Twee tandenborstels, één tweehonderd excuses door een telefoon God in de Hemel laat ons slapen.
Dear Pom
Er valt veel te zeggen over dit gedicht. De een zegt dat het een oud gedicht is. De ander zegt dat ik het al twintig keer heb ingestuurd. Beide beweringen zijn waar, maar ik bied het je toch nog een keer aan. Gewoon om iedereen te treiteren, ik voel me vandaag vijandig.
Liefs
Karin
Afscheidsritueel
Twee tandenborstels één twee messen, ook voor twee twee abrikozen, drie twee kussen, nu zo koud.
Drie geheimen, vier vier boeken, vijf gedeeld vijftien tranen, honderd gedachten.
Negen bijbels, tien kaarsen twintig lessen, dertig gebaren wij hebben tweeduizend jaar geleefd.
Twee tandenborstels, één tweehonderd excuses door een telefoon God in de Hemel laat ons slapen.
Ik mis haar. Haar geur. De bitterzoete smaak toen ik haar onverhoeds in d’r oksel likte en de ontwapenende lach die daarop volgde. “Niet doen,” giechelde ze. Maar ze meende er geen kloot van. Ik wist het zeker.
Eva is het soort vrouw dat overal gelikt wil worden. Als een wolvin bewoog ze. Soms bijna grommend en schijnbaar hoekig. Soms behoedzaam. Uitdagend bijna. Grimmig misschien zelfs af en toe. Maar steeds rond als de schoonheid zelve. En zo oneindig lief. Verlangen is een vreemd beest. “Sorry,” stamelde ik onbeholpen. Beneveld door haar godinnengeur wist ik niets anders dan zoiets triviaals uit te brengen. Sorry. Wat een druiloor. Cupido. Stupido. Zo onzinnig. Ik moet huilen.
Iets wat zo echt voelt kan haast niet onwaar zijn. Het mag niet. De kleuren zijn nieuw. Alles is nieuw. Alles ist wieder offen. Ze is een beestachtig liefdeswezen dat is geschapen om te stralen als de zon. Om mij met haar liefde bij te lichten zodat ik haar contouren voor altijd kan ontwaren in de diepste krochten van oneindige duisternis. Ik zie haar. Opnieuw. En opnieuw. Steeds opnieuw zie ik haar. In alle bochten en kronkels in mijn hoofd duikt ze op.
Ik wil vluchten in de donkerste spelonk van mijn bestaan. Maar ook daar schijnt de zon. Ik ben ontheemd. Hoe moet je zoiets zeggen in het Frans? Je suis désolé?
Dag Pom, Ik kies voor Ien Verrips. Mooi gedicht dat dicht bij het schilderproces komt, de Japanse prent noemt, een van mijn favoriete kunst uitingen, en het gearriveerd zijn, waarnaar ik nog op zoek ben.
pffff, net op tijd. Het is soms moeilijk een moment te vinden en de juiste ‘mood’ maar het is deze keer eindelijk weer gelukt Binnen de tijd. Zie uit naar de anderen en wens je alvast veel gezelligheid in de komende tijd.
< –> in dit bijeen gespatte land waar met kronkelige streek de gestreepte takken van een stam voorzien ik kijk neer op een vallei met in de verte lijnen van heuvels die zich zachtjes tonen ik droom mij in een japanse prent vlekken vegen de lucht blauw knalt mij tegemoet met klanken en ik weet ik ben gearriveerd
IV dec 21
Ien Verrips
–> Ien en de japanse prent waarbij ze zich blijkbaar thuis voelt. met vegen en strepen – stars and stripes. hoe dan ook – soms zijn er regels zo mooi dat ze adembenemend werken – en dat is hier bij Ien het geval – die laatste regel van het gedicht – die van een zeldzame schoonheid is: “en ik weet ik ben gearriveerd” – prachtig. die prachtig beschreven state of mind, dat prachtig weten – alsof er iets van overgave is.
