het is weer vrijdag – een terugblik – de boulevarddames jolies heij en seraphina hassels babbelen heel wat af – dichters Heij en Hassels in opspraak!

de boulevarddames jolies heij en seraphina hassels babbelen heel wat af – dichters Heij en Hassels in opspraak!

de boulevard dames Heij en Hassels kennen we natuurlijk ook van de prachtsite pomgedichten punt nl – op de vrijdag verzorgden zij met columns en of gedichten in hun glorietijd de vrijdag op de pom. jolies met een respectabel aantal (volgens velen onleesbare) columns. columniste voerde tal van onnavolgbare personen op die ook weer op onnavolgbare wijze de wereldproblemen bespraken – er was zogezegd geen touw aan vast te knopen maar ach pomgedichten is er ook voor de verjaagden uit de wanhoop – dacht ik altijd in mijn grote en door velen gewaardeerde medemenselijkheid.

probleem werd toch na verloop van tijd dat de door Jolies ingezonden columns langer en langer werden. zo lang dat de provider mij honderden euro’s per maand meer in rekening bracht/ moest brengen voor de internetruimte die Jolies in haar onbedaarlijke schrijflust op de pom innam. na honderden columns waagde ik het een keer om één ingezonden joliesheij-column met een werkelijk onleesbare alinea in te korten. u herinnert u nog wel de woedeaanvallen die onze zeeuwse over de wereld en de pomsite uitstrooide. heel voorzichtig opperde ik voor jolies ‘een functie-elders’ niet vermoedend dat die ollengren iets later mij na-aapte en de politicus omzigt de keel met dezelfde term afsneed. natuurlijk was ik jolies dankbaar voor haar bijdragen aan de site. ik zal nooit een kwaad woord over haar schrijven. de site is wel lekker opgeknapt na haar verdwijnen – qua leesbaarheid – dat dan weer wel. maar dat terzijde.

Seraphina Hassels volgde Jolies Heij op als vaste vrijdag dichteres op de pom. het was even wennen met lieve serafientje. hoe zeg je het – ze was nogal lastig uhh nee nee nee beter gezegd ‘precies’ over de wijze waarop haar vrijdaggedicht gepresenteerd diende te worden op de pomsite. ook moest ik wennen aan het bombardement aan gedichtenversies die op mij elke vrijdag werden afgevuurd. 30 verbeteringen/nieuwe versies in mailberichten per  vrijdaggedicht waren geen uitzondering. je was de hele vrijdag bezig met één  gedichtje van serafientje. serafientje stuurde ook bij elk dichie en dan ook weer bij elke nieuwe versie  een nieuwe foto van haar haar, haar gezicht, haar hele hebben en houden in tal van poses en of ik die maar even daar en daar – dan weer links dan weer boven dan weer onder het gedicht wilde plaatsen. ‘tuurlijk kind’ schreef ik altijd onmiddellijk terug in al mijn inmiddels bij velen bekende medemenselijkheid. na een jaar werden de vrijdagen mij echt te zwaar- op de vrijdagavonden zat ik lijkbleek van vermoeidheid van het harde werken aan de opmaak van het vrijdaggedicht van serafientje ahw dood te gaan. ik schreef serafientje lieve vrouw – jouw poëzie en vooral ook jouw foto’s zijn TE GROOT gegroeid voor die kleine bescheiden maar wel waarachtige site pomgedichten. ik wil je niet langer in de weg staan – jij moet naar grote uitgeverijen met je briljante gedichten – ik kan je niet meer aan.

en wat dacht u lieve lezers waren de beide dames mij dankbaar voor mijn jaren volgehouden medemenselijkheid. WELNEE! in een column op de site van JOLIES HEIJ babbelen de dames heel wat af. stank voor dank lijkt het motto van deze boulevard dames die ik zo hoog heb zitten. en zolang hoog in de frisse lucht wist te houden. Oordeel zelf ik citeer Jolies:

“Inmiddels zat ik met Emma Ter Haar aan de jenever als een stel duiven te koeren en Emma werd dermate licht in het hoofd dat ze een perfecte imitatie van een nijlgans deed. Seraphina Hasselt passeerde ons geeuwend op weg naar de uitgang. Sorry, ik heb twee nachten bijna niet geslapen, zei ze, want mijn foute liefde wil mijn gedichten niet meer. Ik heb hem een jaar lang heel platonisch wekelijks van geestelijk voer voorzien, maar nu heeft zijn maitresse mij uit jaloezie zwart gemaakt en hoeft het ineens niet meer van die arrogante egokikker. Daar is het ook een foute liefde voor, gaf ik, en dat er een andere vrouw in het spel is verbaast me niets, zo gaat dat altijd.”

Share This:

DITMAR BAKKER vertaalt! 17 weken de reeks ‘Sonnets From An Ungrafted Tree’ van Millay – 1 t/m 9




Beste Pom,

Mijn felicitaties met je tweede kleinkind. Ik begreep dat het in Berlijn het levenslicht zag, en er zijn slechtere plekken om dat te doen ter wereld. 

Geluk is een vreemd ding; geluk is gevaarlijk; een zeepbel, heb ik ook weleens horen zeggen. Sommige mensen vinden geluk in de kinderschaar, anderen vinden geluk, en maken van de weeromstuit kinderen om dit geluk te delen en de toekomst in te katapulteren. 

