Een spijkerbroek met scheuren op de knieën. Keer op keer gerepareerd door het Turkse naaiatelier op de Kleiweg. En toch vallen de scheuren er telkens opnieuw in aan de randen van de reparaties. Er staat weer een dag aan afspraken op het programma. Zowel mijn collega’s als zakenpartners zullen niets van mijn broek zeggen. Maar sommigen zie ik kijken. Ik heb best geld om een nieuwe broek te kopen, maar de wil ontbreekt nog. Katoenproductie vormt een gigantische milieubelasting. En ik heb geen last van de scheur in mijn broek. Een smetteloze broek is het louter decorum. Dat woord staat niet in de beleidstukken die ten grondslag liggen aan mijn dagelijks werk. Ook geen kledingcode. En toch denk ik erover na.
Er liggen twee balken tegen de vuilcontainer aan om de hoek. Voor het wegnemen van afval bij een vuilcontainer kun je een bekeuring krijgen. Tegelijkertijd willen we hergebruik promoten en verspilling vermijden. We willen niet dat spullen naast de containers op straat gelegd worden. Na een paar minuten overwegen, pak ik de balken op. Er is een mooi stuk pergola van te maken of een leuke boomhut. Een moment later ligt er niets meer naast de container. Twee mooie balken onder mijn afdak in de tuin. Het wegnemen van afval is een overtreding, maar er was geen toezichthouder in de buurt, dus ben ik door het oog van de naald gekropen. Een rare sensatie die schuldgevoel zou kunnen heten, maakt zich heel even meester van me en verdwijnt weer.
Brussel op een zondagochtend. Een gevierde Vlaamse dichter vraagt me pamfletten en stickers mee te nemen en te verspreiden, mocht de gelegenheid zich voordoen. De maatschappelijke boodschap is er één voor de liefde en tégen slechte behandeling van vrouwen. De actie zal gecoördineerd door heel België worden uitgevoerd, maar ik hoef me nergens toe verplicht te voelen. Mijn medewerking is echter vanzelfsprekend. Behoudens die streep in het zand die je bijna niet ziet. Dat wat me geleerd heeft, dat je niet zomaar gedichten in de Centrale Bibliotheek op de staander tussen de gevestigde poëzie plaatst, laat staan ergens op kleeft. Op sociale media is later die week te lezen dat actie was door heel België heen een succes was. Zelfs Rotterdam wordt in de kantlijn nog genoemd.
Het ligt in de mens besloten de neiging te hebben onbewust conservatief te zijn. De geschreven en ongeschreven regels te respecteren. Zelfs als de historie hiervan op het punt staat achterhaald te zijn. Normen, waarden en regels zijn er niet voor niets. Maar de wereld verandert. En niet vanzelf. Wel door de mensen die bereid zijn haar te veranderen. Nu de geschiedenis van later te schrijven. Met genoeg besef en respect voor het heden en verleden. Met de twijfel van een mens, dat de toekomst niet kent. Maar wel de richting voelt, die tussen de regels verborgen ligt, klaar om op te rapen.
KORTE EXISTENTIALISTISCHE SCÈNES TER ENSCENERING DOOR LEDEN VAN EEN EXPERIMENTELE THEATERGROEP
Scène 1: La vida, la muerte. Twee vrouwen zitten aan een kleine ronde tafel. Eén van hen staart in een bijna leeg kopje cappuccino, haar handen er omheen gevouwen in een hopeloze poging zich gewoon in orde te voelen. Ze trekt haar handen van het kopje af en legt ze abrupt op tafel, met de palmen omhoog. De andere vrouw graait het kopje weg en gooit het tegen de vloer in gruzelementen.
Dit representeert de onverwachte wreedheid van het leven, en de ambiguë natuur van vriendschap tussen vrouwen.
Scène 2: Cabeza de Dios Twee mannen zitten op een lelijk bankstel. Ze staren de lege ruimte in zoals de meeste mensen staren naar een televisiescherm. Plotseling leunt één van hen naar de ander en kust hem op het voorhoofd. Hij keert terug naar zijn vorige pose terwijl de ander glimlacht en zijn voorhoofd beduusd betast.
Dit representeert de zachtheid die onder het stoïcijns oppervlak van vriendschap tussen mannen rust.
