Hoi Pom, Hierbij mijn bijdrage voor woensdag, een tekstje uit het leven van vandaag gegrepen, groet, Merik
Praatje
We raakten aan de praat, de buurman en ik. Over lekkende dakgoten; dat de kroegen niet open zijn; dat je niemand mag bezoeken; geen concert te horen is; over Betty, mijn hondje, dat ik haar warme lijfje soms tegen me aandruk. De buurman zei van alles ik zei van alles. Hij was verliefd op de nicht van zij van drie hoog achter. “Zal ik nog boodschappen voor u doen ?” vroeg ik, “hoeft niet,” zei buurman, “ik heb alles in huis.”
weet je nog de woorden die je sprak zij lijken de zinnen niet meer te passen en in de ruimte tussen de woorden werden jouw daden geboren alsof zij aan al het gehoor ontbreken blijven zij om verwijt smeken
maar zonder de bekleding van mijn verhalen waren het eigenlijk ook maar daden
Anne van Walraven Instagram: @annexwalraven
Een brief aan jou is een ode aan de liefde. Sterker nog, een ode aan liefdesverdriet. Iedereen kent het wel. Je bent verliefd. Je bent gekozen en dat voel je in elk deeltje van je lichaam. Maar wat nou als de liefde steeds een beetje uit je vingers lijkt te ontsnappen? Anne van Walraven probeert in woorden te grijpen hoe het voelt als de liefde en de lust plaatsmaken voor onzekerheid, verwarring en angst. In openhartige brieven schrijft zij over haar gedachtes en gevoelens die voor iedereen herkenbaar zullen zijn. In de romantische en melancholische gedichten zal je even kunnen verdwalen. Tastend in het donker, maar niet alleen, nooit alleen.
Lieve Pom – Texel is helaas nog niet coronavrij, wij maken er hier het beste van. Even een wat luchtiger toon.
Einde der tijden talk
knuffelscharrelen breigroepje haarkleuring Elvis poef Veronica rondhoppen alleengaanden yogameeting met frikandellen humeurwisseling jampotglazen dekbedovertrek Janneke Brinkman
haarkleuring Elvis knuffellammetjes yogameeting zonder frikandellen graancirkels mayakalender depothoppen poefje Sandra en Simon uithuilen voor neerlandici parachutespringen voor alcoholici tandemsprong haarkleuring Elvis
Ze schildert de lente, zegt ze, en klemt het puntje van haar tong weer tussen haar tanden, een gele zon met lange stralen en bloemen in de kleur van de blossen op haar wangen.
Terwijl ze haar penseel in groen doopt en de kat zich tussen de wiegende tulpen nestelt, vraagt ze of paashazen echt bestaan, of kippen gekleurde eieren leggen en hoe je paars maakt.
Ik vouw een papieren mutsje voor haar ei, hard gekookt en nog smetteloos wit, en antwoord dat ik nog steeds niet weet hoe het daarmee zit, dat het rood met blauw en een tipje wit is.
Dat ik kan toveren, zegt ze, mijn haren daarom van zilver zijn en dat ze lacht omdat ze weet dat elk moment het zoveelste paaseitje uit mijn linkermouw komt rollen.
Conny Lahnstein 10 april 2020
–> een lief onderonsje. de genadeloze in mij pakte de pen op om te schrappen. maar er kan niets uit dit verhaal – de genadeloze legde de correctie pen weer neer en las. en las. en voelde hoe in het gedicht genoten wordt van de betovering op het gezichtje van het kind. inderdaad hoe je paars maakt? hier wordt (bijna in proza) de wereld teruggebracht tot de essentie van het bestaan. in ieder geval waar het met pasen om draait. met een kind eieren schilderen en mooi maken en nog voor paasochtend dat heerlijke genieten – dat met de loop der jaren voorbij gaat en als het ware oplost in de tijd. goed dat er dichters zijn die mooie momenten kunnen vast leggen.
