Onderweg van kantoor A naar
kantoor B fietste ik, na het Centraal gepasseerd te zijn, over Kruisplein. Ik
werd ingehaald door een vrouw met een grijze knot op een fiets met zadeltassen.
Ze fietste over een hobbeltje in de weg. Uit een van de fietstassen viel een
handschoen. Ik zag hem vallen. Landen op de straat. En riep: ‘Mevrouw, u
verliest een handschoen.’ Stoïcijns fietste de vrouw door. Ze keek niet eens
om. Een moment dacht ik om te draaien en de handschoen op te halen en haar
achterna te fietsen. Maar toen die gedachtegang ten einde kwam, was ik al weer
zestig meter verder.
Ik zag dat ze stopte bij de
kruising met de Kruiskade. Inhalen zou kunnen als ik hard fietste. Maar wat zou
ik dan te zeggen hebben? ‘Mevrouw, u bent tweehonderd meter terug uw handschoen
verloren.’ Zou het ze iets kunnen schelen? Zou ze de moeite nemen om terug te
fietsen om hem op te halen? In mijn schuur liggen twee volle vuilniszaken met
uitgewassen handschoenen. De oogst van één winterseizoen handschoenen oprapen
op mijn dagelijkse fietstochten. Ik voelde een moedeloze onverschilligheid die
zich meester van me wilde maken.
De kruising met de Kruiskade
overstekend zag ik honderd meter voor me dat de vrouw stopte en haar fiets op
de stoep zetten. De zette het rijwiel op slot en ging een pand binnen. Toen ik
er voorbijfietste, zag ik dat dat het Goethe Instituut was. De vrouw was dus
waarschijnlijk Duits en had niet verstaan of gehoord wat ik riep, toen ze haar
handschoen verloor. Nog vijftig meter twijfelde ik, voordat ik alsnog de
teugels wendde. Ik fietste terug naar Kruisplein en vond daar op dezelfde plek
als ik hem had zien vallen de handschoen. Ik pakte hem op.
Het plan was om de handschoen in
de fietstas van de vrouw te stoppen. Zo zou ze hem weer terug hebben. Toen ik
echter aankwam bij het Goethe Instituut was ik er niet meer zeker van welke fiets
het was. Iedereen lijkt tegenwoordig wel fietstassen te hebben. Dus belde ik
aan en stapte, nadat een jonge vrouw de deur open had gedaan de drempel over.
Ik legde uit dat ik een handschoen had gevonden van een vrouw met grijs haar en
een knotje, die hier zojuist vijf minuten eerder was binnengegaan. Een zwaar
Duits accent antwoordde das das ein Kollegen gewesen sein moeste en nam de
handschoen in ontvangst. Ik wenste haar een goede dag en liep de deur uit. Toen
ik me omdraaide zag ik de vrouw met het knotje haar hoofd om een hoekje steken
binnen en met een brede lach zwaaien. Dat voelde goed.
Ik stapte op mijn fiets en dacht verbaasd over de weinige praktische moeite die het had gekost iemand blij te maken. En hoe onevenredig veel innerlijke discussie me dat had gekost. Trappend om op snelheid te komen scheen er flets licht door de ontbladerde bomen langs de Westersingel en stelde zich de volgende vraag: ‘Stel je voor dat je te horen krijgt dat je nog een dag te leven hebt. Wat ga je dan doen? Pak je dan de eerste handschoen op die je ziet liggen? Of ga je filosoferen over een probleem waar je de oplossing nooit meer van zult vinden.’
Het thema van mijn inzending op 1 januari 2019 voor de 2-de is natuurlijk Oud en Nieuw. Bij deze, veel geluk en wijsheid in 2019 , groet, Merik
Oud en Nieuw 2019
Zie je die foto’s van toen;
de kinderwagen en de pop,
die lieve hond,
de oude huizen
opschriften – uit de tijd,
blauwe trams;
laten we nieuwe goede dingen doen,
laat ik je hand vasthouden,
laten we zingen
van haar aan de overkant;
hoe we roeien en zingen
tegen de stroom in
en in de middag
kaarsen ontsteken
voor de nacht.