Scène 3: La Permanente (les enfants, les enfants!) Twee kinderen zitten op de grond. Ze zijn erg schattig. Eén tekent met een zwarte dikke stift op een roze vel papier. Het andere kind, dat toevallig bevalliger is, staart gedreven naar het eerder genoemde vel papier. Het bevalliger kind kijkt plotseling weg. Het minder bevallige kind maakt hier gebruik van door iets op het roze vel papier te krabbelen. Het bevalliger kind kijkt weer naar het papier en schreeuwt van afgrijzen. Het minder bevallige kind houdt het vel op dreigende manier omhoog, zodat dit het woord dat het erop geschreven heeft aan het publiek toont: het woord is “teef”.
Dit representeert de vroege totstandkoming van genderrollen, en exploreert de schattigheid van kinderen, en stelt de vraag waarom kleine kinderen soms toch zo gemeen en eng zijn.
Scène 4: Ballet avec banane De twee vrouwen uit de eerste scène zitten weer aan een tafel, maar dit keer zijn ze gekleed als ballerina’s. In plaats van een kopje cappuccino, wiegt de eerste vrouw een banaan in haar handen. Ze kijkt intens en weemoedig naar de banaan. Van het gezicht van de tweede vrouw valt niets af te lezen. De eerste vrouw legt de banaan neer en begint te huilen. De tweede vrouw grijpt de banaan, pelt deze bruut, neemt er een grote hap van en spuugt deze op de grond. Precies als de grond geraakt wordt, houdt de eerste vrouw op met snikken en begint hysterisch te lachen.
Dit representeert de tegenstrijdige gevoelens die vrouwen ervaren jegens bananen, of zelfs jegens andersoortig fruit.
Scène 5: La vida cappuccino De twee mannen zitten aan een tafel. Eén huilt, de ander lacht. Een kopje cappuccino rust in het midden van de tafel, onaangeraakt.
Dit representeert de hulpeloosheid die mannen voelen wanneer ze geconfronteerd worden met cappuccino.
Scène 6: La amor de las bananas (pour les enfants) De twee kinderen zijn terug, dit keer zitten ze op het lelijke bankstel. Eéntje draagt het roze vel met ‘teef’ erop. De andere eet een banaan. Zodra de banaan volledig geconsumeerd is, leunt het tweede kind zachtzinnig dichterbij en kust het ‘teef’ kind. Het teef kind reageert niet.
Dit representeert de diepe liefde die kinderen voelen voor bananen, zelfs terwijl ze vol met verwarring zitten over hun gevoelens naar elkaar toe.
Scène 7: Finale (Les enfants sont la future, le couch est la finis) Twee mannen zitten aan een tafel. Eén drinkt er een cappuccino. Hij is gekleed als ballerina. De ander zingt een liedje voor een bananenschil op de grond. De ballerinaman pakt zijn kopje plotseling op en gooit het naar de bananenman. De bananenman valt op de vloer, en de ballerinaman begint langzaam om hem heen te dansen, eerst zachtjes hummend maar langzamerhand wordt het wild geloei en gegrom, als van een aap. Op het toppunt van zijn loeien glijdt hij uit over de bananenschil en valt op de vloer naast de bananenman.
De twee kinderen komen op, huppelend, en gaan bovenop de mannen zitten. Ze beginnen “Edelweiss” uit De Sound Of Music te zingen. Eén van hen huilt, de ander lacht.
De twee vrouwen kruipen het podium op. Eén draagt het roze vel met ‘teef’. De ander sleept een lelijk bankstel voort. Ze dragen beiden bezems en beginnen te bezemen, zodat de scherven van de cappuccinokop opgeruimd zijn. Eén van de vrouwen (niet degene die het bankstel sleept) pakt de bananenschil op, verwonderd, en plaçeert deze op haar hoofd. Zodra dit gebeurd is, zet de andere vrouw het bankstel neer. Het bankstel wordt dan vergeten. De vloer is opgeruimd, dus de vrouwen leggen zich toe op de mannen en kinderen. Hun bezems zijn echter niet sterk genoeg om ze van het podium af te vegen. Gefrusteerd, stoppen de vrouwen met bezemen. Ze beginnen rond te galopperen, waarbij ze doen alsof de bezems paarden zijn, en de kinderen doen snel mee, joelend en gillend, en dan ontwaken de mannen uit hun coma en voegen zich in het geweld. Op het toppunt van het spektakel blijft iedereen plots stokstijf staan, terwijl ze in de ruimte staren zoals de meeste mensen naar televisies staren. Ze blijven roerloos staan terwijl roze confetti uit de lucht valt. De lichten gaan uit, er blijft alleen één spot op het lelijke bankstel gericht.