ik ga helemaal stuk – geweldige werken deze paasweek voor pomgedichten punt nl – ga er maar aanstaan – eerst maar eens alle dichters bedanken voor de geboden dichtwerken. trots als bijna elke zondag maak ik straks mijn rondegang langs de amstel – langs de mooie meisjes in de rene brandhoff roeiboten – langs het standbeeld van rembrandt – langs het trimparcours van barbara baarsma, langs het vernieuwde maar gesloten Kalfje, langs de nijlganzen met de 6 kleintjes in het Amstelpark – nagenietend van jullie poëzie. en weet ik het al? waar het goud naar toe gaat. ik weet het al. één gedicht drong steeds dieper door – bijna genadeloos mooi. en zo beschreven dat je als lezer je uiteindelijk helemaal gewonnen geeft. Erika de Stercke heeft het goud verdiend deze week. de andere plaatsen zilver en brons zijn een beetje arbitrair. eervolle vermeldingen genoeg: het bijzondere ding van Paul Bezembinder, Lisan Lauvenberg met het indringende ziekenhuisgedicht zeker ook, Annagriet Diesman klasse, Max Lerou heel geestig. ja zo kan ik wel nog even doorgaan. maar ik kies Conny Lahnstein voor zilver – het paasverhaal geschreven – een prachtig moment – zoals een paasverhaal geschreven moet zijn ook in deze barre tijden. en dan hebben het brons nog over: voor het tere “fluistergroen” van Ien verrips. dank jullie allemaal wel! winnaars van harte.
Lentenacht
Veel verder dan wat we wensen als een lied met knisperende klanken komt ons korte sterven dichterbij.
In een koets belegd met zweetparels onze voeten op gouden bloemen verlaat het paard de gekende weg.
Hoe de hoefslagen het belokene in zijdekleuren oplichten. Lelies dekken de vijver kwakend toe.
Wij veel verder.
Erika De Stercke
–> wel verheven deze taal. nou ja in 020 lullen we anders zeg maar. niet van ‘het belokene’ of van ‘de zweetparels’ in een koets. de eerste strofe werkt meteen al verwarrend – ver van wat we wensen het sterven zo dichtbij – en toch is het mooi gezegd. dat mag gezegd. als je met erika meegaat dan verovert ze je toch met deze sprookjesachtige woorden. ik wil mijn voeten ook op gouden bloemen! ik wil ook zo een lentenacht! waarom altijd een ander en ikke niet? erika schept uit woorden een lentenacht die de gemiddelde man, vrouw, dichter nooit meer zal vergeten.
Frans Terken – lente van witte blaadjes
Petra Maria – morgen het zachte grijs
Elbert Gonggrijp – dat uitzinnige prille groen.
Conny Lahnstein – hoe je paars maakt
Rik van Boeckel – rood niet van bloed of dood
Cartouche – geel en blauw zijn slechts een variant
Erika de Stercke – onze voeten op gouden bloemen
Vera van der Horst – Je bent niet geel of wit
Lisan Lauvenberg – van blauwe engelen en groene grazige weiden
Max Lerou – bonen in tomatensaus
Paul bezembinder – Grauw was de zee
Annagriet Diesman – fletse zinnen in dit braaklandschap
Anke Labrie – dansen op het ritme van de kleur
Ien Verrips – dat fluistergroen
René Hillenaar – een onbekende kleur
wedstrijd gesloten
wie wint de enige echte virtuele – een beetje kleur aan het leven – trofee op pomgedichten?
of de paaseieren nu wel of niet gekleurd zijn met pasen, laten we de jonge kleuren van de lente genieten, laten we in poëzie kleur geven aan het leven in tijden van corona. welke kleuren lichten op in uw gedicht, welke kleuren laat de dichter toe, voegt hij toe aan zijn/haar woorden. we gaan ze lezen, we gaan ze genieten. we gaan voor een kleurrijk paasweekend op pomgedichten: u kent de regels: de gedichten niet te lang svp tenzij noodzaak – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.
het gele licht in de kamer kleurde ook de rode bank de gele vaas nog geler het parket bleef zichzelf liet niet zomaar over zich lopen
ik dacht even dat het aan mijn lever lag waar was ik in terecht gekomen een ziekenwagen? of was jij het weer? oplichtend tussen de glimwormen in je biotuin?