Meester, open de fles, rood en wit,
laat wapperen die haarlinten
in de zwoele wind;
dat een voormalige dichteres des vaderlands net doet of het stellen van vragen poëzie is en dat kunstje ook eindeloos herhaalt als ze optreedt
dat de poule des doods lekker aangevuld is dit jaar ja dat krijg je er van als je over lijken gaat en dat al die gortdroge jaaroverzichten mij de keel uithangen
dat dichters wel 88 teentjes hebben waarop je kunt trappen dat ik het nog steeds erg leuk vind om op 88 teentjes te trappen
dat die protestants gristelijke zedenpreekster met die rare ogen zeker niet de slimste mens was
dat je alles wel poëzie kunt noemen als je er maar vragen bij stelt
dat we 2018 nemen zoals het is en het verlaten maar nooit verlaten van wat was
pom wolff
zo wens ik alle lezers – nou ja alleen de lieve natuurlijk en alle dichters en columnisten van pomgedichten een onvergetelijk 2019 – ik zeg het u 2019 wordt een heel heel bijzonder jaar
marc tiefenthal – de zee die beeft, mensen op de vlucht.
rik van boeckel – dode koffie gedronken bij de grafsteen
petra maria van den eerenbeemt – liefste de gordijnen kunnen open
cartouche – dat zie ik in – moeder, een zachte tong en op zijn tijd een bakje troost
frans terken – en niet het surrogaat uit die rotoorlog
goud voor cartouche deze week
Voorbij de toast
Een pirouette zag ik vandaag
de dag draaien voor mijn ogen, jij
die ik volg, plakt aan mijn zijde alsof
cellen zich niet elke zeven jaar delen
iedere druppel een oceaan op zich is
zo nemen we ronde na ronde en eten
van de nacht, de middag en de morgen
voorbij de grens van toast en espresso
hoor ik de echo van kan het dan
niets verdommen of je verrekt of slikt
leven meer is dan je bedrinken en denken
in inkt zwart en wit in plaats van zoals jij
me in wijsheid van oude dagen pleegde
voor te houden, een bed een bad
en breekbrood is al wat een mens
van node, een wereld van verschil
dat zie ik in – moeder, een zachte tong
en op zijn tijd een bakje troost
30122018 Cartouche
GOUD VOOR CARTOUCHE DEZE WEEK: ja ronduit indrukwekkend de woorden van cartouche in de laatste regels – het eten van de nacht en de vluchtelingen naar de stem van moeder, zijn moeder, alle moeders toegeschreven. ik buig diep voor dit gedicht. het raakt me.
zolang ik leef is er oorlog daar. het is waar moeders niet voor baren. of dichters politieke verzen moeten schrijven? of politieke verzen wel van de poëzie zijn – daar kun je ook een leven lang van mening over verschillen. en dat we gelukkig niet echt meer/nog van de oorlog weten hier in dit polderlandje – van de immense pijnen en de angsten – van de haat over en weer – dat we er in ieder geval één keer bij stil staan hoe we er ook in staan. het thema deze week naar aanleiding van een bezoek aan het tropenmuseum in 020 – een levend museum – was er jaren niet geweest – het groene t shirt – de dichter – de poëzie – het verlangen naar moeder, de geur van een veilig thuis. hoe je op een milde wijze vorm geeft aan vrijheidsstrijd door de jaren en door culturen heen. het tropenmuseum een bijzonder museum.
wie wint de enig echte virtuele brood&koffie trofee op pomgedichten – maar dan wel die van moeders. de basisingredienten van het leven graag gedicht deze week – een beetje smokkelen mag wel – als het maar van het leven is. u kent de regels: de gedichten niet te lang svp – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10.30 uur. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst.
wat is een vrouw
wat is een vrouw meer dan
haar cellen
dat je haar beschrijven kan
misschien
hoe mooi ze ligt
is dat dan iets
of dat ze kotst en zo
zich uit
gehaast haar kind
van school moet halen
haar hoofddoek strikt vertrouwelijk
nog wijd en zijd bemind
als ego nog slechts lego is
én hij de zoon geworden
die op hem lijkt
weet zij één dood
die nog vol leven zit
was dat het dan
pomwolff
(…)
In plaats daarvan kwamen nieuwsberichten
uit alle hoeken van de wereld.
Een gebouw dat instort, een vulkaan die uitbarst,
de zee die beeft, mensen op de vlucht.