FIN.
(Dit ‘verhaal’ werd eerder gepubliceerd in het Engels door Faith Helma—ja, bijna een bordspel).
Op het moment dat ik dit voor u schrijf, lieve lezer, is het maandagmiddag en heb ik nog een optreden voor de boeg. In Amersfoort, da’s lekker dichtbij na een weekend waarin ik weer alle hoeken van het land heb gezien. En weer alle talen heb gehoord, tot Zuidlimburgs (Gulpens) toe. Het begon op vrijdagavond niet al te ver van huis in Alphen aan den Rijn, maar niet nadat ik eerst nog even langs het tuinhuis was geweest, waar de natuurgenezer, het servokroatische leraresje en de bulldog op apegapen lagen, met hun tuigjes nog om. Inspannende nacht gehad, Radovan? riep ik, het tableau vivant aanschouwend. Zeker geen puf meer om me naar het romeinse kasteel in Alphen te vergezellen? Dit is niet wat get lijkt, sprak hij, naarstig de zweepjes, handboeien en tuigjes bij elkaar harkend terwijl hij in z’n witte tuniek schoot. Ik geb geen sex meer, ik pas een enkele keer zo’n outfit aan voor get gevoel. En wat voor gevoel is dat dan? vroeg ik nieuwsgierig. Get is een aangename tinteling in mijn paal, echter zonder dat deze zich vergeft. De tinteling is al lekker genoeg. Maar nee, ik wil jou niet naar get kasteel vergezellen. Ik wil niet samen met jou gezien worden. Bovendien ben ik zo beroemd geworden door jouw column dat ik niet meer over straat kan. En dan is er nog die dubbelganger die mijn goede naam door het slijk gaalt met zijn vunzige kelderpraktijken. Ik ben jouw kasteelgeer niet, goor. Zoals je wilt, gaf ik schouderophalend, ik ben niet anders van je gewend.
In het castellum verleidde ik aldus Julius Dreyfsandt zu Schlamm waarop hij na afloop smachtend op het station op me stond te wachten. Voor jou heb ik mijn trein naar Sint Oedenrode gemist, zei hij. Da’s heel lief van je, Julius, zei ik, maar onze affaire kan slechts voor de duur van de terugreis zijn, want morgen moet ik naar Zinneminne in de moerstaal in Dwingeloo. Dwingeloo, waar ligt dat? brieste hij. Al sla je me dood, ergens in Drenthe, maar Drenthe is groot. Levi Weemoedt komt ook. Dus jij schuift mij aan de kant voor Levi Weemoedt? brieste hij nog harder. Nou, die heeft tenminste gevoel voor humor, gaf ik en liet hem in de coupé achter, want Utrecht kwam in zicht. En zo stond ik de volgende dag in Meppel op mijn chauffeur te wachten.
Een keurige grijzende meneer met een onvervalste drentse tongval. De jongeren willen het Drents niet meer spreken, beklaagde hij zich terwijl we langs de drentse vaart zoefden. Bartje is lang en breed vergeten. Dat bleek niet op het festival, waar het alles Drents was, wat de klok sloeg: een drentse boekenstand, een drentse Slam. Nu ja, de presentator sprak Drents, er waren drie drentse dichters en drie duitse Slamsters. Ik ga toch voor het Duits, zei ik met mijn Slamknijper Mischa van Huistee passerend, dat kan ik beter verstaan dan het Drents. Ria en Delia horen voordragen in het Drents is één ding, dat erotische jargon ken ik inmiddels wel, maar echte poëzie is andere koek. De duitse winnares bracht in de finaleronde een ontroerende en indringende tekst ten gehore over haar vader die tijdens de oorlog uit Sarajevo was gevlucht. Daarna was het tijd voor Zinneminne in de moerstaal, speciaal voor de gelegenheid had ik een erotisch gedicht in het Badisch vertaald, het dialect van Zuidwestduitsland (Baden-Württemberg).
