedicht. een droomgedicht.
Petra Maria – jij bent mijn liefste jij Rik van Boeckel – De knotsoude Eik waakt over slapende boten Frans Terken – in de schaduw van stil verlaten plekken Aratrios – het javaplein was het met zijn badhuis Gerdin Linthorst – zij voelt de wind in al haar weefsels maar viert de teugels niet. Ditmar Bakker – “Rijm is passé!” beweren valse tongen. Jolies Heij – in de groeven van het bestaan. Anke Labrie in het café
wie wint de enig echte virtuele de stad – deze stad – in deze stad wil ik leven – voortleven en ten onder gaan trofee op pomgedichten? met als inspiratie een werk van catharina deze week – http://www.cathelier.com/index.html – de stad waar dichters mooie momenten liggen waar dichters mooie momenten lagen waarin dichter wil doodgaan en vooralsnog wil leven. die stad – die momenten – die prachtige ervaringen met hem of met haar in die stad die onvergetelijke stad. we lezen zo graag van die momenten, van die liefde in die stad. u kent de regels: de gedichten niet te lang svp – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.
we zagen niets rennend haalden we middernacht het plein rond als de aarde de klok de wijzers wij het was een mooi soort groen waar alle ego van echo was we zagen niets, we sloopten gras je wilde geen water om je af te vegen – verbonden door de grond draaien we door in eigen richting als ik je hand aarzelend vastpak moet die grond te voelen zijn jij je hondje – in een hondje zit geen poëzie – ik mijn hand die onbeholpen stottert en toch nooit had ik meer pom wolff
JIJ BENT mijn straten naar de oude markt mijn kathedraal beklom ik ooit je toren tussen wolken tegen blauw jij bent mijn nachtelijke dwaling door verlaten straten eenzame dronkaard op mijn pad naar huis mijn wachtershuisje bij de ophaalbrug terwijl de boten drijvend langs de kade mij befluisteren ben jij mijn lust mijn leven tot ik sterf jij bent mijn liefste jij jij bent mijn stad Petra Maria –> een heerlijke opening deze week van de wedstrijd – we wandelen graag met petra maria mee – een verbeelding van een samenzijn. heeft ze het over mij? ja ze heeft het over mij. over de lezer zeg maar en de lezer dat ben ik. je bent mijn nachtelijke dwaling schrijft ze – ga door ga door – en je bent mijn lust en mijn leven schrijft ze. mijn liefste jij. ja hoor ik wil wel een nachtje wonen in die stad van petra maria. een bijna onontkoombaar gedicht – net genoeg ruimte om je eigen stad in de woorden – de woorden in – te denken. o ik zie ineens dat ik ook een eenzame dronkaard ben én een oude markt wel ja – ik blijf wel graag een consistent geheel! lieve petra.
STAD IN HET GROEN De knotsoude Eik waakt over slapende boten bladergeesten sprenkelen zoethout en hutspot van gegronde mysteriën over de stad Stad In Het Groen Plantsoen Stad van Glinsterende Grachten voorbij de Eik ligt ’n ander Rijk de Stad van Flonkerende Gedachten vogels zingen het ritme van de Natuur kwakende stilte slaakt een diepe zucht hoe een Burcht verrees boven de Rijn Van der Werff’s standbeeld zal nooit boeten voeten staan te lang stil bij elke gril van de ontzette stad feestvierders ruiken de haring van verre schrijvers halen ’t hart op vorsten en dichters studeerden af de Nachtwacht geboren in de Weddesteeg zag het licht van de geschiedenis ontwaken in kathedralen van stand Rik van Boeckel 28 september 2019 Leiden –> ‘zoethout en hutspot’ dat moet leiden zijn. rik weerom in de stad der steden en we lezen een lofzang en een liefdevolle beschrijving – een klein poëtisch samengesteld geschiedenisboekje we weten wat we weten moeten. missen we alleen een beetje de wandeling voor 2 die petra maria ons hierboven aanbood en die de stad – elke stad – romantisch inkleurt. ik bedoel op een gegeven moment gelooft ze het wel dat rembrandt daar en daar… en wil ze zoenen.
Vertrouwd terrein Dolend door bekende straten wacht om elke hoek vertrouwd terrein een plein onder dundoek van parasols aan tafels zit het schuim tot in de kragen tikken glazen waarin je kopje onder kunt je drijft op gelispel van het warme woord niet dat je hoort waarover gesproken maar het meer van stemmen dat roezemoezend om je heen zwemt hoe het leegte vult waar je van wegloopt de schaduw van stil verlaten plekken als een vloek grijpt het je bij de keel je versnelt slalomt tussen lantaarnpalen tilt de beide benen van de grond zweeft op het dansen van het licht alsof het je laatste gang is de stad getekend en gevangen waar je ieder dag voor zwicht FT 28.09.2019 –> in zekere zin lopen we mee met de hoofdpersoon die niet kan opgaan in een gezellig geroezemoes op een plein in een stad. die op die warme zomeravond voorbij gaat aan een vol terras – in iets van eenzaamheid gevangen. de leegte gevuld met geluiden die er voor de hoofdpersoon niet toe doen. hij of zij zou alle terrassen vol in de stad willen ruilen voor dat ene, het onbereikbare, we lezen over een pijnlijk gemis. hoe alleen je kunt zijn in een te volle stad.