Ik wist al lang niet meer hoe lang ik zo ijsbeerde.
marc tiefenthal
de vrijheidsstrijd van tiefenthal voor een vrije en ongeremde tiefenthal enigszins aan banden gelegd – in die zin dat 85 regels intro die alleen over tiefenthal gingen en niets toevoegen aan het bekende beeld van tiefenthal – buiten het thema vielen. komen we toch uit bij de wereld en een persoonlijke noot die ontroert – komen we uit bij de poëzie.
Moeder’s hartenlied
Moeder’s koffie al lang geleden geroken die is
koud zonder smaak dode koffie gedronken bij de grafsteen tijdens het
geurrijk hartenlied
zoals moeder las in Nederlands Spaans koffiebonen met
passie maalde de witte Makedonika dronk uit poëzie het Indisch kassijan
uitsprak met sambal
niet meer beweegt geen woorden leegt die tijd
ronkt na in herinnering van liefde de geur lijdt leidt maakt verleden
verkouden stilt de dorst van de zangkeel
moeder’s koffie aan de
naaimachine pruttelt in de smaak van jaren zingt zieltogend het lied van
harten als het lepeltje suiker proeft.
Rik van Boeckel 29 december 2018
de naai(brei)machine zoals ie zijn intrede deed in de poëzie in jaap montagnes leiden, en in rotterdam en dan nu wederom in leiden. in de woorden legt de dichter iets van verlangen naar vroeger. hoe het was en hoe het rook. de dode koffie nu – een sterk beeld. ‘die tijd ronkt na in herinnering van liefde..’ schrijft de dichter. hoe de dichter beelden schetst naast en naar aanleiding van het thema – het is duidelijk rik kan met het gegeven oorlog niet echt uit de voeten. van dat er altijd koffie is, moeders zijn, oorlog is.
wijn en koffie
bij de radio
Ik ben je angst
de lege dagen
zonder licht
in mijn ogen
lees je
wat er niet is
ik ken je angst
je wens
dat wat ik niet ben
zag je mij maar
in het licht
van mijn ziel
liefste
de gordijnen
kunnen open
weldra
is het te laat
Petra Maria
oorlog, moeders, geliefden, dreiging en dat de gordijnen nu nog wel open kunnen – de radio in deze dagen van de top 2000 – vroeger van de vrije geluiden van ver weg. petra beschrijft een gemoedstoestand aan de hand van het thema.
Voorbij de toast
Een pirouette zag ik vandaag
de dag draaien voor mijn ogen, jij
die ik volg, plakt aan mijn zijde alsof
cellen zich niet elke zeven jaar delen
iedere druppel een oceaan op zich is
zo nemen we ronde na ronde en eten
van de nacht, de middag en de morgen
voorbij de grens van toast en espresso
hoor ik de echo van kan het dan
niets verdommen of je verrekt of slikt
leven meer is dan je bedrinken en denken
in inkt zwart en wit in plaats van zoals jij
me in wijsheid van oude dagen pleegde
voor te houden, een bed een bad
en breekbrood is al wat een mens
van node, een wereld van verschil
dat zie ik in – moeder, een zachte tong
en op zijn tijd een bakje troost
30122018 Cartouche
ja ronduit indrukwekkend de woorden van cartouche in de laatste regels – het eten van de nacht en de vluchtelingen naar de stem van moeder, zijn moeder, alle moeders toegeschreven. ik buig diep voor dit gedicht. het raakt me.
Op de nuchtere maag
Het mag nog donker zijn
een zwak licht op de achtergrond
op de tast vul je de filter
zeven afgestreken schepjes
waar de waterstand acht meet
voor minder gaan we het niet doen
de geur alleen al haalt je lief uit bed
zij veert op alsof haar moeder roept
van onder aan de trap
ingeschonken en met een wolkje melk
een lepeltje alsof je in leven roert
geen haast om de dag te beginnen
en niet het surrogaat uit die rotoorlog
verdomd nee echte koffie
van bonen in overvloed
geen oog dat het zwart ziet
je maalt en roert zolang als nodig
als het leeg lijkt schenk je weer bij
hoe het loont als er damp kringelt
vers brood blikkert in de oven
FT 29122018
…alsof je in leven roert …- de koffie als beeld voor hoe het voor de dichter het liefste is – echt en geen surrogaat asjeblieft – het leven niet en ook de koffie niet – het is al lang geleden de surrogaatkoffie laten we aan de vorige eeuw. de koffie staat op de nuchtere maag alleen liefde toe. dat het ook donker kan zijn in een gedicht als een hoopvol begin van de dag.