Gemengde techniek, aquarel, inkt, pastelkrijt – Catharina Mastenbroek
tsja ga er maar aanstaan – webmaster dacht met het uitroepen van het gedicht van de week – voor een makkelijke opgave te staan. maar zo is het niet. het ene gedicht mooier, indringender, meeslepender dan het andere. de lofuitingen zijn onder de gedichten geschreven. moet je dan nog daarbovenuit een extra lofuiting uitbrengen. dat is de vraag. ik doe het deze week eenmalig niet. ik vraag de kunstenaar catharina mastenbroek welk gedicht haar voorkeur heeft. – nog even wachten dus voor de uitslag. dat is dan wel het voordeel van het gedicht van de week – we hebben nog een week de tijd – uiterlijk natuurlijk.
RIK VAN BOECKEL:stille schildering van universele dagen
ANDREA VAN HERK: een poging verder te leven te midden van alles en niets
ANKE LABRIE: de lucht is gemaakt om erin te verdwalen
FRANS TERKEN: je zoekt een bos vol lijfsbehoud
IEN VERRIPS: en ik weet ik ben gearriveerd
wie schrijft deze week het gedicht van de week op pomgedichten punt nl – en u wordt bijgezet – in de eregalerij van gedichten van de week van pomgedichten punt nl – zie rechtsboven op de pagina!!! – een eer voor het leven.
het thema – de aanwijzing luidt: schrijf een meeslepend gedicht bij het hierboven afgedrukte prachtwerk (gemengde techniek) van Catharina Mastenbroek. u kent de regels: gedichten niet te lang svp tenzij noodzaak – 20 regels is genoeg – insturen – voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.
op jezelf
alsof we samen even schuilden op een plaats waar niemand komt waar niemand meer een naam heeft
waar alles stil ligt, alles lege tuin is met lege bomen, met lege bladeren lege bloemen
en dan is er het loskomen van de grond alleen is de weg zo lang die je van binnen uit holt
pom wolff
Pom, hier mijn poëzie bij het schilderij van CatharinaMastenbroek. Groeten, Rik
Stille schildering
Het licht tussen de takken zoekt de schaduw van het bos schuift op naar ‘t schimmenrijk witte schemering deint naar de horizon
bladeren wachten op een nieuwe lente achter elke einder heerst de toekomst wolken herbergen blauwe lucht in stille schildering van universele dagen.
Rik van Boeckel 18 december 2021
<–> ha heerlijke poëzie in donkere dagen. Rik weet de dagen van licht lucht tijd en reden te voorzien – dat we weten waarom we leven. en waarheen! de stille schildering universeel met iets van een nieuwe lente ingekleurd – een hoopvol verwachtingsvol gedicht. prachtig – heerlijk.
ZO’N DAG
Bomen verleggen vogels en grenzen aan de wei we staan, kijken, een poging verder te leven te midden van alles en niets hier, daar, steeds een stukje dichterbij
In de verte klinkt de sneeuw op de daken moeder aarde we kijken elkaar aan laten het praten
Jij bent ik en ik ben jij
Andrea van Herk
< –> wat fijn dat Andrea de weg naar ‘de pom’ weet te vinden – de titel helemaal in stijl – de zondag gestyled en tot een bijzondere dag gemaakt. u weet wel zo een dag die we allemaal wel een keer of als we geluk hebben heel vaak meemaken – wellicht mogen meemaken – de relatie in de week gelegd! en hoe. plaats, afstand, van heel veel tot heel weinig vorm gegeven – is het alles is het niets – en dan is er ‘het praten laten’ – en dan is er die complete stilte – in stilte uiteindelijk is er toch nog het opgaan in elkaar. tot het op is.
het is er te donker beneden daar waar je verdwaalt
maar tussen de takken daarboven komt er altijd wat blauw
zolang je maar wacht totdat de wind ze zachtjes beweegt
de lucht is gemaakt om erin te verdwalen zij brengt je wel thuis
< –> prachtige regel: ‘de lucht is gemaakt om er in te verdwalen…’ – ook Anke schrijft hoopvolle woorden voor donkere dagen, voor een donkere zondag, voor donkere luchten, wellicht TE donkere – hoe de grond soms als een donkere afgrond bestaat voor wie zich van plaats naar plaats begeeft. verdwaalt. en zie daar het hoopvolle blauw – om thuis te komen – om te dromen – het sombere aardse verdwalen met hemels blauw voorzien. een schilderij in woorden legt Anke naast het getoonde beeld.