pom wolffDichter bij het raam
Dat er een prille lente van witte blaadjes dwarrelt en je een tulpenveld voorspiegelt alle kans om kleur op te doen
het is nog geen pleister op het hoofd vol bloed en wonden al zingt de muziek een zuiver lied van troost en mededogen
hoe het je naar buiten roept jij in sereen licht dat om je heen hangt een valkuil van dampende rust drukt je met de neus tegen de ruit
zo ronddraaien op de vierkante meter happen naar blauwe bellen die opstijgen van de bodem in dit aquarium
ze borrelen op als vragen waarvoor dit goed is
en dat het niet went buiten de lentekleuren hierbinnen jij en ik
–> Het paasweekend in op pomgedichten punt nl met en heerlijk en dameslijk aantal gedichten – alle toppers stuurden in en brachten de gevraagde kleuren op uw scherm – dank jullie wel DICHTERS! – dat wordt een zeer genietbaar paasochtendje. Frans Terken opent meteen al met een intrigerend (paas)gedicht. met de prachtige strofes 2 en 3. en toch zou ik voor de iets kortere versie kiezen waarin het raadsel het raadsel blijft en mag blijven:
het is nog geen pleister op het hoofd vol bloed en wonden al zingt de muziek een zuiver lied van troost en mededogen
hoe het je naar buiten roept jij in sereen licht dat om je heen hangt een valkuil van dampende rust drukt je met de neus tegen de ruit
waarvoor dit goed is en dat het niet went
ROZE
de zon zakt vanavond in vurig oranje alsof zij geruststelt
dat morgen het zachte grijs van de ochtendnevel het leven weer zin geeft
maar vandaag bedekt een deken van moeheid als een polygoon journaal mijn uren
dus kleur dat roze blosje maar op mijn wangen zoals jij dat kan dichterbij dan ooit
petra maria
–> een lieflijk dichie! ik roep spontaan hier in mijn kamertje ‘och gossie’ uit. maar het heeft geen zin om tegen en beeldscherm te praten. het polygoon journaal komt er karig vanaf in het gedicht. (‘een deken van moeheid’) – maar het is toch altijd weer die stem uit het verleden van philip bloemendaal die uit het meest onbenullige bloembollenveldje nog een universum aan kleur en expansiedrift en tomeloos natuurgevoelen bijeen weet te enthousiasmeren. maar ok de beelden zijn grijs alsof er regen valt in buitenveldert. dat hele kleine blosje dat doet het hem (én petra maria) in dit gedicht. een lief paasblosje. zo wil ik ook wakker gezoend. mooi klein gehouden dit gedichtje. KARAKTER
Dat die ene merel, alweer jong nog, in een voorbarige lente. In de kastanjebomen dat uitzinnige prille groen. Wat ver weg had geleken toen krijgt weer uitzicht. De dagen kleuren naar gras, naar belofte.
Huiverig, maar aanwezig een stille getuige van beweging, sterven verruild met bloei, wilgenkatjes en tulpen, iets met hoop, van teruggekeerd leven, een veulen dartel op zijn rug. De wereld krijgt jeugd, diepte.
Die vlinders die terugkeren naar de tuin, die ooit elders verbleven, maar ergens op ons netvlies hun toegeëigende plek. Wil het dan wat worden met mij, ik zou naar buiten moeten gaan om het te verifiëren –
Elbert Gonggrijp, Egmond aan den Hoef, vrijdag 10 april 2020
–> ja hij kan het wel onze elbert. maar op beschrijvingen uit die altijd weer inspirerende natuur zitten we niet altijd te wachten. daar zijn de biologenboeken voor. en dames van een zekere leeftijd schrijven – hadewych al – altijd over natuurlijke dingen die deze zelfde dames in staat van opwinding brengen en brachten. neen elbert gonggrijp kan meer. ook hier weer een gedicht in een gedicht. wie in staat is om een wereldregel te schrijven: “De dagen kleuren naar gras, naar belofte.” mag rustig over zijn eigen natursehnsucht heen stappen. weg met die natuur, met de vogeltjes en de blaadjes, én al dat tsilp tsilp.
Wat ver weg had geleken toen krijgt weer uitzicht. De dagen kleuren naar gras, naar belofte. Die vlinders die terugkeren naar de tuin, die ooit elders verbleven, maar ergens op ons netvlies hun toegeëigende plek. Wil het dan wat worden met mij, ik zou naar buiten moeten gaan om het te verifiëren –
niets meer aan doen Elbert, prachtig!Onderonsje
Ze schildert de lente, zegt ze, en klemt het puntje van haar tong weer tussen haar tanden, een gele zon met lange stralen en bloemen in de kleur van de blossen op haar wangen.
Terwijl ze haar penseel in groen doopt en de kat zich tussen de wiegende tulpen nestelt, vraagt ze of paashazen echt bestaan, of kippen gekleurde eieren leggen en hoe je paars maakt.