ik hield mijn hart vast – maar het slaat nu als nooit eerder – natuurlijk ken ik rik van boeckel van mijn site – trouwe inzender van poëzie voor de zondagochtendwedstrijd. maar ik wil ook eerlijk zijn in mijn recensies. ik hoef mijn hart niet meer vast te houden – de pacemaker van boeckel is geplant – ik beluister de CD – ik luister naar OCHTENDJAZZ – het achtste nummer van de CD toegevoegd aan de bundel – en het is prachtig – het is van internationale allure – het is rik van boeckel in optima forma – het is niet alleen een sinterklaaskado van jewelste – het is een sensatie en als je de eerste druk van deze bundel niet verwerft het zal je later spijten. we kunnen beginnen….
word wakker makkers
staakt uw wild gesnurk
ontkurk de energie
cést la vie!
van internationale allure – uitgeverij Bunker heeft goud in huis gehaald met deze verzorgde uitgave – 3 hoofdstukken met dertig Rik van Boeckels in de bundel BEWEEG ALS EEN STRATEEG van de kosmos tot aan de ochtendjazz – parijs, lissabon, berlijn alles vliegt aan je voorbij als lezer, de landen de steden, het heden het verleden, het firmament springt open in het NU als rik jouw reisleider is én rik is de onontkoombare reisleider – en deze bundel is dan ook de onontkoombare reisgids – een universum op zich – rik in optima forma: in hoofdstuk 1 en 2 – 14 en 10 gedichten en in hoofdstuk drie de 6 songteksten – waarvan twee in twee uitvoeringen op de CD. we bewegen mee op het ritme van zijn woorden over de vele poëtische wegen die we met deze reisleider samen verkennen. het is werkelijk één onontkoombare droomreis in een ritme van tijd en zwaartekracht, van eb en vloed, van droom en werkelijkheid.
.
ja hoe heet die stroming ook al weer waarin de dichter en zijn woorden op gaan in een wereld waarin alles tegelijkertijd samenvalt – de wereld en het universum voor onze ogen openbreekt is een betere beschrijving – het heeft een naam – ik noem het het rikvanboeckelisme. en dan ook nog zo dat de toekomst zichtbaar wordt en het verleden zichtbaar blijft.
wat wordt voortgezet zal weerbaar zijn
wat ophoudt zal de eb ingaan
wat geschreven wordt gaat aan de tijd voorbij
Ik wil nog twee facetten belichten. de reisgedichten In hoofdstuk twee. een selectie van de reisgedichten zoals ze ook op mijn site te lezen waren en ongetwijfeld in de toekomst weer te lezen zijn – rik verhaalt zo graag over zijn wereldreizen – in hoofdstuk twee onder de strakke regie van joz knoop weet joz , in een selectie van 10 gedichten, riks ongebreidelde reislust terug te brengen tot highlights – tot sprankelende spirituele hoogtepunten zoals je ze in reisgidsen niet snel zult aantreffen.
.
Nee waar ik het echt over wil hebben zijn de 14 licht weemoedige gedichten – standbeelden van verdraagzaamheid bijeengebracht in hoofdstuk een – naast alles wat hierboven aan uitbundigheid beschreven is begint de bundel in verstilling – bijna wil ik zeggen een rik van boeckel op zijn best -(maar dat is omdat ik zelf dichter ben) – en het is niet waar – omdat rik alles is – dichter, popdichter, musicus – het vele en niet in het ene te vangen is – in deze zo afwisselend ingerichte bundel.
de verstilling gaat over haar- en over hoe om te gaan met wat voorbij is gegaan. lees rik van boeckel om te weten hoe je met liefdespijn kan omgaan. over de ‘het verlaten maar nooit verlaten van wat was’ lessen in de liefde van leermeester rik van boeckel:
mijn zin bemint verleden tijd
een langzaam knipperend wonderlicht
dromen heeft zij aangeraakt
(…)
jij zei dat mijn ogen
een gedicht konden liplezen
het is prachtig wat dit ruigoordkind – (nouja beetje ruigoord, beetje simon, beetje aja, helemaal rik!), in deze bundel verenigt- een bundel die als de TGV leest op weg naar parijs en verder, naar de wereld en verder, op naar het universum, voorbij mars het verleden tegemoet, met de adem van vinkenoog en waalwijk in de rug richting toekomst, ja rik snelt voorbij aan elk universum – maar niet aan haar. mooi!
en de deejay zei nog zo….
en de deejay zei nog zo….
en de deejay zei nog zo….