Amsterdam Hoog te paard berijdt zij de woorden zweept op tot zinnen ketsend langs de gracht die niet meer stinkt anno nu. Stadse vertakkingen woest van dadendrang en de bomen zoveel hoger dan toen. Bij de tramhalte vangt de travestiet met hardrode mond haar blik schikt zijn netkous en grimt een glimlach vluchtig als een vlinderslag. Zij berijdt het kermispaard voelt de wind in al haar weefsels maar viert de teugels niet. Volgt het doolhof van sporen en momenten langs oude gevels en nieuwe eilanden van opgespoten zand. Haar plattegrond van schijnbewegingen de blauwdruk van haar bestaan. Gerdin Linthorst –> Gerdin onmiskenbaar in 020 – het paard doet aan wilhelmina denken die ergens hoog op een paard de stad berijdt – heet de plaats des onheils niet damrak of zo. nou en als het konigin-moeder wilhelmina niet is dan is het wel een andere sterke vrouw. wellicht de dichteres die er een heel gedicht over doet om 2 regels van zeldzame schoonheid te plaatsen in een verder lieve tekst: Zij berijdt het kermispaard voelt de wind in al haar weefsels maar viert de teugels niet. passievol dat mag gezegd. en als het ook dichteres zelf niet is dan lezen we hier over het kind in ons allemaal. zoals elk kind het leven begint op een kermispaard. voelt dat er leven in het leven zit – in een bestaan. blijkt het gedicht in wezen te gaan over alle vrouwen om ons heen – hun zoektocht langs oude gevels, de vooruitgang getekend in opgespoten zand.
Op Leiden Al wordt de laatste platvloers weggezet als oudheidkenner met bestofte longen, de tweede als een langoureuze jongen, de eerste als met romantiek besmet; hun stad hebben ze alledrie bezongen: een Bilderdijk, een Paaltjens, een Bastet… Maar welk auteur schrijft thans nog een sonnet? “Rijm is passé!” beweren valse tongen. De meeuwen die het afval ’s ochtends scheiden bezong men niet. Hun weerklank enkel die van schitter op de Rijn—vervlogen tijden. Toch rijmt mij die vergulde rêverie van het vergeten, langgeleden Leiden door dode barden, méér dan ‘k somtijds zie. Van: Ditmar B –> we lezen over de jonge en toch al best belezen romanticus die door zijn stad dwaalt – de eenzame lieve jongen die en passant de teloorgang van de poëzie, dat ongerijmd gedoe, sta mij o heer één woordspeling toe – leidzaam – ondergaat. ditmar bakker weet het altijd zo te draaien in zijn poëzie dat in ieder geval de moedergevoelens bij de meeste vrouwelijke lezers aangeraakt worden. en ook de meeuwen worden niet vergeten. verder laat zich dit gedicht als altijd heel goed in een bedscene plaatsen – waarin de jonge dichter wordt opgedragen – op zijn knietjes – de woorden heel langzaam voor te dragen en een bestraffend en hard liefdespel na de 14 zacht uitgesproken klagende regels voor een heerlijk evenwicht zorgdraagt.
Wereldreiziger Je vraagt me steden te noemen om te sterven na Napels te hebben gezien. Ik heb in iedere stad een plek tussen de stenen, in de groeven van het bestaan. Nergens gaan de honden liggen overal schuimen blagen trekken fanfares door de straten. Ik draag de plattegronden op het hart, memoreer ansichten uit het hoofd. Maar de stad die van ons samen is moet nog worden gebouwd uit piepschuim of van karton. Ik was een toerist in de stad die jij in alle haast hebt verlaten je liet de poort openstaan. Jolies Heij –> wat een toestanden toch weer waar zij zich begeeft. kind toch. en wat kan ze mooi schrijven over ‘de groeven van het bestaan’ – de stad ‘van ons samen’ is nog niet gevonden – is in zekere zin nog alleen maar een speeltje van dichteres. van bordkarton gemaakt. ik heb bij de poëzie van jolies heij heel vaak – eigenlijk net zo als bij ditmar bakker – dat ik de poëzie terzijde wil leggen en de helpende hand zou willen aanbieden. maar ja voor je het weet beland je dan in bed. of dát de bedoeling is van de heer op een door hem gewijde zondagochtend is wel even de vraag hier in het redactielokaal. in ieder geval staat in het gedicht de poort nog open – lezen we . een gedicht met de nodige ontsluiting mag dit gedicht zo samengevat?
Eijlders wie is niet naar Amsterdam gekomen dorpscafé en nieuwbouwbar ontvlucht om pleinen te ontdekken vol plezier en kroegen vol met geestverwanten sommigen boften en zijn hier geboren de Westertoren en de grachten, overdag de Albert Cuyp, maar vooral de nachten de accu opgeladen na een middag Eijlders met schilderkunst, muziek en poëzie en wie daarna dan nog niet dansen kan neemt het leven door met bitterballen drinkt hier een glas tot in de late uren voor mij ben je altijd een veilig hol geweest besefte ik deze keer ineens voor ‘t eerst toen ik op weg naar huis het Leidseplein op liep waar ook veel dertigers het leven vierden anke labrie –> amsterdam goed op de kaart gezet deze week. anke op weg naar een veilig hol – aan het leidseplein nouja in een zijstraat de kroeg die ook bij niet amsterdammers en vele kunstminnenden geliefd is. anke beschrijft waar het goed toeven is met een bitterbal tussen de kunsten – de wijn of het biertje bij de bitterbal. de late uren een kroeg met geestverwanten. de titel als een gedicht.