Soms zijn er helemaal geen kinderen, en dat brengt ons bij Edna St. Vincent Millay, je weet wel, die Amerikaanse dichteres die zo mooi over liefde schreef, en over geluk. 

Qua vertalingen is het karig gesteld in ons taalgebied: Wikipedia rept enkel van Warren, die dit ongetwijfeld fijnzinnig uitgevoerd heeft—gevonden heb ik het nog niet; Herman de Coninck, die erop stond haar werk te mangelen (delen van gedichten dooreen gegooid, onnauwkeurige of slordige vertalingen…het is alles werkelijk niet fraai en na te lezen op DBNL); en de bundel Dwars Vers van Ans Bouter (www.ansbouter.nl). De laatste heeft haar sporen wel verdiend met het vertalen van muzikale evergreens, maar soms blijven in haar Millay’s een soort rafelrandjes over, die mijns inziens de subtiliteit van de oorspronkelijke idee niet helemaal vatten, zo moeilijk als dat ook is…goede vertalingen zijn schaars en kom je soms nog als eenling tegen in een literair tijdschrift of zo, wat je doet brommen dat Wilmink echt veel te vroeg overleed en Kal niet genoeg respect heeft gekregen. 

Millay zelf zal het een worst wezen, die is al zo’n 75 jaar dood en schreef haar beste werk jong—zo rond haar dertigste werd haar poëzie al bekroond met een Pulitzer. Necrologie alvast schrijven, Wikipediapagina aanmaken, niets meer aan doen, zou je zeggen. En dan zijn daar die types die zeggen van ‘het moet over’. De paar sonnetten die ook de Pom sierden, zijn uit hun verband gehaald. De reeks ‘Sonnets From An Ungrafted Tree’ werd, al experimenterend, door Millay gemaakt, en, tja, grossiert in prachtig leedwezen, denk ik. Mijn flauwekul als reactie op flauwekul, daar had ik me niet toe moeten laten verlokken. Zwak vlees. Enfin.



Het heeft me vrij veel werk en tijd gekost om de ruwe omzettingen, die je website sierden, te schaven en politoeren naar contemporaine(r) werkjes, later dan 1975 wordt ’t niet denk ik—zelfs van een telefoon wordt in de reeks geen gewag gemaakt, wel van grutters die maar ‘bezorgers’ zijn geworden e.d.—maar ach, Millay stierf zelf al 25 jaar daarvoor, en deze reeks bleef onafgerond(?). Het líjkt echter grotendeels gaaf, en behelst het ziekbed-en-sterven van een man, bezien door de bril van zijn vervreemde wederhelft, die terugkeert naar hem als hij ziek is (ondanks het feit, dat zij niet van hem houdt, wat dat dan ook precies moge zijn—hier verwijs ik graag naar het andere werk van Millay) en hem verzorgt tot het eind. Ik stuur je de eerste negen, van de zeventien, oorspronkelijke sonnetten en hun schaduwrijke fluisterstem in het Nederlands toe. Geniet, of niet! Het staat je vrij ze te publiceren of te laten, al naar je verlangt.

Veel geluk met Liva, en veel geluk voor haar.

Liefs!

D.

***

I. Goed, zij is in zijn huis teruggekeerd,
te zorgen bij zijn bed tot aan zijn dood;
ze hield niet van hem. Regens vielen neer
en spatten buiten in de botervloot
waar haar geranium ooit had gestaan,
waarvan je nog kon zien de rotte steel,
en zij is voor het vuur om hout gegaan,
rende naar buiten, rende naar dat deel
van ’t schuurtje, waar de goot van ’t oude dak
haast aan een draad hing, van gerafeld touw,
zag triest de klimop kruipen in het nauw
(en iemand, schriel, in schort en overjak,
de mouwen opgerold die lentedag,
die zaadjes plantte, en hun bloei toedichtte en voorzag).


So she came back into his house again
And watched beside his bed until he died,
Loving him not at all. The winter rain
Splashed in the painted butter-tub outside,
Where once her red geraniums had stood,
Where still their rotted stalks were to be seen;
The thin log snapped; and she went out for wood,
Bareheaded, running the few steps between
The house and shed; there, from the sodden eaves
Blown back and forth on ragged ends of twine,
Saw the dejected creeping-jinny vine,
(And one, big-aproned, blithe, with stiff blue sleeves
Rolled to the shoulder that warm day in spring,
Who planted seeds, musing ahead to their far blossoming).


II.
Hij was al zo lang ziek, op de grond trok
door oud wit zaagsel grijs een schimmelspoor;
fris waaide, waar de bijl stond in het blok,
er regen in, brutaal het venster door,
terwijl het almaar tikken bleef, steeds langer
op ’t afdak; er bestond geen einde voor:
ging ’t zomeren, de wind van hitte zwanger
als van de maaigeur tussen ’t tjirpen door,
en schitterend, kleurrijk, die vogel vloog
met ongelooflijk zilverlange tong
en langsflitsend (of misschien niet!) bezong
wisteria, geen spoor van druppels hoog
daarboven in het brede hemelsblauw,
zou toch de regen tikken op dit dak, net zoals nou.