Goedemorgen Pom,
nog een bijdrage voor het gedicht van de week, bij het werk van Catharina Mastenbroek. Warme groet, Frans
Stiltegebied 3
Hoe ver het ook lopen is je klimt hoopvol uit het dal gaat in dit afgelegen gebied naar waar het groeien heerst
ook op deze beschutte plek waart luidruchtig de stilte een klinkende noot tussen bomen die zo onbeweeglijk lijken
ze kraken brutaal hun takken ruisen tot in het laatste blad trakteren je op de zang van vogels die zich voor je ogen verstoppen
je zoekt een bos vol lijfsbehoud de rust van een niemandsland voor het oorverdovende in je hoofd komt er bedrogen uit
–> prachtige regels – de zoektocht naar ‘een bos vol lijfsbehoud’ of die over ‘de beschutte plek waar de stilte luidruchtig rondwaart’. de woorden van het gedicht zijn als het ware aan de kapstok van de twee gememoreerde prachtregels opgehangen. uitgebalanceerd en evenwichtig – het gedicht buigt nergens door. mysterieuze afloop in de laatste strofe beschreven. de mens kan vinden wat ie wil maar of ie het ooit vinden zal – daar plaatst de dichter vraagtekens bij.
De harde eenvoud van een X. Deze week schreef ik je mijn afscheidsbrief. “Verdomme!” schreef ik “Hoe durf je ons kankerclubje te verlaten, nu zit ik dadelijk alleen met die “puddinglul” zoals jij hem al van kinds af aan noemt opgescheept en…hij met mij, misschien nog wel erger.” ik schreef meer, bedankte je voor je vriendschap van al 50 jaar en steun de laatste tijd en dat je niet van me af zult zijn en ook niet van die “puddinglul”, want je zit in ons hart en mocht je gaan overwint onze vriendschap de dood. Eigenlijk hadden we tussen kerst en oud en nieuw ons jaarlijkse rondje Schiedam gaan doen, wandelen door de buurt. Vlaardingerdijk, Aleidastraat, de oude Roomskatholieke begraafplaats waar we vroeger door het hek klommen om beukenootjes te rapen om dan uiteindelijk te eindigen bij het jenevermuseum voor een drankje/borrel om ongetwijfeld de herinnering aan de ratten voor de film Nosferatu naar boven te halen die in de lange haven rondliepen en waar we op afstand naar keken als kleine kinderen. Vorig jaar gingen we niet vanwege mijn kuren en dit jaar komt jouw op handen zijnde afscheid ineens hard om de hoek kijken. Je hebt de brief gelezen, ik stuurde hem ook digitaal voor als de tijd te snel zou gaan en je antwoorde met een X. Jouw kennende verwachten we dat je dit overwogen doet. Er is geen juiste tijd om iedereen die van je houdt te verlaten. je wil dit niet met kerst of op oudejaarsavond. Godverdomme ik ga je missen. Nooit kwam een simpele enkele X zo hard binnen.