Rik van Boeckel is zelf een knipperend wonderlicht. en ik herhaal een wonderlicht van internationale allure.
of onze benen trekken – in de taal van beumkes trekken onze benen. knarsetanden we in onze slaap en vertellen we dat erbij. jippie ai jee, jippie ai jo. het is weer feest op de maandag – beumkes schrijft! en ik moet u toch erop wijzen dat niets eeuwig is en dat we moeten genieten van het moment. van de maandag. van de maandag met de beum. mogelijk vindt u het minder bijzonder maar dan komt het inzicht te laat – dan is er wel een maandag maar de beum niet meer. hier op pomgedichten – deze ochtend voor u. geniet dit moment. its all she got. its all we’ve got.
.
Ben je mooier nog
.
Ben je mooier mooier nog dan tien vingers jonge eksters in je slaap het balkon mag open neem ze uit je hand een oog gaat teder loom weer dicht jij zegt in je slaap dat je zo knarsetandt.
.
Ben je mooier mooier nog dan het hoofd aan de muren van mijn rug ik hoor voel denk dat je loopt op zwart zand je been trekt wat zie je voor je?
.
Is het mooier als ik iets van je schouders optil zonder dat ik nee in ons bed is klamboe koning dit is de sponde waar alles wordt ontbonden dit is de sponde waar alles zich hervindt.
ELBERT GONGGRIJP – BIJ BENADERING MISSCHIEN DIT – Een nieuwe J.A. der Mouw is geboren – maar we zitten zonder god! om zo op de rand van het bestaan te kunnen schrijven – een kunstzinnig solipsisme dat we sinds Johan Andreas der Mouw niet meer hebben kunnen lezen
Laten we bij het begin beginnen – de bundel. ‘Die prachtige titel: ‘Bij benadering misschien dit’ – ik heb inmiddels het eerste hoofdstuk NABIJ gelezen – met dat werkelijk fenomenale gedicht “Dit dus” –
(…)
Misschien wil iets
blijven om naar te kijken, iets
blijvends, zoals jij nu
(…) je wilde, je luisterde
een heel lichaam lang.
het gedicht dat heel veel gedichten overbodig maakt – ik had zo gehoopt het te kunnen vinden – heb het in jouw bundel gevonden – maandag de recensie.’, schreef ik aan Elbert. Maar nee niks maandag – in een ruk heb ik de bundel verder uit gelezen tot het bittere einde, tot de laatste regel: “Hoe gelukkig maakt ongeluk nu het zich niet meer laat traceren –“
In deze bundel van Elbert Gonggrijp, en voor alle duidelijkheid zeg ik het maar meteen – alle vooroordelen kunnen de deur uit. Ook die van mij. Natuurdichter – niks natuurdichter – geen bloemetjes of beestjes – in deze bundel staat de mens centraal. En god is ver te zoeken. Een troostrijke god heeft de dichter al helemaal niet gevonden of tot zijn beschikking. Hij moet het helemaal alleen doen. In het eerste hoofdstuk is er nog even ‘een meid’ – heeft ie heel even meer dan de dichter der Mouw – maar na het eerste hoofdstuk zit ie ook zonder meid – Moeder is ook nog even aanwezig in hoofdstuk 2 TOENADERING geheten. Maar de toenadering is tot mislukken gedoemd in deze bundel – deze zoektocht – deze Alleingang: ‘een moeder die mij niet herkent, terwijl ze nog kan, terwijl ik het wil – ‘
De bundel telt 62 gedichten – 6 hoofdstukken met achtereenvolgens 13-13-7-23-5-1 gedichten. We hebben een nieuwe der Mouw maar in het jasje van Elbert Gonggrijp. En waarom ik op de achtergrond Stef Bos toch soms zacht hoor zingen als ik de gedichten van Elbert lees – ik hoop het antwoord vandaag nog te vinden.