Ik vouw een papieren mutsje voor haar ei, hard gekookt en nog smetteloos wit, en antwoord dat ik nog steeds niet weet hoe het daarmee zit, dat het rood met blauw en een tipje wit is.
Dat ik kan toveren, zegt ze, mijn haren daarom van zilver zijn en dat ze lacht omdat ze weet dat elk moment het zoveelste paaseitje uit mijn linkermouw komt rollen.
Conny Lahnstein 10 april 2020
–> een lief onderonsje. de genadeloze in mij pakte de pen op om te schrappen. maar er kan niets uit dit verhaal – de genadeloze legde de correctie pen weer neer en las. en las. en voelde hoe in het gedicht genoten wordt van de betovering op het gezichtje van het kind. inderdaad hoe je paars maakt? hier wordt (bijna in proza) de wereld teruggebracht tot de essentie van het bestaan. in ieder geval waar het met pasen om draait. met een kind eieren schilderen en mooi maken en nog voor paasochtend dat heerlijke genieten – dat met de loop der jaren voorbij gaat en als het ware oplost in de tijd. goed dat er dichters zijn die mooie momenten kunnen vast leggen. foto: Rik van Boeckel
De velden van Lisse
Voorbij de velden van Lisse kleuren tulpen rood niet van bloed of dood maar van leven en liefde
ze zijn geel van de zon de haas neemt de benen als de stralen niet verdwijnen konijnen winkelen in het riet
zij lopen hand in hand de geliefden van ‘t tulpenland zij kennen geen verdriet zij kennen slechts hun dromen
de haas is hen voorbijgegaan schiet weg tussen de bomen lentebladeren dansend langs takken zien de zoen de lippen wangen
zij zijn nooit aan hun eind geraakt leven langs de velden in minnezin konijnen wegspringend uit het riet horen hun stralend liefdeslied.
Rik van Boeckel 10 april 2020
–> hier ook een pleidooi van webmaster om het gedicht bij de essentie te laten – in twee strofen is alles al gezegd – de konijnenregels maken de geliefden niet mooier – hoe zeer de associatie de dichter ook uitnodigt.
Voorbij de velden van Lisse kleuren tulpen rood niet van bloed of dood maar van leven en liefde
zij lopen hand in hand de geliefden van ‘t tulpenland zij kennen geen verdriet zij kennen slechts hun dromen
met name deze laatste regel maakt heel veel andere regels in het gedicht overbodig. de lezer droomt al mee en droomt zich met zijn of haar geliefde tussen de bollen. Zie eens
Hoe zon met wolken worstelt gaten probeert te branden om de overhand te krijgen in de tijd een zware strijd, geel en blauw zijn slechts een variant, een deel van wit
alleen jij mijn lieve bloemenweelde weet binnenluchten te bewegen geeft geen krimp, kent geen kramp geen zomer-, winter of binnentij in je licht getinte waaierkleed
om kroon of kaalheid maal je niet geen afstand of virus krijgt je klein zonder verzet of verlangen sta je als boegbeeld aan mijn zij
in eigen wijsheid toon jij me een onvergetelijk gezicht
zo alleen krijg je mij stil
10-04-2020 Cartouche
–> heb ie het nou tegen zijn hond onze Cartouche? dat moet haast wel – als boegbeeld aan zijn zij staan door wind en weer? in een waaierkleed? nou ja wie of wat het ook is als Cartouche van de dingen of de mensen schrijft hij werkt altijd wel weer toe naar een ieder innemende en een betoverende laatste regel. of is het toch die zon? van Willeke?
Lieve tulp
Van alle bollen die ik plantte, ben jij de enige nog die elk jaar in vroege zon een mooie tulp laat groeien onder mijn japanse boom
Je bent niet geel of wit maar iets daartussen in zo bescheiden dat het duurt eer ik je ga zien vergeef het me dat ik je niet zag bloeien
Maar ik zie je nu, nu jij je kelk wijd openzet en in al jouw tweeslachtigheid mij je helmknop toont in een geel bed
Vera van der Horst
–>
vergeef het me dat ik je niet zag bloeien
nou ze vergeeft het je helemaal niet – jaar na jaar eindeloos en in liefde bloeyende voor de keukendeur in het tuintje van dichteres – ziet ze je niet eens staan – nee als je halluf uitgebloeid in je laatste krachten er bijhangt komt mevrouw van der horst nog even langs om het eindresultaat te bezichtigen en te keuren – en gooit ze je ook nog een gedichtje in.