The last white sawdust on the floor was grown
Gray as the first, so long had he been ill;
The axe was nodding in the block; fresh-blown
And foreign came the rain across the sill,
But on the roof so steadily it drummed
She could not think a time it might not be —
In hazy summer, when the hot air hummed
With mowing, and locusts rising raspingly,
When that small bird with iridescent wings
And long incredible sudden silver tongue
Had just flashed (and yet maybe not!) among
The dwarf nasturtiums — when no sagging springs
Of shower were in the whole bright sky, somehow
Upon this roof the rain would drum as it was drumming now.


III.
Haar armen vol met hout en dat foreest
vast houdend, klemmend met haar kaakgewricht,
was zij niet minder bang dan ooit geweest
van spinnen op haar armen, haar gezicht,
toch zocht zij niet, had daarvoor geen geduld,
en ’t moest in één keer; dus haar armen had
zij vlug met dunne berkentak gevuld,
voor de gekrulde bast die altijd rad
tot vuur wordt, terwijl niet echt bij haar landde,
dat zij, net zo attent, om blokken daar
wéér komen zou, allemaal klam, zwaar,
glad, en doorknoest, wat ze belet te branden,
(en onderin de houtkist stof en zand,
daarin een halfvergaan appelklokhuis, een oude krant).


She filled her arms with wood, and set her chin
Forward, to hold the highest stick in place,
No less afraid than she had always been
Of spiders up her arms and on her face,
But too impatient for a careful search
Or a less heavy loading, from the heap
Selecting hastily small sticks of birch,
For their curled bark, that instantly will leap
Into a blaze, nor thinking to return
Some day, distracted, as of old, to find
Smooth, heavy, round, green logs with a wet, gray rind
Only, and knotty chunks that will not burn,
(That day when dust is on the wood-box floor,
And some old catalogue, and a brown, shriveled apple core).


IV.
Als een sardientje siste witte bast
op sintels, deed het walmen van de rook.
Ze knielde, blies: haar hoop ontvlamd alvast
op warmte… het deed as opwaaien ook,
maar laaien bleef het uit waar die weer landde,
geen vonkje; ’t hout was door de regen nat.
Dus, zodat niet alleen verlangen brandde
(hartstocht, dacht ze, die ze verkwanseld had
met vergelijkbaars, op een eender uur)
maar ook die dwarse kolen, ging ze blazen,
loeihard stiet zij haar adem uit, haast razend
uit haar lijf: daar ontstak een mager vuur!
…dat alsof opgejaagd direct verdween,
en achter ’t raam verrees de nacht, die blauw en duister scheen.


The white bark writhed and sputtered like a fish
Upon the coals, exuding odorous smoke.
She knelt and blew, in a surging desolate wish
For comfort; and the sleeping ashes woke
And scattered to the hearth, but no thin fire
Broke suddenly, the wood was wet with rain.
Then, softly stepping forth from her desire,
(Being mindful of like passion hurled in vain
Upon a similar task, in other days)
She thrust her breath against the stubborn coal,
Bringing to bear upon its hilt the whole
Of her still body … there sprang a little blaze …
A pack of hounds, the flame swept up the flue! —
And the blue night stood flattened against the window, staring through.


V.
Ze hoorde voor het huis een busje stoppen,
de stap van de bezorger die zij kende
kwam nader en haar hart ging sneller kloppen,
als bij een bange korhoen, en ze rende,
schoof weg de grendel—dan kon hij vrij werken;
verstopte zich ter kelder tot hij ging,
hijgend, en hopend dat hij niets zou merken
van de -door haar vluchtige aanraking-
wiegende stoel. Zuur, klam, rees van beneden
weer damp omhoog, doordrongen van de kou;
ze zag de houten trap zich eng en nauw
de aarde instorten, waar zout de treden
vol kieren vrat; en tot ze hem weg wist,
bleef staan, al luist’rend, kijkend naar een sinaasappelkist.


A wagon stopped before the house; she heard
The heavy oilskins of the grocer’s man
Slapping against his legs. Of a sudden whirred
Her heart like a frightened partridge, and she ran
And slid the bolt, leaving his entrance free;
Then in the cellar way till he was gone
Hid, breathless, praying that he might not see
The chair sway she had laid her hand upon
In passing. Sour and damp from that dark vault
Arose to her the well-remembered chill;
She saw the narrow wooden stairway still
Plunging into the earth, and the thin salt
Crusting the crocks; until she knew him far,
So stood, with listening eyes upon the empty doughnut jar.


VI.
Ze opende de kelderdeur, wat aarz’lend,
stapte de keuken in, en zag het spoor
daar op de vloer van modderige laarzen,
een stapel aan pakketjes stond ervoor
op het aanrecht; ze knipte heel voorzichtig
de touwtjes door, vouwde de tassen met
beleid op, nadat zij ze evenwichtig
(zou een kind denken) open had gezet.
’t Was nauwkeurig, simpel werk… maar vertier,
verveling voegden zich vervaarlijk samen
totdat uiteindelijk toch die vragen kwamen:
‘Wie zet nou frisdrank daar? En suiker hier?’
Toen brak de droom. Stil pakte zij een dweil,
prikte de bon op de bekende spijker in de stijl.


Then cautiously she pushed the cellar door
And stepped into the kitchen — saw the track
Of muddy rubber boots across the floor,
The many paper parcels in a stack
Upon the dresser; with accustomed care
Removed the twine and put the wrappings by,
Folded, and the bags flat, that with an air
Of ease had been whipped open skillfully,
To the gape of children. Treacherously dear
And simple was the dull, familiar task.
And so it was she came at length to ask:
How came the soda there? The sugar here?
Then the dream broke. Silent, she brought a mop,
And forced the trade-slip on the nail that held his razor strop.