De vergelijking met Der Mouw is natuurlijk niet per ongeluk gekozen. BIJ BENADERING MISSCHIEN DIT – deze bundel – deze zoektocht – deze alleingang is een prachtig voorbeeld van kunstzinnig solipsisme – dat er maar één enkel bewustzijn bestaat: dat van de dichter-waarnemer in zijn poëtisch weten. Het universum en de personen waarmee gecommuniceerd wordt, bestaan slechts in de geest van de dichter-waarnemer. Waar de dichter der Mouw zich begaf in zijn zoektocht van atman tot aan brahman – heen en weer geslingerd – tussen het onvolmaakte en het verlangen naar een volkomen al – begeeft Elbert Gonggrijp zich door de tijd heen. Elbert Gonggrijp behoedzaam wadend door een levenslang tekort – door ‘de lege gaten in de tijd’.
Wat achter hem ligt kan vergeten worden, desnoods herhaald – wat voor hem (ons) ligt is slechts een gissen, wel met ‘de gedachte dat elk begin bericht van een nieuw einde’. Het leven gezien als een voortdurende herhaling van gebeurtenissen – Zo komen we uit bij de opdracht in de bundel met de hand geschreven: ‘uiteindelijk vertaalt poëzie zich in stilte’. Hoe uiteindelijk het leven zich vertaalt in stilte – hoe alles samenvalt als het voorbij is, de woorden oplossen in een dodelijke stilte. En dan – in zekere zin troostrijk – dat dit alles weer ten dienste staat van een nieuw begin.
Deze dichter moet het alleen doen – met slechts één hoofdstukje liefdeslyriek. Hoofdstuk 1 – de eerste 13 gedichten. Maar dan houdt het op – is het over en voorbij. En daar staat hij. Het leven houdt hem op. Niemand om tegen aan te leunen. Niemand! Het is niet de wereld die door draait – het is de angst. In Hoofdstuk 2 TOENADERING in 13 gedichten komt de dichter heel dicht bij zijn poëzie. Krijg je als lezer de dichter als het ware er gratis bij. Maar ik schreef het al. Elke toenadering is hier tot mislukken gedoemd.
En bestond het eerste hoofdstuk NABIJ al uit wonderbaarlijk mooie poëzie de laatste drie hoofdstukken in deze bundel zijn van een – na hoofdstuk 2 – onverwachte aangename lichtheid, waarin de dichter met ingehouden explosiegevaar maar ook met die hem kenmerkende behoedzaamheid de regels van de poëzie het werk laat doen: het oponthoud (het leven) kleur geeft, de tijd stilt – geduldig wacht. Het is werkelijk adembenemend. Je moet als Elbert hebben geleefd om zo op de rand van het bestaan te kunnen schrijven – om zo vorm te kunnen geven aan een kunstzinnig solipsisme dat we sinds Johan Andreas Der Mouw niet meer hebben kunnen lezen. En nergens dondert hij zijn eigen gegraven graf in. Hoe de kunst hem op de been houdt in deze wonderbaarlijk uitgebalanceerde prachtbundel.
pom wolff
de bundel is te bestellen bij uitgeverij Silhouette Artistique
ALJA SPAAN – “tegen het vergeten en voor de behoedzaamheid”- de nieuwe bundel – elk gedicht is een met uiterste precisie gekozen schakel in een prachtige ketting van verbondenheid tussen twee mensen
Daar gaan we dan ALJA SPAAN – “tegen het vergeten en voor de behoedzaamheid”- de nieuwe bundel van Alja – 4 hoofdstukken met 15 – 15 – 22 en 17 gedichten in totaal 69 gedichten – en alle gedichten aan W opgedragen zoals haar vorige bundels ook aan W werden opgedragen. Wie W is god mag het weten. En ook deze bundel weer prachtig – en dan bedoel ik ook prachtig – door uitgeverij indeknipscheer uitgegeven – de bundel die uitnodigend met de zacht in de hand liggende kaft het tot een genot maakt om Alja op te pakken.