Daarna stond de chauffeur alweer te trappelen om mij naar Meppel terug te brengen. Levi zwaaide slechts vanuit de verte naar mij. Je kunt niet alles hebben. Wat ik wel had was Brels “Ne me quitte pas” in het Zuidlimburgs op zondag in de eindhovense bieb. Eerlijk gezegd ben ik nog nooit zo ontroerd geweest door een Breluitvoering. En dit doen wij allemaal zonder subsidie, vertelde Hans F. Marijnissen trots. Dat is de erfenis van Pierre Maréchal. Die wilde onze poëzieclub niet laten verworden tot die nuffigerds in Helmond. Daar wordt poëzie bedreven enkel door en voor Helmondenaren, daar is het het eigen volk eerst. Breek me de bek niet open, zei ik, in Utrecht is het van hetzelfde laken een pak. Het is niet voor niets dat ik door alle hoeken van het land word gejaagd. En met liefde.
Ä Flagellant uff de Such noach harter Hand
Ä straffe Po ächzt nach sinni verdiente Straf. I bin schlank un erfahre. Mues dringli iibers Knie bis de Po ruat glüot wie d’Ampel. Des Rohrstöckle isch erwünscht, mit de altbackne
Lineale giht’s au. I hätt gä emol Rollespiel zwische de freche Bengele un uffsäss’ges Mädele. I hätt gä dinn Geilschleim i minni Liebeshöhle un de Lanzle i min Lustgrott bis du din Haob un Guad
uff min Backle niedertropft hasch. Muesch mi erziehe wie din Zögling, so werd i mer bemühe de Daumeschräuble anzelege, di mit de Ledergürtle feschzeschnalle un de Hinter versohle dass du nie solch Höhepunkt ghet!
Willsch min Herrle sei bin i dinne Dame bisch min Sub bin i din Dom, züchtig mi, versohl mi zieh mer de Lederbüxle stramm un noach de Spanking bring i di ä scheenes Frühstückle uffs Noagelbett.
Voor alle slechte dagen benoem me tot jouw eigendom en word ik de prinses die jij me waande het gevoel ontstond; we reden door de mist in barre koude maanden.
Zoveel warmte gaf je mij zoveel betoveringen na vreugdevuur en beschilderde gezichten in de laatste uren werd ik je vrouw
Mijn lief, ik heb jaren onder een steen geleefd ik heb mezelf ontdaan van spinnenwebben en met een koffertje kwam ik jouw leven in
Voor alle goede momenten bedachten wij samen een groots begin jij bent de afdruk van iets groters en het wordt tijd dat ik jou nòg vuriger bemin.
het turkijegedicht is nog steeds een bonnetje amsterdamse straatweg 42a Baarn, pomp 3, 33 liter ongelood en eigenlijk op die manier dan dus met dit te maken vruchtbaarheid
daar dus dan ter wereld gekomen huist het hier op dikke stoepen asfalt vissen rokend in dieselgeuren een vastberaden meisje en nu dan dit
de eeuwen in laagjes in die tijd de dingen die gedaan zijn zijn nog steeds aldus is mooi hoe de verbinding is meisjes knopen bloesjes open en zuigen mannen alsmaar vaster mannen vast
dank aan de dichters die ondanks het weer de weg naar pomgedichten wisten te vinden met hun inzendingen. mooie waterwerken – deze week feliciteren we Anke Labrie – het meest actuele en toegesneden gedicht in maatschappijkritisch licht met een licht cynische toon de woorden – het gedicht – “we amuseren ons kapot” zie daar de omschrijving van de lage landen anno 2019. komt allemaal weer goed – zouden ze in chateau meiland roepen. en zo zal het ook zijn. zo lang er dichters zijn. Anke gefeliciteerd!
broodnodig medicijn en spelen we amuseren ons kapot in deze arena
en ons geld zetten we natuurlijk op de held die met het water vecht zonder harnas alleen omgord met poeppak
ik zie iemand die niet opspringt en niet juicht zelfs niet dankbaar is als onze held gewonnen heeft
iemand die al lang te moe is voor dit spel die gewoon zijn medicijnen wil
anke labrie
met een lichte cynische blik aanschouwt anke de beelden – megalomane inzet van een verder wel respectabel mens – maar normaal is anders en zeker in deze wereld. verdraagt het nagezwommen doel deze gekte wel – dat is de vraag die anke ons meegeeft. en moet er wel gezwommen worden in het geld voordat je nog als normaal mens aan de medicijnen kunt? laat ik er een schepje cynisme bovenop doen: ergens heb ik het vermoeden dat onze maarten het dit jaar weer niet haalt – om volgend jaar drie keer is scheepsrecht uit te kunnen roepen.