in een seksueel geladen gedicht wist dichteres van der horst de tweeslachtigheid van het mensdom op eminente en koninklijke wijze te treffen. ik hoor het zo de jury verwoorden bij de uitreiking van de volgende grote prijs van de poëzie. daar hoef je geen tuinman voor te zijn. Wederopstanding
Ondertussen zo haar best doet om weer te leven opnieuw te leren leven onder de dreiging van Pontius Pilatus, die ons de hoop op een koning van alle mensen voorgoed afnam en kijk nou eens naar de ellende.
elke dag lig ik onder de bestralingsmachine met een vrolijkmakend uitzicht op lentebloesem terwijl rozewangen verpleegsters mij in snoeren op een houten plank en zich daarna verwijderen om de juiste dosis en op de juiste plek de tumor
of wat er voor doorgaat. Ja er bloeit iets in mij het lichtte in neonkleuren op en betekent dood mits er gehandeld en behandeld tijdig deze lente. Ondertussen geeft de lente zich wellustig als nooit biebt de machine duizend kleuren rood en straalt.
Tot de wederopstanding lig ik in afwachting van blauwe engelen en groene grazige weiden.
–> alle paaselementen – profaan en sacraal – verwerkt in het gedicht. en dan is het toch even schrikken. beschrijft dichteres lauvenberg een eigen gang door de gangen van oplichtend neonwit, stalende machines en rozewangen verpleegsters? als het zo is vanuit deze kant en vanuit de kant van de dichters hier op de site – dat mag ik wel namens deze schrijven – heel veel sterkte toegewenst. er komen wel mooie woorden van en mooie regels. al maken ze een beetje stil in het beschreven ziekenhuisgeweld. met de blauwe engelen in groene grazige weiden – wordt alles voor even mooi. Lisan verzorgt hier op de site wel een heel bijzondere versie van the passion.
Ha pom…een beetje kleur in de tent, ja dat kunnen de melsen wel gebruiken
lijkbleek
doorgekookt of onverhit bonen in tomatensaus blijven altijd wit
de saus is dan wel rood maar in geblikte bonen woont toch echt de dood
ml
–> een beetje kleur in de kooktent – max lerou maakt er wel een potje van – hahaha. ‘een geestige eenhapscracker ‘ zou voormalig jurylid peter le nobel hier geschreven hebben – ik zeg het hem na – na de zware kost van lisan – hoewel bij hetzelfde thema – de lekkere cracker van max. glibberig ook al die bonen. le nobel – 13 ambachten en evenzoveel ongelukken – is naast mediator, leraar, trouwens ook kok! het gedicht zal hem zeker aanspreken. Paul heeft in een begeleidend mailbericht tekst en uitleg gegeven bij het ingestuurde gedicht. het woord ‘flots’ lichtte in eerste afgedrukte instantie niet rood op – ‘Maar het woord flots! in het gedicht moet écht in rood‘ – hieronder leest u Pauls verklaring. wel leuk dat de regie aanwijzingen van de webmaster zo letterlijk worden opgevolgd. hoeft niet mag wel. zo letterlijk heeft nog nooit een dichter het thema benaderd. erg geestig. nu moeten we nog zorgen om ‘flots’ flots in van dale te krijgen.
Dag Pom, Ik zie dat het woordje flots! in mijn gedicht op je website alleen vet staat, niet rood. Maar het woord flots! in het gedicht moet écht in rood, in your face, dat is namelijk precies waar het om draait. In jouw woorden: “welke kleuren lichten op in uw gedicht, welke kleuren laat de dichter toe, voegt hij toe aan zijn/haar woorden …”.
langs de velden zwelt grauw de stilte aan in deze nacht. bleke woorden kleumen op mijn lippen, oostenwind rukt er aan; ik laat ze niet – los. ik hul mij in fletse zinnen in dit braaklandschap dat vaal achter het geheugen van een kleurloze dag ligt,
over resten van wat pas nog morgen was. als de ochtend straks weer tinten, als de kleur dan weer ontwaakt, zou ik dan durven stiekem vragen: ga met mij mee om te dansen, dansen op de regenboog
Annagriet Diesman
–> zo zo wat een toestanden in huize diesman – samengevat in dat prachtige woordbeeld, woord ‘braaklandschap’. gelukkig hebben we de tweede strofe nog waarin dichter heel heel voorzichtig die ene alles omarmende en verwarmende vraag weet te beschrijven – ga met mij mee om te dansen, dansen op de regenboog ze spreekt de woorden nog niet uit – maar we gunnen haar graag die nieuwe liefde, dat nieuwe lentegeluid. mooi gedaan – door de beschreven tegenstelling verscherpte beelden en een bijna lieflijk slotstuk in de laatste regels.