VII.
Ze kende één manier de geest te doven,
verlossing van verzorging als emplooi;
er lag decente redding, als van boven,
in ’t maken van wat lelijk was weer mooi:
de zwartberoete pannen, die steeds weer
zo lang boven het vuur hadden gebrand;
kranen en kandelaars, zo vies-verweerd
dat je ze op blijft wrijven; chic als kant
laat je papieren placemats tafels kleden
(nieuw plastic kleed eronder voor ’t rotte),
’t fornuis tot blinkens poetsen, en ten slotte,
wanneer de nacht valt, pijnlijk rug en leden
en nieuw de keuken, stralend als een weide,
een annonce, te mooi om een diner in te bereiden.


One way there was of muting in the mind
A little while the ever-clamorous care;
And there was rapture, of a decent kind,
In making mean and ugly objects fair:
Soft-sooted kettle bottoms, that had been
Time after time set in above the fire,
Faucets, and candlesticks, corroded green,
To mine again from quarry; to attire
The shelves in paper petticoats, and tack
New oilcloth in the ringed-and-rotten’s place,
Polish the stove till you could see your face,
And after nightfall rear an aching back
In a changed kitchen, bright as a new pin,
An advertisement, far too fine to cook a supper in.


VIII.
Graag géén bezoekers, ook niet met cadeau;
onwillig konden zij hun weg terug gaan.
Ze hoorde hen nog praten; evenzo
kon zij ’t gezegde niet meer goed verstaan
door ’t lawaai in huis – opeens draaide ’n zwaar
verkoold stuk hout in ’t vuur, knapte het blok
in vonkenregens, en van het dressoir
klonk elk uur weer het oordeel van de klok
als tijd die insloeg op het luisterend oor:
altijd maar herrie, net zoals vandaag…
Je hoorde steeds die pomp en dat gezaag,
die kippen tokten heel de dag maar door.
Ze diende het gevoel maar te verdragen
dat tanden knarsen zouden, als een vastgelopen wagen.


She let them leave their jellies at the door
And go away, reluctant, down the walk.
She heard them talking as they passed before
The blind, but could not quite make out their talk
For noise in the room — the suddenly heavy fall
And roll of a charred log, and the roused shower
Of snapping sparks; then sharply from the wall
The unforgivable crowing of the hour.
One instant set ajar, her quiet ear
Was stormed and forced by the full rout of day:
The rasp of a saw, the fussy cluck and bray
Of hens, the wheeze of a pump, she needs must hear;
She inescapably must endure to feel
Across her teeth the grinding of a backing wagon wheel.


IX.
Heel lief niet, en ook niet heel studieus
noch erg sportief of superknap was hij
die in haar leven kwam toen ieder heus
daar welkom was—zozeer behoeftig zij.
Zij namen aldus kennis van elkaar:
hij had haar met een spiegeltje verblind,
op school, wat opviel; van die dag en daar
liepen zij samen op, bij weer en wind.
Fluist’rend vertelde zij, als een geheim,
hoe blind hij haar toen met die spiegel scheen,
en sprekend, werd verrast: dit fenomeen
was toch misschien uiteind’lijk niet zo fijn.
Maar toch—je treft het: minstens adequaat
gezelschap van een vriend te hebben waar je ook maar gaat.


Not over-kind nor over-quick in study
Nor skilled in sports nor beautiful was he,
Who had come into her life when anybody
Would have been welcome, so in need was she.
They had become acquainted in this way:
He flashed a mirror in her eyes at school;
By which he was distinguished; from that day
They went about together, as a rule.
She told, in secret and with whispering,
How he had flashed a mirror in her eyes;
And as she told, it struck her with surprise
That this was not so wonderful a thing.
But what’s the odds? — It’s pretty nice to know
You’ve got a friend to keep you company everywhere you go.


DITMAR BAKKER VERTAALT

Share This:

VON SOLO over de bewerkte vrouw: ‘Mijn twee favorieten echter blijven de nepwimpers en de opgevulde lippen. Een lust voor het oog. Vaak beschouw ik deze vrouwen dan ook objectief, als een object dus…’



Regelmatig lopen er vrouwen aan me voorbij, die iets aan zichzelf hebben laten verbouwen. En dan bedoel ik niet, dat ze eerst man waren. Ik heb het over cosmetische ingrepen of kunstmatige aanpassingen. Dat strekt zich van botox of spray tan tot borstvergrotingen. Mijn twee favorieten echter blijven de nepwimpers en de opgevulde lippen. Een lust voor het oog. Vaak beschouw ik deze vrouwen dan ook objectief, als een object dus. Ze verheffen zich visueel boven de massa, hoewel gezegd moet, dat ze tegenwoordig ook wel weer een kritische massa op zich gaan vormen. Mijn mening over het fenomeen ‘opwaardering van de vrouwelijke schoonheid’ is, dat het bijdraagt aan het ‘aantrekkelijk zijn voor mannen’ en daardoor ook een extra visuele dimensie toevoegt aan de het lichamelijke spel, dat je met een dergelijke vrouw aangaat. Kortom, het is een opwaardering die het maakbare uiterlijk verheft boven het grillige innerlijk. De sociale media werken hier ook goed aan mee, middels filtertjes op alle foto’s om een nieuwe standaard te zetten. Op OnlyFans levert het navenant meer aandacht dus geld op, om je als vrouw te conformeren aan wat je lichaam verkoopt.

