DITMAR BAKKER: Pom, liefste, Je ziet soms door de bomen het bos niet meer en door de leugens van La Heij amper de bühne nog…

waar is La Heij als je haar nodig hebt ?

Want het woord van het kruis is voor hen die verloren gaan wel dwaasheid, maar voor ons die behouden worden, is het een kracht van God. (I Korinthiërs 18)

DI SE STESSO

Sciolto e legato, accompagnato e solo,
gridando, cheto, il fiero stuol confondo:
folle all’occhio mortal del basso mondo,
saggio al Senno divin dell’alto polo. 
Con vanni in terra oppressi al ciel men volo,
in mesta carne d’animo giocondo;
e, se talor m’abbassa il grave pondo,
l’ale pur m’alzan sopra il duro suolo.
La dubbia guerra fa le virtù cónte.
Breve è verso l’eterno ogn’altro tempo,
e nulla è più leggier ch’un grato peso.
Porto dell’amor mio l’imago in fronte,
sicuro d’arrivar lieto, per tempo,
ove io senza parlar sia sempre inteso.

Pom, liefste,

Je ziet soms door de bomen het bos niet meer en door de leugens van La Heij amper de bühne nog—tweetrapsmetaforiek, mijn oog:

***
Geketend zonder beperking, eenzaam vergezeld,
stil schreeuwend, verwonderde ik de trotse menigte:
stom sterveling oog van de lagere wereld,
goddelijke geesten over het poolijs.

Hemelwaarts zwaaide ik mezelf, de aardgebonden,
in een gepijnigd lichaam en toch een gelukkige geest;
soms duwt het zwaargewicht me ook naar beneden,
Swing tilt me over harde grond. [G.T., of: T.F.]

***
Bevrijd en geketend, begeleid en alleen,
schreeuwend, stil, ik verwar de felle menigte:
boos op het sterfelijke oog van de nederige wereld,
wijs voor het goddelijke intellect van de hemelpool.

Met vleugels geknipt op aarde vlieg ik naar de hemel
in verdrietig vlees maar van blijde ziel;
en, als soms het zware gewicht me naar beneden trekt,
mijn vleugels tillen me echter boven de harde grond. [G.T., of: S.R.]
***
en gebonden, samen en alleen
il fiero stuol (de trotse heren) confondo: misleid ik
dwaas in het sterfelijke oog van de lage wereld
wijs voor het goddelijk Intellect
Met aan de aarde gebonden vleugels vlieg ik ter
hemel, in armzalig vlees met blij gemoed
se… pur = terwijl… toch (tegenstelling tussen
m’abbassa (teneerdrukt) en m’alzan (opheft) [D.T.]

(G.T.= Google Translate. D.T.= Doctor Twee. S.R.= Sherry Roush. T.F.= Thomas Flasch.

Momenten van zekerheid zijn er bijna niet, van helderheid zelden en dankbaarheid regelmatig—bijvoorbeeld wanneer je een bundel Duitstalige vertalingen van Campanella in handen gedrukt krijgt als tegenhanger van die nadrukkelijk bewierookte Roush en de haast vergeten Symonds.

Dan heeft men plotseling de—waarschijnlijk—gebroeders Flasch in handen, van wie beider Campanella’s naamgenoot (Thomas) de gedichten overzette, zodat hij geen in iambisch pentametrisch Duitsch gevat, maar een soort syllabisch vers-op-heffingen, dat zich in veertienregelige werkjes van tien-tot-elf lettergrepen per vers hult, presenteert. Broer(?) Kurt schrijft er een mooie inleiding bij en bovendien een verantwoording bij elke vertaling—een schatkist voor de navorser, met zelfs twee extra vertalingen van “Anima Immortale”—in het Duitsch, eilaasch, waar is La Heij als je haar nodig hebt—van ene ‘Herder’ en ene ‘Gothein’ (Hela Heij! U bent van node!) als kers op de taart.

Ik ben stout geweest en heb hun Duitse tekst (van “Di Se Stesso”, niet de Ziel) door Google Translate gegooid en hierboven neergezet—twee wat Nida ‘formeel-equivalente’ vertalingen van vertalingen zou noemen, wellicht. Het tekent in het sextet:

Onzekere oorlogstests deugd.
Altijd verdwijnt in het eeuwige, en
niets draagt gemakkelijker dan de verlangde lading.

Mijn liefdesfoto schittert op mijn voorhoofd,
toch zal de tijd mij gelukkiger maken,
waar ik altijd woordeloos begrepen word. [G.T., of: T.F.]

De Brüder halen Campanellakenner Firpo erbij wanneer ze het werk dateren op januari 1600, daarbij de kanttekening makend dat elke datering nattevingerwerk (“hypothetisch”) is want alleen gebaseerd op critici die het over stilistische of inhoudelijke aspecten hebben. Je zuster op een houtvlot, zou ik zeggen—of, wellicht, dat elke datering in de grond onmogelijk is gezien de latere schikking door de eerste Sceltibezorger, die de toch al magere informatievoorziening door een eventueel door Campanella geschikte volgorde in de war gooit.

