Ik loop door de vuile regen in mijn schoenen met gaten mijn sokken zijn nat, waterkoud
Hoi Pom,
Het is een hele tijd geleden dat ik deze tekst bij Schrijfgroep de Klus schreef. Vriend Loek Razoux Schultz ( die ook niet meer onder ons is )heeft het op muziek gezet en opgenomen in zijn lied-repertoir, groet, Merik
Waterkoud
De bomen hebben hun bladeren verloren. De wind waait door mijn jas, het is waterkoud.
Ik loop door de vuile regen in mijn schoenen met gaten mijn sokken zijn nat, waterkoud
langs de Rode Lantaarn van de dag van het feest, de dag van de dans, waterkoud.
Ze ging mee met die ander. Ze liepen weg in de nacht. Ik zoek mezelf. Het is waterkoud.
Op de bodem van de grachten, achter het prikbord van de lucht in het middelpunt der aarde waterkoud.
Ik vind je niet in het wuivend riet. Ik vind je niet onder de kastanjes. Ik vind je zelfs niet in de dakgoot. Ik zie je niet achter het fornuis en het is waterkoud.
Ik blijf lopen, lopen, lopen in de regen, in de nacht langs de grachten, in de stegen. Ik wil je en het is waterkoud
voorzichtig komt hij aangeslopen duwt zacht tegen de zomer aan
voorzichtig komt hij aangeslopen duwt zacht tegen de zomer aan die plaats moet maken bijna ongemerkt dit jaar
lager zakt de zon die steeds milder warmte geeft in weidsheid kleurt de hemel oranje rood en wit tot later slierten mist zich nestelen in sloten over land de bomen kaal
mottig grijs de lucht en dan de wind die van zich horen laat wolken blaast die regen brengen hagel soms onrustig onweer een druipend halo rond de maan het oude nieuwe jaar als halloween gevierd
ik kocht twee waterpistolen
om mijn oude liefde te vermoorden
Dear Pom
Ik ben in een chagrijnige bui en weet bij god niet wat ik vandaag zal insturen. Het licht in de kamer is donker, de poezen zijn in winterslaap, het half verpieterde gras wacht tot de permafrost hier ook zal smelten. He getverderrie, wat ben ik somber. Vooruut man, de klompen an en de zuidwester op. Beumkes gaat naar zee, bereid het voor.
Liefs Karin
Schreeuw
Oh malle mussen op het dak jullie vielen vast voor mij of wilden die zinderende snavels mij iets zeggen ren deze zomer uit zo hard je valt
ik kocht twee waterpistolen om mijn oude liefde te vermoorden soms wil dat lukken soms ook niet de schietpartij is uitgebleven mijn dode arm werpt weer een nieuwe vlag
morgen komt de zuster vragen of ik wat drinken wil ik wens een gil in een geel glas een therapie moet mij genezen op mijn schoolbord kan ik alles kwijt ik wens een gil uit een stuk krijt.
de in douce france verblijvende Peter Berger schrijft korte stukkies proza – van de week las ik hem voor het eerst en viel meteen van mijn nieuw aangeschafte stoel. ik heb peter uitgenodigd om hier op de site de zondagmiddag – na de zondagochtendwedstrijd – te verrijken met een tekstje. in ieder geval vandaag – een natuurbeschrijving maar wat voor een!
In haar zongebleekte zomerjurk viert de beukenhaag het leven met het zachte geruis van in goud gestorven gebladerte. Ik vind rust in haar eindeloos geschakeerde schittering. Terwijl een zwoele bries het dorre duizendkleurige gewaad tergend langzaam van haar leden scheurt zwiert Eva uitbundig door het avondrood. Kleindochter van Irminsul. Storm is haar minnaar. Eenmaal door hem ontbloot dansen haar kale takken lichtvoetig op het grauwe ritme van ijskoude regen. Het deert haar niet. Zelfs wanneer natte hagelstenen oneindig uit de hemel zouden stuiteren deert het haar niet. Eva is de naaktheid zelve. Je l’aime, elle.