het linnen laat de beelden los in verf verspreid over het doek losjes vanuit de pols laat zij ze dansen op het ritme van de kleur
het vlak wordt nu verdeeld zij heerst met straffe hand vastgelegd in betekenissen vluchten beelden in het coloriet
maar zij heeft ze goed doorgrond weldra zullen ze kleur bekennen hoewel door lagen verf getemperd keren ze op het linnen terug
‘maar zij heeft ze goed doorgrond’ kernregel volgens mij in dit gedicht waarin anke het edele vak en handwerk in woorden – the making off – neerlegt. het proces in woorden gevangen. missen we nog de filmbeelden en de filmmuziek – om het plaatje compleet te krijgen. over de schilder labrie komen we toch tussen de regels door veel te weten – in het doorgronden en het heersen met ‘de straffe hand’ wordt zij getekend. nee kinderspel is het niet – als een schilder het linnen voor zich ziet werkt het linnen als een rode lap voor een stier. zo zagen we appel zijn doeken te lijf gaan zo weten we nu ook anke voor haar doeken.
Anke Labrie – Het verlangen – tweeluik
Groen juli 2018
Dat groen, dat lieve lentegroen dat fluistergroen van het begin dat tere groen dat liedjes zingt dat wiegend kleur bekent
dagen lengen de langste dag voorbij het voorjaar lievert door deze zomer stopt de lente niet alleen wij kleuren bij
ochtendfris avondkoel daartussenin het helle licht de zomerzon door noorderwind de hitte aan banden gelegd
Ien Verrips
–>
om vrolijk bij te worden – Als een liedje geschreven gedicht. lief en klein, ja houd ik van. mooie woordjes ook: ‘fluistergroen’ – prachtig! en hoe het ‘lievert’ allemaal. groen groen groen – lentegroen, dat tere groen, dat fluistergroen – helemaal goed – niets meer aan doen !!! IEN!een verkenning – de ik persoon een beetje ontleed – in kleuren en in grijze tinten. het gedicht is net te particulier om het mooi te laten zijn voor de lezer. net niet genoeg afstand. dan ga je denken als lezer. ja dat speelt bij jou, bij mij gelukkig niet. bij mij gelukkig nog niet. bij mij gelukkig niet meer. nou ja zoiets.
Hans Verhagen overleden. een groot dichter verlaat de wereld en de poëzie. geen poespas, alleen poëzie. als eerbetoon noemde ik hem in een gedicht – ik denk een jaartje of 15 geleden. Hans Verhagen werd ge-eerd met de P.C. Hooftprijs 2009.
ik kan het gewoon niet aan
we lazen houellebecq genoten van de smerigheid deden of we niet bestonden en we namen, we namen we schreven geile sms berichten aan elkaar tussen het vrijen met een ander door
we zeiden gewoon ik houd van je we luisterden hans verhagen we zaten op een kleedje en stopten doekjes terug in opengelegde schedels
mijn god ik heb gedaan laat me sterven laat me gaan maak genadeloos mijn einde aan zoveel gedragen maar jou verliezen
Het golven van het hoge groene gras. Het klotsen van het tij tegen de grote basaltblokken van de dijk op deltahoogte. Het ruisen van de Westerschelde. En dromen van hoe een vlinder met het klapperen van zijn vleugel dat allemaal kon bewerkstelligen en tegelijk hopen op originelere, eigen gedachten. Je ogen sluiten en gaan liggen in dat gras. Ze dan opendoen en de blauwe lucht zien. En verder niets. Dat er verder niet was of hoefde te zijn. Vervolgens op je motor stappen en de wind voelen in je gezicht. De grens tussen land en water was een symbolische plek.