69 gedichten ga er maar voor zitten – meestal is dit de plaats in een recensie waarin ik voorzichtig opschrijf – ietsje minder had ook gekund – had er 40 gedaan of 32. Maar in deze recensie schrijf ik dat niet. 69 gedichten van Alja Spaan en geen één te veel – zoveel is zeker – dat schrijf ik op. Deze dichter gaat zo zorgvuldig met haar levenswerk om – materiaal zullen sommigen zeggen – dat je haar niet kunt betrappen op teveel. Wel op te weinig, op het vervolg moeten we als lezer dan maar wachten.
Zijn het eigenlijk wel gedichten? lezen we wel in een gedichtenbundel? of lezen we in wezen een korte roman, de tekst een beetje bijzonder over de 90 pagina’s van het boek verdeeld. Ja we lezen in een boek over de liefde. Dat is het. We lezen Spaan maar we lezen soms ook Kopland, beter gezegd het Koplands van Alja Spaan:
Het verdunnen van de waarheid is misschien een methode.
Het geluid van tinkelende doorzichtige blokjes is van korte duur (..)
Het misschien is dus een antwoord op zich.
Niet al te vaak natuurlijk maar toch zo af en toe en heel precies plaatst Alja Spaan een filosofische aantekening precies daar waar de poëtische situatie deze behoeft – waar ook de verloren liefde én het altijd weer en steeds opnieuw opdoemende zó existentiële verlangen van de ik persoon niet aan ontkomen.
Voor onze ogen voltrekt zich het verhaal waarin de ik persoon toch voor altijd verbonden is en blijft met haar geliefde – wat er ook allemaal heeft plaatsgevonden – en hoe zeer de hij persoon – in wezen – inmiddels tot haar verleden behoort. Verbondenheid met de geliefde – dat is het thema van dit liefdesverhaal. Elke regel in de bundel heeft de dichter in dienst gesteld, met uiterste precisie, om de verbinding tussen de geliefden in stand te houden. Geen enkele regel, geen enkel woord is teveel. Elk woord (elke regel – elk gedicht) is een precies gekozen schakel in een prachtige ketting van verbondenheid tussen twee mensen. En wij als lezer zijn getuige hoe de ketting na elk gedicht steeds mooier in het levenslicht kleur krijgt en blinkt.
Het verhaal opent met NIETS – we zien en horen Alja dit gedicht voorlezen op Youtube: zo begint het verhaal: “Er is dat niets.” begrijpt u wel DAT NIETS. Dat allesomvattende niets, dat overal aanwezige niets, dat niets dat door de hele bundel en door het hele verhaal heen kleur krijgt, geschiedenis kent, warmte geeft – gretig een woord van Alja Spaan – haar tot in alle staten van geluk en genot heeft gebracht – en natuurlijk in wezen niets meer is en niets meer kan zijn – DAT NIETS dat onontkoombare existentiële niets wordt in deze bundel tegen het vergeten behoedzaam aan de lezer meegegeven – uiteindelijk toch ook als een soort troost – dat er toch ook met niets te leven valt. Dat we het nemen zoals het is, het verlaten en het verlaten zijn, maar weten nooit verlaten te zijn – van wat was.
In de woorden van Alja:
dat er niets vergeefs is, dat er altijd gehoord wordt,
dat er opnieuw en steeds weer vergeven wordt, opkomt,
terugkeert, verwacht wordt, toegedekt wordt zodat het
slapen kan.
Het verhaal speelt zich af tussen het eerste gedicht ‘rechtop” met DAT NIETS en het laatste gedicht – gedicht 69 in de bundel ‘tot aan die bocht’ dat Alja in het koplands van Spaan afsluit:
Weten is tegelijkertijd het verlangen naar alles
en niets, het lampje in de donkere kamer, het
groen van de ruimte rondom, het blauwe water in je ogen
en daartussenin een vogel die vliegt.