hoewel Cartouche deze week bijna het gouden gedicht geschreven had gaat deze eer toch naar BABAK. dus we omhangen CARTOUCHE met zilver en beleggen de weemoed van BABAK én ook de afwezigheid van moed om een echte asbak te kopen met goud. Van harte! dank aan alle dichters die instuurden. prachtige inzendingen deze week maar Cartouche en Babak verdienen de kroon.je moet het maar durven om te verhalen over de afwezigheid van moed een echte asbak te kopen in een gedicht waar in je wel een geliefde opvoert aan de tijd. prachtig! GOUD VOOR BABAK! onder de winnende gedichten het commentaar.
Het nu is even relatief als nooit en ik begrijp geen van beide De nacht is even mooi als de dag en ik ben er altijd te laat mee Mijn vingers, wijzend naar de hemel voelen zich zo klein en ik heb nog altijd niet de moed om een echte asbak te kopen In het midden van de nacht volgde ik je ademhaling als een metronoom die houvast bod aan mijn amateuristische hart De andere mensjes en hun dingetjes vond ik heel even irrelevant Maar nu, op deze schitterende nacht wil ik nooit aan jou denken
Babak
<! Babak stuurde zijn tekst in om 2.56 uur, ik plaatste het ingezonden werk een kwartiertje later, om 2.15 uur. wonderlijke toestanden in europa, in nederland en op pomgedichten punt nl. de tekst zou ook kunnen gaan over het verdwenen uur in wintertijd. in de laatste regel zou ik het woordje ‘meer’ willen toevoegen. dat zegt mijn dichterlijk hart.
Maar nu, op deze schitterende nacht wil ik nooit meer aan jou denken
zo moet poëzie ongeveer zijn – dat je niet precies weet waarover de dichter schrijft maar dat toch in elk woord iets van weemoed is gelegd – de dichter begrijpt ook het wat en het waarom niet – in regel 2 – hoe mooi de nacht ook hoe mooi de dag de moed is nog niet gevonden een echte asbak te kopen- regel 7 – en dan verschijnt de geliefde in de prachtnacht om nooit meer aan te denken. het verdwenen uur wintertijd laat zelfs geen aandenken na. dichter, geliefde, de prachtnacht – de lezer en en het gedicht zijn in het uur wintertijd verdwenen – in het zwarte gat van de poëzie en de tijd. einstein zou opkijken.
Wat valt er meer te zeggen dan dat ik altijd al hield van zacht en rond, herdersuren en sturen met tong en vingers zonder dodenlijn het spel spelen, grenzen verleggen blijven bij het niet enkel met de mond belijden van een verbond gesloten tussen god in de wolken, jou en mij geen kloof, geen baarmoederlijke mond te over – bruggen van toen en ooit naar een als deze nu – die nacht, de zomernacht dat ik dichter bij de oorsprong kwam, het donker dat afschermt tegen het meedogenloze dat je geworpen wordt in de draaikolk van het alfabet – een naam krijgt waarmee heel een leven wordt opgescheept weet ik mij – met jou opnieuw samen op te lopen tot ontbloemen en bloeien in de uithoek van je geest is ons de nacht een leger, de dag niet meer dan ruwe vacht van klok – naar klepeltijd is dan maar alleen een stap een kleine sprong, daar zijn geen woorden voor één te mager, één te zuiver op de graat in alle talen – hoe onvergankelijk ook – het beter is dat ik verder zwijg 31-10-2021 Cartouche
<! tsja 21 regels – 20 en een titel zal cartouche uitschreeuwen. bij noodzaak mag meer – en hier is sprake van noodzaak – ik zal niet zeuren. scharnierpunt in het gedicht is de passage: ‘die nacht, de zomernacht dat ik dichter bij de oorsprong kwam..’ alle andere regels kleden het gedicht en de geliefden verder aan. wat valt er meer te zeggen dan… dit een werkelijk prachtig gedicht is! ik kan wel gaan zeuren dat het ook met een strofe minder kan maar dan kleed ik dit gedicht uit en dat moet ik maar eens keertje niet doen. deze volle glorie aan Cartouche gunnen – asjeblieft.