‘Hoe borgen we de kennis als ‘die ene medewerker, die alles weet onder de tram loopt’? Wat een vraag! Niet wéér met één of ander flutsysteempje, mag ik hopen?! Wat wel de oplossing is, zijn androïden. Dat zijn robots die menselijke trekken vertonen. Als je iets wil weten, dan werkt het net als bij Siri. Je stelt gewoon de vraag en krijgt in menselijke maat uitleg over wat je wil weten. En ze herinneren zich alles. Door kunstmatige intelligentie, kunnen ze al deze kennis ook in context plaatsen. En het grote voordeel is, dat ze na een jaar niet gaan jobhoppen en hun op dat moment nog beperkte kennis meenemen en een leegte achterlaten die weer door de volgende passant wordt ingenomen. Een androïde kan makkelijk vijftig jaar in functie blijven. En het mooie is, dat ze in principe voor een jaarsalaris van een schaaltje dertien al te koop zijn. Dat bespaart aardig op personeelskosten. En ik hoor sommigen nu lachen, maar dit meen ik! Jullie vragen een oplossing. Dit is de oplossing. Je kunt er voor kiezen te blijven hangen in je op Lotus 123 gebaseerde, statische database systemen met alle kwetsbare koppelingen en blijven zwammen en dromen over ‘Big Data’, ‘blockchain’ en ‘Internet of Things’. Maar dat is achterhaald. Stop er mee en maak nu de stap naar de toekomst. Als je dit tenminste echt wil.’
Daarmee eindigde ik mijn korte interventie. Er viel een stilte in de vergadering. Hakkelend werd nog geprobeerd om toch nog even te praten over een systeem om kennis in vast te leggen. Ik hield mijn mond maar. Voor mezelf was het al lang zonneklaar. Van de twintig deelnemers aan deze teams vergadering was zeker tachtig procent rijp voor de zachte droomwereld. Alles mooier en beter en vooral leuker. En niet te ontwrichtend. Sentimenteel hopend op een soort menselijke wereld waar wel alles goed gaat. Achterhaald gewauwel. Later die avond herhaalde ik mijn betoog tegen een wetenschapper en gaf aan, dat ik mijn huidige werkzaamheden op niet al te lange termijn zou willen laten doen door een mailbot, een chatbot en een androïde. Dat zou moeten kunnen. Wat voor mij dan over zou schieten, zou het bewaken van de morele en ethische principes van mijn digitale onderdanen. De ethicus is de manager van de toekomst. Dat klonk al te hoopvol.
Vanochtend onder de douche dacht ik er aan, hoe ik al die (onbekende) mensen om me heen niet uit kan staan. Al die neo-utopische peuterbreinen, die zich de toekomst wel zullen laten overkomen. Die zich dag in dag uit in hun auto’s naar kantoren, bouwplaatsen of fabrieken rijden. Als vals gemotiveerde of afgedraaide werkmieren hun rol als radertje in een ziek systeem vervullen, dat onder de streep enkel gericht is op lineaire ‘economische groei’.
Afgelopen weekend keek ik met mijn zoontje van twaalf ‘The Matrix’ weer eens. Hij snapte er niets van. Wat mij vooral bijbleef, was de opmerking van Agent Smith, dat de mens het best vergelijkbaar is met een virus, een woeker. Die opgebruikt, vermenigvuldigt en koloniseert, zonder enig ander doel dan het stillen van een hersenloze vraatzucht. Er is geen enkel bewijs hiertegen aan te voeren, tenzij (valse) intentie tegenwoordig ook geldt als rechtvaardiging. Ik denk werkelijk, dat we een groot deel van de mensen, die nu ‘werken’ beter zouden kunnen vervangen door androïden. Ik denk ook, dat veel van deze mensen zich veel beter zouden thuis voelen in een virtuele wereld, waar ze het aan niets ontbreekt. Ik denk zelfs, dat er nu al velen zouden zijn, die er voor zouden kiezen, als ze nu vandaag de keuze zouden krijgen. Kijk zelf maar op uw telefoon. Oh wacht, dat doet u al.