Tegenwoordig zijn er ook steeds geavanceerdere robots verkrijgbaar op de markt, die ook allemaal beschikken over de uiterlijke kenmerken die ik zojuist genoemd heb. Het voordeel is, dat de kunstmatige intelligentie, die daarin gestopt kan worden, beter afgestemd kan worden op de gewenste communicatie tussen man en vrouw, dan communicatie tussen man en vrouw in het echt. Zeker op dit moment is een dergelijke pop een goedkoop alternatief voor een schatgravend botoxpopje. Een androïde is een eenmalige investering, terwijl een ‘afgetunede vrouw’ vak veel kost in het onderhoud. En ook nog eens een eigen mening pretendeert. Onder de streep zou je dus kunnen stellen, dat de meeste mannen op lichamelijk gebied veel beter af zouden zijn met een robot, dan met een echte vrouw.

(hier vond een kleine ingreep plaats van de redactie – de volledige tekst leest u bij VON op FB)

Maar wat nou, als de kunstmatige intelligentie doorslaat. Dat er een gemene vrouw is, die dit allemaal al heeft voorgekookt, omdat ze van al die stomme lelijke, vervelende mannen af wil. 
Een soort Kajsa Ollongren of Hilary Clinton. Die een programma hebben, dat in verbinding staat met dit kloonleger van intelligente sexpoppen. En dat op een dooie zaterdagavond als alle poppen met hun baasjes paren ineens Order 69 gegeven wordt. En dat op dat moment de scheermessen die zich op intieme plekken bevinden, de mannen ontmannen. Stel je dat eens voor. En stel je vooral eens voor hoe weinig realistisch dat zou zijn. Maar bedenk je dan ook meteen in wat een gestoorde wereld we leven. 

Mijn dromen blijven nog even van mij. Maar ze zijn vast niet meer van deze tijd.

VON SOLO
DICHTER, COLUMNIST,  PERFORMER EN CINEAST
Check de actualiteiten van VON SOLO op www.vonsolo.nl
Lees ook de wekelijkse column van VON SOLO op www.POMgedichten.nl 

Share This:

bij de dood van Claudia


ik dacht toen al waarom
zit je zo
zo zo
zo

in wezen
alleen
op de grond die grond die grond

vandaag vernam ik
dat je niet meer
en nooit meer
daar of waar dan ook

pw

bij de dood van Claudia van Etten hier in de Schouw bij de PoetsClub – Rotterdam 5 juli 2023 – RIP

Share This:

pom wolff: iemand zal…

iemand

iemand zal toch wel
de deur opendoen
naar binnen gaan
én plaats nemen

naast haar zwijgen
het licht in de kamer laten
én bevestigen

iemand zal toch wel zeggen
dat het is alsof
haar ogen de jouwe zijn
nu zij enkel nog zichzelf ziet

pomwolff

Share This:

Betty bij de Turk



Boodschappen doen met Betty

Ineens scharrelde Betty achter
de toonbank van de Turkse groenteboer.

Stoïcijns woog de man mijn tomaten af.

Ik trok Betty weg uit dit kamertje
met Turkse lekkernijen
en excuseerde me.

“Is goed,” zei hij.


Merik van der Torren

Share This:

IEN VERRIPS: ‘als de zomer vrouw zou zijn…’


als de zomer vrouw zou zijn
wat grillig soms maar lief en warm
in wiens gezelschap goed verkeren is
dan is de herfst een andere vrouw

die op haar tijd
aarzelend aan komt schuiven
voorzichtig duwend
zachtjes blazend waaiend
tot zij stormachtig
kil haar plaats opeist

sept. 2023/ IEN VERRIPS

Share This:

Karin Beumkes en haar cursus ‘uithuilen voor neerlandici’ en ‘parachutespringen voor alcoholici’


Dear Pom, onlangs dit poem voorgedragen op het geweldige Literatuurfestival Skemere op ons eiland. Ik mocht daar een uurlang gedichten voordragen, het was mooi en intiem in de motregen onde bladerdak van het geboomte.Ik kwam daar te spreken over het einde der tijden.Het hele onderwerp alleen al intrigeerde mij mateloos, want waar moet je fucking naar toe als het eenmaal zo is en wat dan.Ik ging er eens goed voor staan en dreunde mijn gedicht op…..


Als altijd,
mijn liefs
Karin.


Einde der tijden talk


lagedrukgebied Antoni
breigroepje
haarkleuring Elvis
poef Veronica
rondhoppen
alleengaanden
permafrost
humeurwisseling
jampotglazen
dekbedovertrek Janneke Brinkman

haarkleuring Elvis
varkensburgers
ijskap smelting
graancirkels
mayakalender
depothoppen
dansen met alpaca’s
hoezo
uithuilen voor neerlandici
parachutespringen voor alcoholici
waarom
haarkleuring Elvis

KARIN BEUMKES
doei doei
doei.