Vera van der Horst: we zijn onze naakte lijven…
Ien Verrips: toen jij en ik tot wij versmolten
Rik van Boeckel: lange haren door het gras
Cartouche: Wat valt er meer te zeggen dan dat
Babak: In het midden van de nacht volgde ik je ademhaling
wie wint de enige echte virtuele – de dagen van van toen en ooit en hoe onvergankelijk leken ze – ‘soms was de nacht zo wonderschoon..’ trofee op pomgedichten punt nl?
de vervlogen dagen trofee deze week naar aanleiding van de prachtcolumn van VON SOLO donderdag hier in dit theater – over die vervlogen dagen – ik citeer VAN SOLO: “Ik loop langs je oude huis, waar je niet meer woont. Jaren al, woon je er niet meer. Je bent verdwenen in het niets. Vast naar ergens beter. En zo zie ik mezelf door een voorstadje van Aken lopen. Ik weet dat je weg bent, maar ik moet je zoeken, want ik mis je. Je hebt nooit een adres achtergelaten. Ik weet niet eens zeker of je nog wel leeft.” vervlogen meisjes, vervlogen jongens, vervlogen mensen – you know – deel ze deze week nog één keer met ons lieve dichters – u heeft ze overleefd nu wij nog – u kent de regels:gedichten niet te lang svp tenzij noodzaak – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.
Je tekening hangt in mn slaapkamer aan de muur ik pak hem leg hem naast me neer
volg de lijnen vanaf het papier teken ik verder naar je hand die het potlood zacht beweegt voel ze weer
we zijn onze naakte lijven werden nooit ouder keer op keer vlij ik me naast je
Vera van der Horst
<! een paar oneffenheden toch – hoe graag ik ze ook niet lees – dat ‘teken ik’ in regel 5 loopt niet – stottert als het ware. en dan aan het einde na de woorden ‘naast je’ schreeuwt iets om meer om ‘neer’ dus hier. zo zie je hoe een paar oneffenheden een gedicht killen – kapot kunnen maken.
die onbevangenheid van toen jij en ik tot wij versmolten vanzelfsprekend voor altijd zou het zo zijn nooit zou het anders zijn er zou nooit een ander zijn
okt 2021 Ien Verrips
<! Ien houdt het kort – en dat valt in haar te prijzen – ik zeur natuurlijk als ik het toch hier TE kort vind allemaal. deze tekst neigt naar een statement te zijn. ik zie een zaal publiek – de spreekster toont deze tekst op en groot scherm en roep uit – roept u maar!
er was wel een ander! roep ik op de eerste rij. goed zo meneer wolluf maar ik had graag dat u even een keer uwes bakkus houdt met uwes wijsneus zo op die eerste rij als haantje de voorste. maar mevrouw Ien ik zit hier alleen in het donker – de zaal is verder leeg.
als de lampen aan gaan en de voorstelling ten einde blijkt blijk ik inderdaad alleen in de grote zaal te zitten. door het felle licht verbleken de woorden op het grootscherm – versmelten als het ware in het neonlicht met het neonlicht.
ik wilde nog roepen dat ik de regel “toen jij en ik tot wij versmolten” wel een goede regel vind. maar de suppoost geleidde mij al naar de uitgang van het theater. dat u voor 6 regels tekst de hele reis uit amsterdam heeft ondernomen naar hier is bewonderenswaardig meneer maar dan hoeft u nog niet de boel hier te komen verstoren als de eerst de beste voetbalhooligan blert u de boel bij elkaar – daar zitten ze in de dichtkunst echt niet op te wachten, meneer. wegwezen nu en wel thuis!
Het verval der jaren
Aan de laan van de puber ligt het dode hondenlijk te dansen in het vergeetachtig geheugen
in de tuin wandelen oude zielen aan jaren van jeugd ontsproten zij zoeken het verval der jaren
nu dansen de lange haren door het gras van de voltooid verleden tijd het verleden een andere onontkoombare in herinnering verborgen realiteit.
