
Black ball
Pom kom ik meestal tegen op het verjaardagsfeestje van Vera. Of vroeger op
poetryslams, waar ik halverwege koos voor de bar. Die zweeg tenminste. Het was een periode, laat ik het zo zeggen. Nu vroeg hij of ik iets wilde insturen. Oud werk mocht ook. Oud werk. Dat is alsof je iemand vraagt naar zijn schoonste litteken.
Ik had niks klaar. Of af. Zoals zo vaak. Alleen een mobiele kladblok vol losse flodders en één zin die dacht dat hij een gedicht was. Een zin over hoe de liefde soms op een maandag verdwijnt met je laatste koffie zonder suiker. En een half gedicht waarin ik een bankje in Wellen de schuld geef van alles wat fout is gegaan. Maar niks wat af was. Laat staan clean.
En toch zei ik ja. Zoals je ja zegt tegen een glas dat je eigenlijk niet wou. Omdat je het al in je hand hebt.
Ik heb niet de neiging mezelf uit te leggen, maar het zit zo: ik heb een dochter die ik al jaren niet meer heb gezien. Ze is inmiddels 12. En sindsdien is de wereld niet meer wat ze was. Op de manier zoals wanneer je een deur uit een kamer sloopt.
Soms denk ik echt niet aan haar. Ik werk, ik vloek, ik schrijf misschien iets. En dan ineens, boem, hangt ze in een geur. In de stem van een meisje op straat. In een tekening die mijn hond kapot heeft gekauwd, alsof hij wist dat het belangrijk was. Hij heet niet voor niets Chewie.
Ik zit te kijken naar snooker op de BBC. Ronnie O’Sullivan heeft een nieuwe keu, maar zegt: “Het ligt niet aan de keu, het ligt aan mij.” En ik geloof hem meteen.
En dan ben ik nergens. Niet op een mooie, poëtische manier. Gewoon nergens. Hongerig. Dronken. Uitgezet. Alsof het leven zegt: nu even niet, dwaas.
Herinneringen zijn gewoon een fucking bitch. Ze laten je klaarkomen op de raarste momenten. Genot dat stiekem spijt blijkt te zijn. En terwijl jij daar nog ligt te trillen, heeft zij zich al afgeveegd met de hoek van je verleden, zegt: “Ik heb meer te doen.” En vertrekt. Zonder jas.
Je stuurt iets in, of je laat het. Simpel.
En Ronnie stoot. Niet om te raken, maar om te blijven spelen.
Dit is mijn stoot. Mijn mist. Mijn litteken. Mijn tafel. Bijna clean.
Martin Berghoef