Frans Terken – je spoelt altijd ergens aan
Petra Maria – met zacht vloeipapier voor altijd toegedekt
Rik van Boeckel – Elfstedendichters in aantocht
Marc Tiefenthal – Het aquaduct siert nu onze stad.
Ditmar Bakker – Het krijgt in halve duisternis de tijd
Cartouche – ten einde het verglijden van de tijd te overstijgen
Anke Labrie – zonder harnas alleen omgord met poeppak
en al dat water moet nog terug vandaag naar engeland het is bijna eb, ik weet het
pomwolff
de gedichten niet te lang svp – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.
Stroomafwaarts
Hoe je van onder naar boven over de grote rivieren trekt met de stroom mee net te doen adem happen op de golfslag
dat het je blikveld vernauwt je leefwereld begrenst tot wat groeit op de oevers zicht van nog geen honderd meter
je spoelt altijd ergens aan groet de Maas in zijn boorden steekt Waal en Lek over dan wacht nog de Rijn
hier ligt geen plaats voor bezinning of ruimer denken het is blind doortrekken naar het vergezochte eindpunt gaan op de automatische piloot
je lichaam afbeulen en uitwonen de hersenpan wassen met al dat water en niet verdrinken in de opdracht die je jezelf hebt gesteld
FT 22.06.2019
frans trekt het thema breder – groet de maas en je spoelt altijd wel ergens aan – van boven naar beneden – het leven – weinig zicht op verder – blind doortrekken – op de een of andere manier doet het me denken aan het filmpje dat ik gisteren onder ogen kreeg – eerst dacht ik derrel niemeijer is opgestaan en weer onder ons – vervolgens werd duidelijk dat de grootsheidswaanzin nog steeds heerst – en niet alleen op en in het water – om vervolgens frans’ gedicht op dit personage te leggen – paste precies:
VOOR JOU BLIJF IK DRIJVEN
in een droom zag ik een witte kamer zonder ramen zonder deuren
waar we jouw verleden uitvouwden
en alles wat ooit breekbaar was
hebben we met zacht vloeipapier voor altijd toegedekt
Petra Maria
dat zachte vloeipapier – ik herinner me vloeipapier als lichtgroen – zie in dit gedicht de kleuren in elkaar overgaan. onze petra maakt wel snel een eind aan de droom – voor altijd toegedekt en klaar is mevrouw – weg droom – ik was pas begonnen met dromen petra – krijg je als lezer de deksel meteen op je neus. ik sta nog in die witte kamer petra zonder ramen en deuren – ik vraag me af hoe ik daar binnen ben gekomen en hupsakee einde gedicht. nee dit was een vluggertje – deze aanzet verdient een gedicht.
Aantocht
Elfstedendichters in aantocht fietsen langs luisterende wandelaars
regendruppels tikken letters in tot de zon haar zinnen schrijft
in elke stad op ‘t Leiden-Leeuwardenpad de muze streelt haar luisterlied
van sluimerstil de dageraad tot avondrood en slaapspagaat
het leidend licht van Ljouwert dekt zo bezorgd doch voldaan
de laatste meters in één oogopslag minutieus met woorden toe.
Rik van Boeckel 22 juni 2019
De 11 steden: Leiden- Alphen-Utrecht-Amersfoort-Nunspeet-Zwolle-Meppel-Hoogeveen- Steenwijk- Sneek-Leeuwarden
Rik zit duidelijk in de poëziebus – wat schaatsen niks schaatsen – wat zwemmen niks zwemmen – de elfstedendichters komen eraan. en de bus rijdt ritmisch hobbelend van plaats naar plaats – benzine erin en rijden maar – onee rik erin en de bus rijdt al uit zichzelf de woorden nederland door. zwemmers en schaatsers aan de kant de poëziebus komt aangestoomd.
Kruisig mij
Het project staat in de steigeren, radbrakers en raddraaiers, foorkramers en bakkerslui kom nu samen.