Rik van Boeckel 30 oktober 2021 Porto
<!- wel een bijzondere Rik van Boeckel deze week – de veelal in zijn dichtwerk flonkerende sterren zijn ten onder gegaan in een hier gememoreerde verleden tijd. een bijzondere eerste strofe – zoveel dansende hondenlijken halen de poëzie nou ook weer niet – maar deze hier danst je tegemoet. ik zal deze strofe nooit meer vergeten – die hond niet, dat lijk niet. poëzie blijkt toch een wonderlijk medium. er wordt gedanst er wordt gewandeld –
maar dat die hond nog steeds danst dwars door een vergeetachtig geheugen heen – maakt dit gedicht tot een zeldzame bijzonderheid – herstel: een liggende dode hond danst dwars door een vergeetachtig geheugen – het is een wonder!
Vanochtend kwam ik een oud berichtje tegen uit 2009. “Stout” heet het en ik dacht ik schrijf niets nieuws, ik stuur deze inkijk van de andere Yvon. De gewoonlijk vaak nog steeds stille muurbloem op de achtergrond, die zich alleen laat zien of horen als iets haar triggert of ergert. Meestal stormachtigstil, soms onstuimig. De liefde thuis en dat “losbandige”, zout op de huid is een combinatie die me al jaren in balans houd en me zeker ook het laatste jaar in moeilijke tijden veel goeds en moois heeft gegeven.
Stout
Met de dag van gisteren in gedachten zit ik in verhitte bui op de fiets als ik de kinderen naar school breng.
De zwoele wind geeft wat kippenvel, waardoor harde tepels zachtjes langs de stof van mij blouse strijken en ik inwendig kreunend denkend aan ons samenzijn, terwijl ik als brave huismoeder naar school rijd.
Wat is braaf eigenlijk, ben ik minder braaf omdat ik mij zo nu en dan in zijn armen vlei, geniet van zijn naakte huid op de mijne, z’n warme vlees tussen mijn dijen?
Ik doe niets geheimzinnig heb het geluk een erg ruimdenkende partner te hebben die geniet van mijn genot en toch voel ik me soms een beetje stout.
Nu is er niets mis met een beetje stout zijn, het “stout” zijn heeft onze relatie een fantastische oppepper gegeven toen we dreigden te verzanden in de erotische sleur.
Ik heb dan ook nergens spijt van en geniet met volle teugen van mijn uitstapjes, mijn kopjes koffie met wat extra’s op zijn tijd.
Toch nu fietsend naar school in verhitte bui voel ik mij stout, heb ik het idee dat ik drie keer zo hard straal als anders en dat mijn grote glimlach verraad waar ik in gedachten mee bezig ben.
Dit weekend was ik even bang dat er iets zou veranderen.
De onverwachte confrontatie van twee die je ieder op hun eigen manier liefheb kwam volledig uit de lucht vallen, tijd was te kort om op het juiste moment te reageren en ik onzeker als ik nog steeds kan zijn dacht even als dit het maar niet is, maar uiteindelijk denk ik dat het goed was.
Mijn liefdesleven is een standvastig iets, ondanks dat ik snel verliefd kan zijn hebben we de eerste 24jaar achter ons gelaten……..bijna een kwart eeuw, wat me weer even doet realiseren dat ondanks dat ik me nog steeds 18 voel we toch steeds ouder worden.
24 Jaar lief en leed, mooie, moeilijke en heerlijke geile momenten.
24 jaar waarin we elkaar leerden vrij te laten om dichter bij elkaar te komen.
24 jaar waarvan ik hem nu tien jaar ken.
Tien jaar die met enorme tussenpozen uitgroeiden naar dat wat er nu is en ook al is hij getrouwd en heeft hij een eigen leven net als ik voel ik me ook een beetje van hem, net als dat hij een beetje van mij is zonder hem te claimen.
Stout? In de ogen van velen wel, onacceptabel, verkeerd, sletterig, maar o zo lekker om bij tijd en wijlen even van te genieten, onstuimig en intens.