Het viel me in, dat niet God, maar de Duivel de mens naar zijn evenbeeld geschapen moet hebben. En dan te denken, dat we dachten, dat zijn slimste truc was, de mens te doen geloven dat hij niet bestond. En daar bungel ik dan. Ergens aan een verkoolde wortel onderin de hel van mijn geest. Ik zal niet rusten tot ik de androïden binnengeloodst heb. Als mijn zendingswerk gedaan is loop ik de zee in en kijk niet meer om.
ik las een paar mooie gedichten van je hand – een over je moeder niks bijzonders natuurlijk ieder mens heeft een moeder iedere dichter wel twee een echte en een voor wie geschreven is
maar toch door het geschrevene heen voelde ik iets wezenlijks niet dat ik dichter bij je moeder kwam bij hoe ze was belangeloos gul en mild
zoals moeders zijn ik kwam heel dicht bij jou bij iemand die een moeder mist en nu dus alles mist van de vrouw die van het leven wist en nooit over haar moeder sprak
Nergens is er zo veel vrede als in dit huis. De poes ligt bijna in de centrale verwarming, twee saucijzenbroodjes liggen warm te worden in de oven. Nergens is er zo veel vrede als in dit huis. Laten we de vrede koesteren in dit gedicht.
Liefs
Karin
Oorlogsslachtoffer
Weer schrijf ik over je gebarsten buik en de baby die niet werd geboren je kwam in vuurzeeën terecht, je huis brandde tot op de laatste sponning af.
Had je maar geluisterd naar dwingende gedachten die nacht luisterde je naar niets God kon niet op je wachten en veranderde je lot.
Je lag daar bleek, er kwam een stok tussen je tanden je been werd afgezet,
Je wilt er niet meer over spreken oorlogsbeelden – je verloor je kind je verloor je been, maar je ziel ging niet kapot, die droomde over wilde bloemen en hoe het vrede wordt.
Ik hou van Katwijk. Niet omdat Katwijk eigenlijk Kattuk heet maar omdat het pal aan de kust ligt: Kattuk Aan Zee. Strand. Zand. Zee. Soms zeehonden zelfs. Maar die zie je er eigenlijk maar zelden en dus ook vanochtend vroeg valt er op dat vlak weinig leven te bespeuren. Een spoor van door paardenhoeven omgeploegd zand verraadt echter wel die eenzame ruiter die hier bij eb in alle stilte voorbij is komen razen. Niemand heeft hem gehoord of gezien en het wassende water zal het bewijs van zijn wilde ochtendrit weldra volledig wissen. Zodat vandaag gewoon vandaag zal zijn. ´s Zomers, met beide poten stevig in het warme rulle zand, voel ik hier de aarde altijd zachtjes trillen wanneer Poseidon ergens ver weg aan de Bretonse kust z´n drietand tegen de rotsen rost. Kedang! Zelfs hier in Kattuk kun je dat dan voelen.
Maar daar is het nu te fris voor. Voor blote voeten. M´n schoenen zijn doorweekt en m´n enkels koud en stijf als hagel ijs. Toch ga ik het doen. Daar aan de voet van de duinen bij het prikkeldraad ga ik straks even liggen. Op m´n rug. Want ik wil de wolken in het blauw voorbij zien waaien totdat m´n oogleden zwaar worden. Blootsvoets ook, want ik moet het zand tussen de tenen kunnen voelen. Zodra alles overal danst en draait dartelt Pegasus, hoog in de lucht, woest briesend aan de wereld voorbij. Maar of ´ie ook echt boos is of gewoon verdrietig, dat wolkenbeest daarboven, dat weet niemand. Als ik die wolk zou zijn zou ik het wel weten en de verleiding niet kunnen weerstaan. Zwanger van verdriet zou ik die treurnis daar beneden van top tot teen onderzeiken. Het hele sneue zooitje. Met de ogen toe hoor ik Poseidon ondertussen luidruchtig rondbanjeren in de bruisende branding. Gierend van plezier port hij her en der z´n drietand in het drijfnatte zand. De vloedlijn klotst en schuurt terwijl de aarde onder mij hartstochtelijk begint te schuddebuiken. Het kietelt! En miezeren doet het inmiddels ook. Kortom, hoog tijd voor een vers gebakken visje. Ook al is het daar nog veel te vroeg voor.