Grace Slick – Seasons https://youtu.be/nEJtU7mDNJI?si=fKuce8j7WSSnb72p







Share This:

Etwin Grootscholten wint de enige echte virtuele – en houdt u ook van reizen – trofee op pomgedichten.nl – Rik van Boeckel ging u voor!

grote dank natuurlijk deze week  voor de inspiratie aan de poëtische reisjournalist dichter/performer/musicus Rik van Boeckel – ik zelf kan maar niet genoeg krijgen van de Sangue de Beirona van Cesária- wat of waarover ze zingt weet ik niet maar de weemoed spat uit het door haar  gezongene – met achter haar stem die  blijmakende opzwepende muziek – een mooi begin van de zondag – nogmaals dank beste Rik! dank aan de inzenders van de reisverhalen /gedichten- zij blijven hoe dan ook beschreven in de hoofden van de dichters. GOUD gaat deze week naar Etwin Grootscholten die bezig is met zijn ‘zwarte zand’ serie gedichten – het zwarte zand wel dan wel niet door hem bezocht of betreden. ik schreef bij dit gouden gedicht over helderheid balancerend op de rand van abstractie – onder het gedicht de recensie hierbij mijn felicitatie en dank!

Avontuur

Als je niet thuis wilt blijven 
ga je;
Griekenland, Bangkok,
Herkenning.

Het zwarte strand
waar je nooit bent geweest. 
Je bent het, een palmblad,
niet te onderscheiden van de rest:
een varen.
Je voeten op de grond,
je zakt in modder.

De laatste adem van het avontuur,
keer op keer blaas je 
kleine kiezels weg van beelden.
Je bent een kiezel
en de zon
heeft je opgewarmd.

Etwin Grootscholten

een goed pruimbaar gedicht – het zwarte strand keert terug in de poëzie van grootscholten – de interpretatie is aan de lezer – het gedicht biedt meerdere mogelijkheden tot interpretatie – ik houd het op de kleinheid van bestaan, van de waarneming, van de mens. een kiezelsteen, een ‘korreltje zand’ las ik elders, een palmblad even oplichtend in de zon – het leven. een goed gelukt gedicht in al zijn helderheid balancerend op de rand van abstractie.
  • Anke Labrie in New York
  • Rik van Boeckel met Cesária Évora
  • Frans Terken naar de wijnranken achter de lavendelvelden
  • Rob Mientjes – Ik volg de aders op mijn hand
  • Etwin Grootscholten – toch niet op het zwarte strand
  • Cartouche strandt in bad bazel
wie wint de enige echte virtuele – en houdt u ook van reizen – trofee op pomgedichten.nl? Rik van Boeckel ging u voor!
 
we lezen u dit weekend graag als u de grens wil verleggen – op welke manier dan ook – per land, per voertuig, per hoofd, per droom, per liefde leven of per verlangen. en u kent de regels: gedichten niet te lang svp tenzij noodzaak  – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.


daar vielen doden voor in mijnen
ze groeven gaten in de grond
moesten naar beneden toe
om zwart te worden
 
loon naar werken longenstof
weet je nog wat kolen zijn
en deftig heette antraciet
dat grijs zag je elders niet
 
een oude film met ratelbeelden
op een rood fluwelen bankje 
berlijn de bar het blonde meisje
wafelhaar en alle warmte antraciet
 
geluid van schillenboeren
houten wielen hoe ver terug –
laten we hem maar kolenbrander noemen
noemen we haar zijn antraciet
 
én kolenbrander baadde zich
raakte aan haar l’occitane
na elke werkdag opnieuw
haar lavendel van provence
 
pom wolff

Ha Pom,
Maar eens vroeg inzenden vandaag want ik heb al aardig wat ‘reisgedichten’ geschreven in de loop der jaren.
Deze, alweer van 30 jaar geleden, na ons eerste, zeer indrukwekkende bezoek aan New York destijds.
Een mooi weekend voor jullie.  
Met hartelijke groet,
Anke



Impressie New York december 1992

Honderden lichtjes in de boom voor het hotel. 
Welkom in New York, de stad waar
ieder uur een moord gepleegd wordt.
Vredig sprookje en het sneeuwt nog ook.

Central Park: kleurige vlekken op het witte ijs 
tussen de kale bomen en de grauwe stenen,
tegen de achtergrond van wolkenkrabbers
doelloos reikend naar een strakke hemel.

Onder de koepel van Grand Central Station,
pompend hart waar ieder aankomt en vertrekt 
dansen rood en witte blokken op het tafelkleed
met de kerstversiering en de kleuren van de kreeft.

Retrospectief Matisse in Modern Art.
Rijen kleumend voor de toegang tot het Zuiden.
De vleugel met madonna’s in het Metropolitan,
elk Christuskind is uit het goede hout gesneden.

Empire State Building. De taxi stopt en zet ons af.
‘Don’t walk’ licht op in rood en groen gebiedt te lopen.
‘Watch your step’. De lift, merk Icarus, brengt ons omhoog.
De zon schijnt niet die dag. Het vrijheidsbeeld lijkt klein.

Anke Labrie
(1993)

een kleurrijke herinnering / herinneringen  -de poëzie wellicht gebruikt om in een aantal impressies/ strofen de basis te vormen voor een schilderijenreeks – mocht het er ooit van komen – het gevoel dat nooit meer over gaat kennen we allemaal – die indrukwekkende reis naar een stad waarin twee mensen mooie herinneringen maakten.

   
Hallo Pom. Ik zie dat je Sangue de Beirona van Cesária op de site en Facebook hebt geplaatst. Dit (red: toegestuurde video) is een video gemaakt in Mindelo als de in Spijkenisse wonende Kaapverdische zangeres Arlinda Lima Sangue di Beirona en ik er djembé bij speel. Dat verhaal beschrijf ik ook in mijn muzikaal reisverhaal over Kaapverdië!