Dat het nog maar lang moge duren, dit leven leef ik tenslotte maar een keer.
Vanachter sluiers gevolgd nonchalant afscheid mixed feelings teer als krijt op een schoolbord. Eenmaal uitgewist voor het zicht opgeslagen blauwdruk van wat zo nu en dan mag zijn.
Op de radio speelt het nummer ‘Missing’ van Everything but the girl. Het gaat erover, dat ik van de trein stap en een plaatsje in loop. Ik loop langs je oude huis, waar je niet meer woont. Jaren al, woon je er niet meer. Je bent verdwenen in het niets. Vast naar ergens beter. En zo zie ik mezelf door een voorstadje van Aken lopen. Ik weet dat je weg bent, maar ik moet je zoeken, want ik mis je. Je hebt nooit een adres achtergelaten. Ik weet niet eens zeker of je nog wel leeft. Het lied is de soundtrack waarop ik de leegte invul. De waanhoop doorvoel en het gemis. Dat wat me ontvallen is en wat ik misschien wel nooit meer terug zal vinden. Waardoor ik moet blijven zoeken.
En jij was het object van mijn fantasie hierin. Een sterke jonge vrouw, die de wereld wel van haar zwarte kant gezien had. Iemand die alle gevoelens die ik zo goed kende minstens doorleefd zou moeten hebben. Jij, die mij zou begrijpen. Samen zouden we dromen van kraaien. We zouden elkaar fatalistisch liefhebben, omdat het leven gedoemd is. Maar dat ging nu niet. Je had me achter gelaten met niets, behalve onafgemaakte beloften, die ik enkel aan mezelf gemaakt had. Een fantasme, waar jij de rol van reddende en wrakende engel speelde. Mijn film, jij de actrice. Ik de regisseur. In mijn eentje op de set. Volledig op gaand in zijn eigen verhaal.
Tot twee keer toe heb ik je terug gevonden. De eerste keer in de buurt van Bonn en de tweede keer op Mallorca. En altijd was er weer het moment dat alles goed zou komen. En telkens verdween je weer. En kon ik weer zwelgen in onvervuld verlangen. Ja, echte liefde. Ik had geleerd wat het was, door het te missen. Dat maakte ik tenminste mezelf wijs. En elke keer als ik het nummer ‘Missing’ hoorde, kon ik deze gevoelens weer oproepen. Een open einde, opdat het nooit tot een slotsom zou hoeven komen. Om de ruimte te kunnen houden om altijd te kunnen zeggen, dat alles wat ik gevoeld moet hebben, echt is geweest.
Dat we mijlen uit elkaar gelegen hebben, is meer dan alleen geografisch geweest. Dat moet de slotsom zijn. Maar dat duw ik nog heel even voor me uit, tot het einde van het nummer.
Hoi Pom, Bijna iedere avond, als ik met Betty een rondje loop, drink ik een biertje bij de bar op de hoek, Bar Baut. Betty wordt daar altijd flink in de watten gelegd met hondensnoepjes. Vorige week werd mij gevraagd of ik een gedicht wilde schrijven voor Bar Baut. Dat is dit geworden, in de bijlage, groet, Merik
Bar Baut
In de steenwoestijn bereik je dorstig de oase.
De troubadour zingt er zijn lied voor druiventrossen, wuivend graan, je mooie ogen.
Bitterballen zwemmen je mond in en verrukkelijke bouillabaisse,
na enige omzwervingen is ook IEN weer thuis. parijs kan weer rustig slapen – IEN is terug in het haar vertrouwde noordholland – de buren ook weer tevreden. op FB zien we de foto’s IEN in parijs. restaurants, drank en eten: een en al uitbundigheid. het houdt niet op, het kan niet op. nou ja we zullen het ermee moeten doen. gelukkig is ze weerom gekeerd en kunnen we op pomgedichten punt nl genieten van haar poëtische bijdragen.
slecht nieuws
het kan niet waar zijn toch is het zo het zal je maar gebeuren garantie geeft het leven niet liever niet zo niet nu niet bij mij als het dan toch moet dan liever bij de buren