Ze dragen het water weg naar de waterweg. Het aquaduct siert nu onze stad.
Je huisje met zijn tuintje telt nu een teil met water waarin je je kunt wassen. Om je zo te mogen zien, heb ik me een hele project lang afgepeigerd.
diepe zelfreflectie voor op de zondagochtend bij uw ontbijtje. meer kan ik er niet van maken. of is het de gemoedsgesteldheid van onze maarten op dit moment? bij tiefenthal kun je alle kanten uit. jeanine gaat tweewekelijks graag met de tief op pad. maar ja die zit in het welzijnswerk. dan krijg je dat.
(DE DICHTER RUIMT OP, OF: NA DE FICKSTUTENMARKT)
Er is in Amsterdam een markt voor paarden, driemaandelijks bezocht van wijd en zijd door manvolk keurende de dienstbaarheid van hen met wie ze wellicht eerder paarden.
Het krijgt in halve duisternis de tijd om ’t zaakje naar voldoening weer te klaren zodat eenieder ziende kan verklaren welk beest zijns inziens ’t best was toebereid.
Als dichter spreek ik liefst in metaforen -en beeldspraak is der muzen lieveling- maar blijkbaar gaat dan ergens iets verloren getuige hoe ’t dien vorig keer weer ging. ’t Moet simpeler. Welhier, knoop in uw oren, gij edel dieren: kák niet naast de sling.
-x-
D.
ditmar zal een thema aan zijn beminnelijke r roesten. wat thema niks thema – laat die gek maar in het water zwemmen. ditmar is van de poëzie, van de metaforen, van het sonnet, van de 14 regels, van de adembenemende rijmkunst. en vandaag doet ie amsterdam aan – welk een eer. hij beschouwt de paarden – ja echt amsterdam – dampende mest op eenvoudige wijze geserveerd bij uw zondagse ontbijtje. en die maarten maar zwemmen in de buitenlucht in zijn poeppak.
Al is de afstand onmenselijk ik weet dat je op me wacht mijn lief
dolend tussen Grandola en Amarante binnenbrand en land achter bergen
van mijn oorsprong rio d’oro tot in kurk geslagen kust
drie uitputtende dagen en nachten maanverlicht
– met trage armslag –
om open water een baken en een boei verankering te laten
zwoegend en zwemmend ten einde het verglijden van de tijd te overstijgen
ter bedaring van een kankerende saudade um portu cale – een warme haven om mijn Taag in jou te monden
22-06-2019 / Cartouche
waar cartouche onze deze week helemaal heenleidt. het is een wonder. meneer is of gaat met vakantie en we zullen het weten ook. en waar draait het om? om het zijn
‘ten einde het verglijden van de tijd te overstijgen’
zo kennen we hem weer. ‘de nachten uitputtend’ – ja onze cartouche weet waar abraham de mosterd haalt – eigenlijk lezen we hier in dit gedicht gewoon cartouche-porno van het zuiverste water. bij deze analyse laat ik het vandaag. anders wordt ie boos en dat kunnen we niet hebben op de site.
Want
het woord van het kruis is voor hen die verloren gaan wel dwaasheid, maar voor
ons die behouden worden, is het een kracht van God. (I Korinthiërs
18)
DI
SE STESSO Sciolto
e legato, accompagnato e solo, gridando, cheto, il fiero stuol
confondo: folle all’occhio mortal del basso mondo, saggio al Senno divin
dell’alto polo. Con vanni in terra oppressi al ciel men volo, in mesta
carne d’animo giocondo; e, se talor m’abbassa il grave pondo, l’ale pur
m’alzan sopra il duro suolo. La dubbia guerra fa le virtù cónte. Breve è
verso l’eterno ogn’altro tempo, e nulla è più leggier ch’un grato
peso. Porto dell’amor mio l’imago in fronte, sicuro d’arrivar lieto, per
tempo, ove io senza parlar sia sempre inteso.
Pom,
liefste,
Je ziet soms door de bomen het bos niet meer en door de leugens
van La Heij amper de bühne nog—tweetrapsmetaforiek, mijn
oog:
*** Geketend zonder beperking, eenzaam vergezeld, stil
schreeuwend, verwonderde ik de trotse menigte: stom sterveling oog van de
lagere wereld, goddelijke geesten over het poolijs.