Zowel de Brüder (dit is heuse lol) als Roush benadrukken Campanella’s gang-naar-gekte, al of niet gesimuleerd, die begint met het in de fik steken van zijn matras en in elk geval een periode van marteling beslaat. Het sonnet gaat over zijn kerkering en marteling. In onderstaand wijst het woord ‘trots’ niet alleen naar de menselijke hubris; in het ‘piqûerende heerschap’ ziet men de knuppelwacht; het tautologisch aards kortwieken wordt hersteld; de muze jaagt ons de Parnassus op—het is van de Liefde, Pom, pure Liefde: Symonds geeft in zijn aantekeningen van dit sonnet weg dat de regel hem enigmatisch voorkomt en anderen vertalen haar met een portretje in haar gelederen—pure kolder. Het is de beul, Pom. De wácht, die hem (zelfs letterlijk) piqûeert, meetroont naar buiten, naar beneden, naar de Kamer, waar een geestelijke twist hem wacht, terwijl hem argumenten aangevoerd worden in de vorm van gewichtige stenen (“More weight.”) en het gebruik van werktuigen anderszins. En zelfs dan ‘voert gezichtsveld Liefdes portret’: het is de beul, de beul die hem aankijkt (“Beken!”) en aanspoort en het is dan dat Campanella, gemarteld en wel, zich verzekerd weet in God, die alles schiep, de horloges en de tientjes en de beul…en dat hij de laatste liefheeft. Vergeef, Rechters, dit doornenkluwen in amfibrachen.

ZO ZIJ HIJ
Lichtvaardig gevat, saamgevangen alleen;
ik schreeuw—wees toch stil, trots zo’n heerschap piqûeert, 
gemorteld in ’t oog ’s werelds manie, en zweer ’t 
meer hemels verstand dan ‘k weet wijs erdoorheen.

Gekortwiekt vlieg ik toch ter heilige meen,
wijl ’t afgemat vlees laat de ziel ongedeerd,
getrokken terneer dan terneder gekeerd,
gevleugeld mijzelf boven mortel en steen.

Dees twist—dubieus, doet de deugd wáárlijk tellen
zo kort één moment naast een eeuwige tijd;
niets weegt vederlichter dan welkom gewicht.

’t Gezichtsveld voert liefdes portret, vaart voorts wel en
verzekerd van zegening, aankomst op tijd
waar tot mij een woordloos begrip zich steeds richt.
[D.B.]

-X-

D.

Share This:

Gepubliceerd door Pom Wolff

Hoi, welkom op mijn site pomgedichten. De site is in langzame opbouw net als de dichter. Ik ben geboren in Amsterdam, ik leef daar en wil daar ook wel doodgaan. Ik studeerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam, Rechten aan de Vrije Universiteit en werk als juridisch adviseur in de hoofdstad. Jan Arends is mijn favoriete dichter dan Kopland dan Menno Wigman. Paul van Ostaijen mijn dandyman. In slammersland geniet ik van Roop, Karlijn Groet, Peter M van der Linden - ACG natuurlijk, Ditmar Bakker, Jürgen Smit en Daan Doesborgh. En wat moet ik zeggen nog van Robin Block ( “hee ouwe wolf”) de wildemannen, lucky fonz III - Sander Koolwijk of Tom Zinger: "er is hier zeker 80 centimeter plant waar jij geen weet van hebt...." - mijn windroosmaatjes. Mijn optredens bezorgden mij eretitels: landelijk slamfinalist 2003, 2004, 2005 en brons in Tivoli in 2006, 2007 en 2010, 2011, 2012 en ook weer in 2013. - Dichter van het jaar in Delft 2005, voorts slamjaarwinnaar 2005 van de poëzieslag in Festina Len-te te Amsterdam, winnaar van Slamersfoort 2006. Jaarfinale Zeist 2007 en de BRUNA poézieprijs 2007 in mijn zak. Ik ben de hoogste nieuwe binnenkomer op de jaar-lijkse top-200 lijst van bekendste dichters Rottend Staal – Epibreren 2005. In 2008 kreeg Pom Wolff De Gouden Slamburger uitgereikt vanuit de Universiteit Utrecht – afdeling letteren en won hij het 2e Drentse open dichtfestival. op 19 april 2009 verscheen de bundel 'die ziekte van guigelton' - winnaar jaarfinale slamersfoort 2009. in 2010 won hij de dicht-slam-rap van boxtel en de dobbelslam van entiteit blauw te utrecht. in 2012 de grote prijs van Grimbergen én DE REBELPRIJS voor de poëzie van de REBELLENKLUP. Tot zover enig geronk. In 2014 presenteerde uitgeverij Douane op 22/11 in Café Eijlders de pracht bundel: 'een vrouw schrijft een jongen'. Sven Ariaans schreef in zijn juryjrapport Festina Lente Amsterdam: “Het is iemand die je zenuwen blootlegt om vervolgens op vaderlijke toon te zeggen dat die pijn jouw pijn moet zijn en dat er geen zalf bestaat. Elke cognitieve dissonantie die je voor jezelf op prettig hypocriete wijze had opgeheven, wordt je ingewreven, of zoals medejurylid Simon Vinkenoog het kernachtig zei: "hij verschaft illusieloos inzicht in de werkelijkheid". Ik voel me in deze omschrijving wel thuis.) 'je bent erg mens' van pom wolff verscheen in de befaamde Windroosserie in september 2005 en was in een mum van tijd uitverkocht. Nieuw werk - 'toen je stilte stuurde' verscheen op 18 november 2006 wederom bij Uitgeverij Holland te Haarlem. ook deze bundel was meteen uitverkocht. erik jan Harmens interviewde pom wolff over deze bundel in de avonden van villa VPRO.

Laat een reactie achter