En denk niet dat het de dichteres makkelijk afgaat lieve lezer of makkelijk afging – deze ultieme poging om dat existentiële niets in stand te houden – dat niet verloren mag gaan en in en door deze bundel niet verloren is gegaan. Zo lezen we aangrijpende woorden in het gedicht “onbekend” – aangrijpend als de hele bundel, aangrijpend als het hele verhaal “tegen het vergeten en voor de behoedzaamheid” in deze nieuwe bundel van Alja Spaan:
Niets erger dan te weten dat hij daar zou zitten,
(…)
Niets erger dan dat gemakkelijk praten over niets,
timo verbeek geeft ons antwoord op de vraag waar we allemaal wel het antwoord op willen weten – komt goed uit dat timo het antwoord weet. is ook te lezen in zijn nog uit te brengen bundel – het grote niets –
wie timo is – harderwijk is een woord – ik laat me niet in een hokje duwen – is een statement opgetekend uit zijn mond – en ik moet zeggen timo maakte een gelukkige indruk – en dat al op zo jeugdige leeftijd
KAREL WASCH – Het geluid van denken – De onontkoombare poëzie van Karel Wasch ligt wonderlijk zacht in de hand. Een recensie.
Je gelooft er niet in, maar soms gebeurt het én ook nog waar je bij staat. Een Wonder. De bundel “Het geluid van denken” van Karel Wasch, mooi en zachtaardig softcoverig uitgegeven door uitgeverij In De Knipscheer wil ik niet meer loslaten. Laat me niet meer los. Ik heb een wonder in mijn hand, denk ik terwijl ik tiep. Ik wil lezen – alleen maar lezen. En bladeren – 74 pagina’s, 11 hoofdstukken, 34 gedichten zachtromig neergelegd in deze bundel. Dit voelt zo goed!
En zo moet het ook – de woorden van Karel Wasch, de thema’s, de regels, zijn gedichten verdienen een voor een, deze prachtplaats. Dichter Wasch schrijft niet zomaar op wat in hem opkomt. Deze dichter heeft de geschreven woorden doorleefd, deze dichter beleeft de regels. En de woorden die we lezen mochten blijven. Het zijn eenvoudige woorden maar heel vaak zo alleszeggend.
En steeds maar weer als ik Karel Wasch lees moet ik denken aan de grote dichter Kouwenaar – aan zijn adagium ‘het zacht maken van stenen’ – dat was wat Kouwenaar trachtte – naar eigen zeggen. Waar Kouwenaar trachtte is het Karel Wasch gelukt: in zijn nieuwe bundel de stenen zacht. Als we de poëzie van Wasch recenseren spreken we over een zeldzaam hoog niveau poëzie. En ik overdrijf geen letter. Het is adembenemende poëzie met die wonderlijke zeggingskracht die alleen hele grote dichters achteloos weten te leggen in hun gedichten. Zo lezen we bijvoorbeeld in de slotregel van het gedicht ‘Dansen in de nacht’: ‘Vlak voor de abortus, die jouw schuld zou zijn, zoals alles.’
‘zoals alles’ – begrijpt u wel zoals alles – grote dichters weten met twee woorden meer dan een hele wereld op te roepen. ‘echt’ is ook zo een woordje, zo’n waschwoordje: ‘…dat ze eindelijk echt was en niet meer, wat ik van haar had gemaakt.’
Zo worden de stenen zacht gemaakt door Karel Wasch, soms tederzacht als hij over zijn moeder schrijft: “Ik heb zelden geprobeerd een gedicht over haar te maken. Niet tijdens haar leven, ook niet daarna. Wel is er een zeker echoënde zachtheid van toon in mijn werk,….”
Zo worden ook andere soms zware onderwerpen zacht gemaakt, zacht gepresenteerd aan de lezer, de tragische vriendschap – de jeugdvriend Erik kreeg een naam – ‘We dronken ons door een woud van leugens en wisten niet welke leugens en tot welke prijs.’ ‘…en God wat hebben we gehuild die dag zonder uitzicht, aan zee….’ . Karel Wasch schrijft over Leven, liefde en hoe het (ons) allemaal kan vergaan – allemaal en alles, tot voorbij de dood, ook over dode dichters, over de stad, over wildernis en over het jonge jongetje Wasch – en dan toch nog in drie regels nog heel even moeder:
Hoe alles waarvoor ze
me waarschuwde,
is uitgekomen.
we lezen het allemaal in 34 onontkoombare gedichten – en we lezen als het ware over ons zelf. Als je Karel Wasch leest krijg je zin om poëzie te schrijven – Karel Wasch inspireert. Zin om je eigen stenen zacht te maken en zin om poëzie aan te raken. De onontkoombare poëzie van Karel Wasch ligt wonderlijk zacht in de hand.