Hemelwaarts
zwaaide ik mezelf, de aardgebonden, in een gepijnigd lichaam en toch een
gelukkige geest; soms duwt het zwaargewicht me ook naar beneden, Swing
tilt me over harde grond. [G.T., of: T.F.] *** Bevrijd en geketend,
begeleid en alleen, schreeuwend, stil, ik verwar de felle menigte: boos op
het sterfelijke oog van de nederige wereld, wijs voor het goddelijke
intellect van de hemelpool.
Met vleugels geknipt op aarde vlieg ik naar
de hemel in verdrietig vlees maar van blijde ziel; en, als soms het zware
gewicht me naar beneden trekt, mijn vleugels tillen me echter boven de harde
grond. [G.T., of: S.R.] *** en gebonden, samen en alleen il fiero stuol
(de trotse heren) confondo: misleid ik dwaas in het sterfelijke oog van de
lage wereld wijs voor het goddelijk Intellect Met aan de aarde gebonden
vleugels vlieg ik ter hemel, in armzalig vlees met blij gemoed se… pur
= terwijl… toch (tegenstelling tussen m’abbassa (teneerdrukt) en m’alzan
(opheft) [D.T.]
(G.T.= Google Translate. D.T.= Doctor Twee. S.R.= Sherry
Roush. T.F.= Thomas Flasch.
Momenten van zekerheid zijn er bijna
niet, van helderheid zelden en dankbaarheid regelmatig—bijvoorbeeld wanneer je
een bundel Duitstalige vertalingen van Campanella in handen gedrukt krijgt als
tegenhanger van die nadrukkelijk bewierookte Roush en de haast vergeten Symonds.
Dan heeft men plotseling de—waarschijnlijk—gebroeders Flasch in handen,
van wie beider Campanella’s naamgenoot (Thomas) de gedichten overzette, zodat
hij geen in iambisch pentametrisch Duitsch gevat, maar een soort syllabisch
vers-op-heffingen, dat zich in veertienregelige werkjes van tien-tot-elf
lettergrepen per vers hult, presenteert. Broer(?) Kurt schrijft er een mooie
inleiding bij en bovendien een verantwoording bij elke vertaling—een schatkist
voor de navorser, met zelfs twee extra vertalingen van “Anima Immortale”—in het
Duitsch, eilaasch, waar is La Heij als je haar nodig hebt—van ene ‘Herder’ en
ene ‘Gothein’ (Hela Heij! U bent van node!) als kers op de
taart.
Ik ben stout geweest en heb hun Duitse tekst (van “Di Se Stesso”,
niet de Ziel) door Google Translate gegooid en hierboven neergezet—twee wat Nida
‘formeel-equivalente’ vertalingen van vertalingen zou noemen, wellicht. Het
tekent in het sextet:
Onzekere oorlogstests deugd. Altijd verdwijnt
in het eeuwige, en niets draagt gemakkelijker dan de verlangde
lading.
Mijn liefdesfoto schittert op mijn voorhoofd, toch zal de tijd
mij gelukkiger maken, waar ik altijd woordeloos begrepen word. [G.T., of:
T.F.]
De Brüder halen Campanellakenner Firpo erbij wanneer ze
het werk dateren op januari 1600, daarbij de kanttekening makend dat elke
datering nattevingerwerk (“hypothetisch”) is want alleen gebaseerd op critici
die het over stilistische of inhoudelijke aspecten hebben. Je zuster op een
houtvlot, zou ik zeggen—of, wellicht, dat elke datering in de grond onmogelijk
is gezien de latere schikking door de eerste Sceltibezorger, die de toch
al magere informatievoorziening door een eventueel door Campanella geschikte
volgorde in de war gooit.