Goedemorgen Pom
Wat fijn dat je mijn reisboek als uitgangspunt hebt genomen voor de zondagochtendwedstrijd. Dit gedicht vat het reisverhaal over Kaapverdië en het interview met Cesária Évora samen. 

met dichterlijke groet
Rik van Boeckel 


Stapvoets in Rui Vaz en Mindelo

Stapvoets door de bergen
luister ik naar het innerlijk lied
dat zingt door mijn ledematen
op de morna en coladeira van Cesária

zo zie ik de Cabo’s in Rui Vaz en Mindelo
zo beeldde ik mij in hoe ‘t zou zijn
in een verleden toekomst
de weemoed reikt tot de evenaar

klimmend over kasseien
neigen mijn voeten naar moeite
doch vermoeidheid sla ik van mij af
net als de weemoed sodade in mijn hart

het innerlijk lied blaast
het ritme van funana mijn tenen in
zodat ik dans op de waaier
van zinnenstrelende ervaringen

de stem van Cesária vleit
zich tegen mijn ziel in Mindelo
zo mooi zo stil dansen de sterren
op de sodade van het universum.

Rik van Boeckel

‘het innelijk lied’ en de weemoed, (mooi gezegd) het ritme en de zinnestrelingen van de evenaar tot diep in het universum – zie daar een echte rik van boeckel – ik zet Cesaria maar even op – een concert in parijs – ze leeft voort en blijft leven in haar liederen en in de woorden van rik.
 
Dag Pom,
Een reis maken, al is het in het hoofd, zo kom je nog eens ergens. Hierbij m’n reisbericht.
Goed weekend,
Met warme groet!
Frans



De smaak van reizen

Op naar de wijnranken
achter de lavendelvelden
de druiven vangen nog septemberzon
rijp voor de pluk door onze hand

hoe wij ons te buiten gaan
aan de trossen en het sap
de droesem uit het hoofd trappen
om nog even helder te blijven

de klanken van musette
bedwelmen ons licht als wij verderop
oog in oog staan met de druivenkoningin
verschijning als van een Madonna

knielen we in aanbidding neer
vragen of zij onze oogst zegenen wil
dat de reis door haar heil vrucht mag dragen
wij onbegrensd mogen grijpen naar de fles


© FT 30.09.2023

frans maakt in het gedicht – tegen alle doktersadviezen in – in vier ranke strofen – een flesje wijn voor ons  allemaal toegankelijk – je plukt de druiven en je neemt de flessen als het ware uit de schappen van dit gedicht. de vierde strofe voegt niet veel meer toe aan de eerste drie. zou weg kunnen.
Zo is dat Pom. Reizen zijn vaak op ons lijf geschreven. Lees en luister naar gezongen aarde.
Groet, Rob


Reizen op het lijf geschreven

Bloed stroomt waar het niet gaan kan
Ik volg de aders op mijn hand
Ze laten diepe sporen na
Lossen op in bovenarm
Vertakken in schouder, nek en rug

Ik verkies het hoofd en verdwaal onmiddellijk
Verschuil me achter oogpupillen
Niemand die me ziet
Op mijn tong ontsporen smaakpapillen
Ze proeven Chinees, verdrinken in hard water

Via mijn rug zak ik naar beneden
Veranker vlak boven het stuitje
Trotseer een vreemde diaspora van darmflora
Ik bevind me in een buitenland
En neem snel de benen

Het linker en het rechter zingen
Ze lopen al jaren naast elkaar
Soms op de knieën
En met de broek op de enkels
Heerlijk reizen in je blootje

Langs mijn achterkant klim ik terug omhoog
Diepe dalen achterlatend
Klamp me vast aan mijn rugzak
Ik mis het uitzicht
Worstel straat en kom uiteindelijk boven terug in mijn hoofd

Rob Mientjes

rob beschrijft het gehele proces dat de RKC-doelman Etienne Vaessen gisteren moest meemaken- De 28-jarige Vaessen bleef liggen na een botsing met B. van ajax en moest worden  gereanimeerd – hoe het voelt om buiten bewustzijn te raken tot en met het weer bij bewustzijn gebracht te zijn? lees rob mientjes! ik las deze bijzondere reis terwijl ik naar de laatste minuten keek van de wedstrijd.
 

 
 

In je hoofd kun je overal heen
sporen, rijden, fietsen op je dooie akkertje
vliegen naar verre oorden, stranden, steden
culturele hoogstandjes, kastelen en musea
of het dichtbij houden, een reisje langs de Rijn
waar dat vanuit je thuisland al niet toe leiden kan
zeg het maar, mensen, wie gaat er met me mee?