De afgelopen week herinnert me telkens aan mijn late jeugd in Zeeland. Daar was het ook altijd zo rustig op straat, wanneer het zomer was. De zon kleurde alles licht en liet de lucht zinderen. De meeste mensen waren op vakantie of weg. Op het dorp gebeurde niets. Net als nu. Bij ons op het dorp in Rotterdam. Ik vond het altijd vreselijk en verlangde naar avontuur. Naar ver weg te gaan en dingen mee te maken. Mensen te ontmoeten. Het echte leven. Dat verlangen is door de jaren heen ruimschoots vervuld geraakt. Tot vorige maand was ik een zorgeloos mens.
Vanmiddag stapte ik na de zoveelste teleconferentie op de fiets. Mentaal uitgeput en afgedraaid. Zo snel als ik nog kon, nam ik de minst aantrekkelijke fietsroute de stad uit. Dit om recreanten te mijden. Mijn omzwerving bracht me per toeval naar een dijkje tussen bedrijvenpark Noord-West en Overschie. Met mijn fiets in de hand liep ik langs oever van de Schie. Ik zette mijn fiets neer en vlijde me naar in het gras. Dit gevoel was zesentwintig jaar geleden. Ik sloot mijn ogen.
Nu droomde ik dat alle borrels voortaan digitaal achter een scherm zouden zijn. Dat even later voor ons bepaald zou gaan worden wanneer en wat we in supermarkten nog mochten aanschaffen. Dat algoritmen zouden gaan bepalen of en wanneer en voor wat we nog naar buiten mochten, of niet. Dat we in de tussentijd konden kiezen voor een droom in virtuele realiteit. Dat medische ambtenaren zouden bepalen wanneer we naar het sterfhuis moesten voor een zachte dood onder narcose. En toen schrok ik wakker met een droog gevoel in mijn mond alsof er juist een plastic buis uit mijn keel getrokken was.
Nu al schrijvend, realiseer ik wat me deze weken ontnomen is geweest. De door de jaren heen gewonnen vrijheid. De vraag die rest, is hoeveel keuzes er nu nog overblijven. En of er ooit nog een hernieuwd emergo komen zal.
VON SOLO DICHTER, PERFORMER, COLUMNIST EN CINEAST www.vonsolo.nl
Lees ook de wekelijkse column van VON SOLO op www.POMgedichten.nl En volg VON SOLO ook op Facebook, Twitter en LinkedIn!!!
Beweeg als een strateeg maar het virus maakt alles leeg beweeg als een strateeg het liefst door ‘n eenzame steeg
wandel op afstand langs mensen bomen laat ze voor even al die dromen zullen later nog wel langskomen als je ze nu kunt intomen
blijf thuis zitten in het eigen geruis ook op het balkon is het nog pluis want dit is je eigen bubbel en huis hier woon je met man en vrouw heel kuis
beweeg als een strateeg door een eenzame steeg beweeg als een strateeg doe dat wat je nooit voor elkaar kreeg
blijf bij zinnen en binnen verkouden afstand houden maar soms heb je geen keus dan roept de frisse neus
beweeg als een strateeg want alle podia blijven leeg.
Rik van Boeckel 27 maart 2020 Ha Pom. Hier een geactualiseerde versie van Beweeg als een strateeg, voorgedragen op verzoek van de Vlaamse dichter Gert Vanlerberghe die ik ken van de Poëziebus. Ik heb op zijn Antwerpse poëzie event Ballonnenvrees opgedragen dat nu niet kan doorgaan. Dus heeft hij het digitale event Balkonnenvrees in het leven geroepen en dus draag ik voor op het balkon van mijn huis in Leiden. Als je de tekst erbij wil, kan ik je die mailen.
Hoi Pom, Deze keer heb ik weer Mirjam Al gevraagd een bijdrage te leveren voor pomgedichten; twee recente tekstjes, groet, Merik
Aanvallen en vluchten
Niet klagen, niet zuchten. Hij is weer bezig, die beruchte. Ze zouden hem eens moeten tuchten, ver weg sturen naar verre gehuchten, want we hebben wat te duchten. Straks plukken we de zure vruchten, van aanvallen en vluchten, donkere wolken in blauwe luchten.
Pandemie
Tring, bel, ach bent u daar ? Komt u binnen ? Of blijft u liever op de deurmat staan ? Wat mij betreft mag u wel buiten blijven, hoor, maar we hebben nog wat schrifturen door te nemen en oude rekeningen stellig te vereffenen, dus ja, we moeten wel, zingt de merel in de voorjaarsbloei van de Japanse kers, schoon, beeldschoon.