Zowel de Brüder (dit is heuse lol) als
Roush benadrukken Campanella’s gang-naar-gekte, al of niet gesimuleerd, die
begint met het in de fik steken van zijn matras en in elk geval een periode van
marteling beslaat. Het sonnet gaat over zijn kerkering en marteling. In
onderstaand wijst het woord ‘trots’ niet alleen naar de menselijke hubris; in
het ‘piqûerende heerschap’ ziet men de knuppelwacht; het tautologisch aards
kortwieken wordt hersteld; de muze jaagt ons de Parnassus op—het is van de
Liefde, Pom, pure Liefde: Symonds geeft in zijn aantekeningen van dit sonnet weg
dat de regel hem enigmatisch voorkomt en anderen vertalen haar met een portretje
in haar gelederen—pure kolder. Het is de beul, Pom. De wácht, die hem (zelfs
letterlijk) piqûeert, meetroont naar buiten, naar beneden, naar de Kamer, waar
een geestelijke twist hem wacht, terwijl hem argumenten aangevoerd worden in de
vorm van gewichtige stenen (“More weight.”) en het gebruik van werktuigen
anderszins. En zelfs dan ‘voert gezichtsveld Liefdes portret’: het is de beul,
de beul die hem aankijkt (“Beken!”) en aanspoort en het is dan dat
Campanella, gemarteld en wel, zich verzekerd weet in God, die alles schiep, de
horloges en de tientjes en de beul…en dat hij de laatste liefheeft. Vergeef,
Rechters, dit doornenkluwen in amfibrachen.
ZO ZIJ
HIJ Lichtvaardig gevat, saamgevangen alleen; ik schreeuw—wees toch
stil, trots zo’n heerschap piqûeert, gemorteld in ’t oog ’s werelds manie,
en zweer ’t meer hemels verstand dan ‘k weet wijs
erdoorheen.
Gekortwiekt vlieg ik toch ter heilige meen, wijl ’t
afgemat vlees laat de ziel ongedeerd, getrokken terneer dan terneder
gekeerd, gevleugeld mijzelf boven mortel en steen.
Dees
twist—dubieus, doet de deugd wáárlijk tellen zo kort één moment naast een
eeuwige tijd; niets weegt vederlichter dan welkom gewicht.
’t
Gezichtsveld voert liefdes portret, vaart voorts wel en verzekerd van
zegening, aankomst op tijd waar tot mij een woordloos begrip zich steeds
richt. [D.B.]
Er is altijd iemand groter dan
jij. Er is altijd iemand sterker dan jij. Er is altijd iemand slimmer dan jij.
Er is altijd iemand anders dan jij. En jij bent altijd iemand anders dan de
ander. En toch proberen we maar al te vaak hetzelfde te zijn.
En daarom willen we
vechtsporten doen. Laatst ging ik wandelen met mijn dochtertje langs de plas en
zagen we een rijke blanke man, met zijn zoon, gecoached door een ex-crimineel, boks
oefeningen doen op het trapveldje. Echt heel stoer. En in hun geval, handig tegen
buitenlanders, vluchtelingen en arme mensen. Ook gewoon als ze je niet
lastigvallen, dan kun je ze toch als in de tijd van de plantages een pak rammel
geven. Vooral zielig ook. Want die zware jongen die hun ‘traint’ weet ook wel
dat het bange mannetjes zijn.
Bange mannetjes doen dat soort
dingen, omdat het ze aan een killer instinct ontbreekt. Iemand met handschoenen
aan een tik verkopen, of een watje op het schoolplein samen met je vrinden in
elkaar slaan is kan natuurlijk heel stoer overkomen op Instagram. Maar dient
het een doel? Behalve misschien een paar likes en de credits dat je weer een
lief en zacht iemand beschadigd hebt. Nee, wees dan een man, zoek een in en in
slecht mens uit en schop die blijvend de invaliditeit in. Zoiets vereist een
bepaald karakter, dat het deze parkboksertjes ontbreekt. Die bellen liever
eerst hun advocaat en laten zich dekken door hun vriendjes. Bange mannetjes.
Nog het meest voor zichzelf. Om erachter te komen hoe ze echt in elkaar steken.
Zelf zal ik het niet onder
stoelen of banken steken. Ik ben levensgevaarlijk. Niet omdat ik zo groot ben
of sterk. Niet omdat ik voortdurend met wapens rondsjouw. Maar wel omdat ik
bereid ben. En bewust. Ik weet hoe breekbaar het leven is. Bewust dat de mens
niet slecht is, maar enkel bang. Bang voor de ander en daarmee zichzelf. Daarom
doen menselijke wezens zulke malle dingen. Omdat ze geen idee hebben wat ze ook
zouden kunnen doen met hun tijd, als ze zich wat minder van die angst voor de
anderen zouden aantrekken.
Ik weet het wel, en daar heb
ik geen coach voor nodig.