Van Ahha naar Barsela*

de weg naar je bestemming
je stem voert je altijd links rechts
door een woud, langs een kerk,
water en ver voorbij – je lorelei

haar lokzang beneemt je de adem
het zicht op de rots die je denkt
te kunnen omzeilen – de hemel
ladder te beklimmen – dat

het alleen een kwestie van blik
op oneindig is, op weg naar je
heilbron, manheim, je titizee
om in te landen

de zinsbegoocheling
dan van varen varen, de autobaan
witte strepen, asfalt, groene randen
hop hop hop, gas geven en gaan

om in een dag van aken en keulen
in zak en as in bad bazel
tot slot te stranden


A* Ahha ‘water’,oudhoogduitse benaming van Aken, Aachen, Aix-la-Chapelle . B* Barsela,
een samenvoeging van de Frankische woorden baar ‘bloot of woest, en ‘sele of sela’, woning .
Bazel, Basel, Bâle
© Cartouche
30-09-2023


Cartouche geeft ons lezers meerdere bijsluiters mee bij de uitnodiging met hem mee te reizen- een bijzonder bootreisje langs de rijn. nee toch niet het gedicht verspringt van exotische natuurervaringen voorbij de lorelei  tot – vul ik in en aan  – file en andere benzinedampen noodlottigheden.

Share This:

Reisboek Rik van Boeckel ziet het licht!

Muzikale reizen van Portugal naar Finland!!

Na de release van de cd De dromende dansers dit jaar volgt 29 september de publicatie van mijn reisboek Muzikale reizen van Portugal naar Finland door uitgeverij Boekscout. Het boek begint met mijn kennismaking met fado in 1980, gevolgd door interviews met Mariza, Carlos do Carmo, Celeste Rodrigues, Cuca Roseta, Ana Moura, Christina Branco en Sara Correia. Het boek heeft een sterk muziekjournalistiek karakter door die interviews maar ook door die met Cesária Évora, gekoppeld aan de muzikale reis naar Kaapverdië, met Mari Kalkun uit Estland en met Finse musici tijdens de reis door muzikaal Finland en de natuur van Lapland. De natuur van Santo Antão (Kaapverdië), van Denemarken, van de Baltische Staten Estland en Letland komt ook aan bod. En tevens het Deense poppenspel van Hans Christian Andersen en de poëzie en het toneelwerk van Federico García Lorca tijdens de beschrijving van de voorstelling van de GlobalLorca groep in Romainmôtier in Zwitserland (met Juan Tajes, Carlos Trafic, Grainne Delaney, Araceli Fernández González en Hannu Siiskonen). Bij elk reisverhaal staan gedichten zoals De fadozangeres, Denkend aan Carlos do Carmo, Zeven bomen in Fuente Vaqueros, Stapvoets in Rui Vaz, Ode aan Cesária, De verbeelding in Odense, Wandeling door Lahemaa en Alutaguse en Vier het rendier. Mijn eerste reisboeken Het loslaten van Atlas (2005) en De zingende palmen van Cuba (2007) worden vermeld net als de eerste poëzie publicaties Grafuit (1977) en De witte Makedonika (1999). En de cassettes Deze hoofden praten (1983) en Hé hé wat moet dat (1984). Maar ook de laatste: de poëziebundel met cd Beweeg als een strateeg (2018), de LP Deze hoofden praten (2021) en uiteraard de dubreggae cd De dromende dansers gemaakt met The Dub Ark, gereleased begin juni. Ik zeg altijd: met mijn poëzie op reggae muziek. Een belangrijk kenmerk van fado is dat de teksten geschreven worden door dichters. Maar zelf combineer ik mijn poëzie met diverse muziekstijlen; in de jaren tachtig werd ik popdichter genoemd vanwege de combinatie met popmuziek maar daarna ook met latin, hiphop, rock, jazz, West-Afrikaanse djembé en kora muziek en nu dus dubreggae. Als dichter en musicus reisde ik met de GlobalLorca groep naar Romainmôtier, als musicus naar Cuba, Senegal, Andalusië en Honduras waar ik de Punta muziek ontdekte. En als muziekjournalist naar Portugal en Finland, als journalist naar Tsjechoslowakije in de tijd rond de Fluwelen Revolutie. Muzikale reizen van Portugal naar Finland is een mix van muziekjournalistiek en reisjournalistiek want de reisverhalen over Denemarken, Estland en Letland hebben geen muzikaal karakter. Al heb ik aan dat laatste reisverhaal wel het interview met de Estse zangeres Mari Kalkun gekoppeld want zij zingt graag over de bossen en de natuur van Estland. En in het oosten van Estland kocht ik een cd van haar! Op de cd De dromende dansers wordt de reis naar en op Ibiza beschreven in het lied Ibiza Time. Op Ibiza schreef ik ook het lied De maanfluisteraar en tijdens de muziek journalistieke reis naar Porto De zingende bloemen omdat ik daar verbleef aan de Rua das Flores! Zo lopen met deze recente uitgaven muziek, journalistiek en poëtisch schrijven en reisverhalen wonderlijk door elkaar! Muziek en schrijven leiden met name enerzijds tot liederen en anderzijds tot muziekjournalistiek.
Aan elk reisverhaal is een gedicht toegevoegd zoals deze:

De fadozangeres

De fadozangeres loopt niet hard
ze balsemt haar voeten
in de stromen van de deinende Taag
zij zingt het wezen uit haar ziel
speelt met banden van haar stem
gelijk Ronaldo met de knie
 
fado is een zee waaruit ze weemoed plukt
haar tong de golf die dichters draagt
en als zij ja ja ja Pessoa zingt
dan is de held binnen haar stembereik
 
fado, o ironie, is het verdriet van de dans
zij wordt een corrido onder O Sol da Música
‘muito obrigada Caparica’
volg mij zing met mij als Amália.

Rik van Boeckel

Te bestellen via deze link:

https://www.boekscout.nl/shop2/boek/9789464896725?utm_content=search

Share This: