lieve Karin, en mooiere tweede pinksterdag had je me niet kunnen geven. dank je wel. moeders, nou ja de meeste verdienen een eerbetoon voor al het verrichte onbaatzuchtige moederwerk in stilte. dat jouw moeder bekroond is met dit gedicht maakt haar onsterfelijk. ik heb jouw moeder een keer mee mogen maken op hoge leeftijd in de negentig. en ze heeft een onuitwisbare indruk op mij gemaakt. zoals zij in het leven stond maakt het natuurlijk voor de dichter wel makkelijker om een prachtig gedicht te schrijven. maar je schreef geen prachtig gedicht je schreef een eerbetoon in poëzie dat uitstijgt boven termen als – ‘wat goeddd…’ – of ‘prachtig’. je schreef een gedicht waarin je haar terug brengt in het leven dat zij leefde – dikke bramen gaat zij voor haar dochters zoeken in haar olijfgroene hoed. zo zie jij haar weer staan, zo zien wij haar ook staan. zo zie jij jouw moeder en wij als lezers de onze. en zo is die laatste strofe in dit gedicht dan ook geschreven voor alle moeders – een eerbetoon.
Ik dacht iets moois uit te kiezen voor tweede pinksterdag en ik heb iets genomen, waarvan ik weet dat jij dit mooi vindt,
Belofte
`t Wordt buiten kouder en de ballerina`s van de zomer maken plaats voor de diva`s van de herfst.
De bolle spinnen walsen op het rag en ergens op de wereld begint Maria Callas een herderslied te zingen.
Het geluid van onze radio`s draagt ver de stem zingt van haar bladwerk uit ledergebonden boeken mijn mamma gaat de dikke bramen zoeken noemt de krekeltjes cicaden olijfgroen is haar hoed.
En als mijn mamma sterft hoef ik niets van haar te erven ik zal haar lippen verven omdat de engelen in de hemel zo dol op mooie doden zijn.
Dichters dank jullie wel voor de mooie ingestuurde werken. onder de gedichten van Anne Borsboom en Rik van Boeckel leest u waarom zij vandaag met goud worden bekroond – van harte!
Vergetelheid
Die tijd aan zee in stilte van liefde het schuimend sop achter de branding hangt in vergetelheid
geruisloos gaat ‘t Zijpe voorbij aan paden langs Burgerbrug langs ‘t romantisch zand de vergeten zee van toen
het leven met jou een brug terug voorbij de tweesprong van onze harten de tuin van de dood verbergt het voorbije leven de dagen tellen niet meer de jaren zijn verlaten in vergetelheid.
Rik van Boeckel 30 mei 2020 –> een mooie en zachtaardige ook weemoedige weg terug langs ’t zijpe, zoals het Zijpe altijd zal zijn en aan het leven voorbij gaat. aan de liefde beschreven voorbij zal gaan, de voorbije liefde, het voorbije leven waarin niets meer telt en ook later niets meer telt, omdat alles voorbij gaat omdat alles voorbij is gegaan, in vergetelheid is opgegaan – ’t Zijpe de stille getuige, de dichter nog aanwezig om van het voorbije te schrijven. mooi in alle eenvoud. indrukwekkend mooi.
Ik ruilde het balkontafeltje in voor Frankrijk nu het nog kon de beurzen stonden hoog het rentepercentage laag In dit oude land gaf niemand een gulden voor het leem dat droop, de fundering die zakte
De dorpskapel deed al lang niet meer aan blaasmuziek Het kerkhof lag er armzalig bij En ik, ik dacht nieuw leven te blazen en zocht om het leem te stutten, in de kapel blies ik mee
Tot een virus en failliet ging nog meer failliet De tafelpoten braken onder de stoelen een weggegooid masker, haar dienst gedaan niet en nog eens om de mond gesnoerd
Maar U bevuilt Uw stad, zei de burgemeester, let op Uw eigendommen U kunt Uw stad niet nog meer bevuilen. Geef U toch over aan een nieuwe tijd
Maar de bewoners wilden houden wat er was en aten opnieuw van overtolligheid Zij groeiden en groeiden en droegen niet bij aan waar een virus voor had willen waarschuwen
Ik zag het en overwon een stap die over alle bitterballen en moules et frites heen zal leiden naar rust, ruimte en regelmaat.
Anne Borsboom
–> de opdracht deze week – geef de lezer iets van dat achteloze geluksmoment – zoals de dagen ooit voorbij gingen aan geliefden, de dagen, de uren, de momenten van geluk – om te delen om op terug te kijken met iets van weemoed, maar niet te veel – zo prachtig ingevuld door de dichters deze week. zo vurig verlicht was pinksteren nog niet, zo mooi ook beschreven door anne borsboom. over het oude land, over leem en de kapel – de mensen die maar niet willen weten van de rust en de ruimte. door anne in haar poëzie gevonden. het oude en het nieuwe in woorden weergegeven om te genieten van het nieuwe oude – het jachten en jagen voorbij – daaraan voorbij gaan, gaat anne. ik zie haar staan, ik zie haar lopen.
Anne Borsboom – Ik ruilde het balkontafeltje in voor Frankrijk
Elbert Gonggrijp – Kijk het aan, blijf bij mij.
Petra Maria – misschien zijn wolken wind en blauw vandaag genoeg
Frans Terken – zoals woorden hier wortelen
Anke Labrie – zoiets te zien zoiets altijd te blijven zien
Rik van Boeckel – geruisloos gaat ‘t Zijpe
Cartouche – wij tweeën voet aan voet
Ien Verrips – hem op te knopen aan zijn zijden das
Lisan Lauvenberg – Dan vergeten we de dagen van pijn
wie wint de enige echte virtuele – in die mooie staat van achteloosheid verglijden de dagen, de uren, momenten van geluk – trofee op pomgedichten? deze week is het aan de dichter om aandacht te besteden aan wat zomaar gegeven is, zomaar voorbij kan gaan, zomaar voor geluk kan zorgen. geef de lezer asjeblieft zo een achteloos geluksmoment mee om te bewaren lieve dichter, een moment om bij stil te staan – in alle achteloosheid die ons zo eigen is. u kent de regels: de gedichten niet te lang svp tenzij noodzaak – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.
ik was die bloem weet je en altijd bereid tot bloeien in die tuin met een heg tegen de buren het plastic tafeltje voor als het weer op frankrijk leek
de dagen die achteloos voorbij gingen oplosten in diezelfde achteloosheid waarin ook wij bestonden
in de mooiste woorden die te vinden zijn ze had ze graag gelezen ze wist dat hij ze schrijven zou
pom wolff
vergeet niet de uitnodiging om mee te doen aan die schrijfwedstrijd ‘puur natuur‘
Kleinschalig gedicht
Niet verder dan hier. Aanwezig tot en met. Ik bedoel dit – deze ruimte een tuin aan de kant van het geluk, dierbaarder dan wat ik ooit zag, een doodstille plek – niets te verliezen en ook daarom – bomen bijna verlegen,
bloesem bijna in bloei. Kijk het aan, blijf bij mij. Je verhaal gaat eens voorbij. Verdrietige vreugde, het geluk van het gelijk tot het ophoudt daar waar ik sta, stond, heb gestaan –
Elbert Gonggrijp, Egmond aan den Hoef, vrijdag 29 mei 2020
–> blijf bij mij – dat tedere moment, die ene overweging, elbert en de tuin aan de kant van het geluk – mooi gezegd. klein gehouden – alles staat nog te gebeuren. een romantische natuurobservatie en alles doet mee. de bomen verlegen, de doodstille plek. tot het ophoudt, gezien door een dichter, door elbert.
ONSCHULD
er zit iets in het ritme van de dingen hoe het gonst en zweeft
waarom volgen wij de groeven van de rivier
met de wereld als een verdwaald bijenvolk om ons heen
misschien zijn wolken wind en blauw vandaag genoeg onschuld
zijn wij vandaag genoeg
petra maria
–> ik houd niet van vragen in een gedicht gesteld die de dichter zelf dient te beantwoorden. ik weet ook niet waarom wij de groeven van een rivier moeten volgen. wellicht kun je de vraag voorleggen petra maria aan arjan peters. dan is je lunch vandaag verzekerd. hoe dan ook. dit gedicht behoeft geen vraag – een antwoord wordt in de laatste twee strofen geopperd – de lezer verzint er zelf wel een vraag bij. en peters zijn eigen onschuld.
misschien zijn wolken wind en blauw vandaag genoeg onschuld
zijn wij vandaag genoeg
met de wereld als een verdwaald bijenvolk om ons heen
zo is mooi en genoeg geschreven petra, zo is het gedicht volkomen.
Dichter bij de tuin
In de tuin meer dan ruimte genoeg om de zon te vinden aan het houten schrijftafeltje torent de klimroos boven het hoofd
groeien en laten groeien zoals woorden hier wortelen en volmondig bloeien legt de dichter de hand erop
niet die van schuttingtaal maar de zacht geurende uit de bloemschermen stijgen ze weldadig op
als bijen zoekend naar nectar zoemen ze onverdroten rond om later behoedzaam te landen de lading met liefde toegedekt
–> in zacht geurende woorden gaat de dichter ons hier voor. in een natuurlijk verhaal van de liefde met een zachte landing op een bloemenbed op het eind. de observatie in de tuin in strakke strofen gegoten. frans terken laat geen poëtisch moment zomaar voorbij gaan daar is ie teveel dichter voor.
Dit gedichtje is opgenomen in de bundel ‘De geest van 2020’, een bloemlezing die begin 2020 al uitkwam (Stichting Spleen), nog niet echt iets vermoedend van de huidige situatie. De afgelopen maanden, waarin ik thuisbleef, kwam dit gedichtje nogal eens in beeld.
Met hartelijke groet, Anke
Amsterdam 2020 (III)
hoe de schaduw van een boom die iets verder staat in de smalle straat waarin ik woon onzichtbaar vanuit mijn raam door de storm beweegt op de hoge muren aan de overkant even beschenen door de zon
dan weer ineens verdwenen door voorbij zeilende wolken donker met daartussen flarden blauw wel zichtbaar in het kader van mijn kleine raam
zoiets te zien zoiets altijd te blijven zien
anke labrie
–> de laatste twee regels maken het gedicht, geven aan de nauwkeurig beschreven observatie poëzie mee. was eerlijk gezegd ook wel nodig omdat we – ‘in het kader van …’ – ik weet niet wat – bijna in een vergadering waren beland van ik stel me voor gemeenteambtenaren die in het kader van stadsherstel en straatinrichting en in het kader van natuurlijke aanleg met duurzame aspecten een vergadering hadden belegd om …. en toen brak gelukkig de dichter in op de woorden met die twee laatste prachtige regels van poëzie. en vielen de monden van ambtenaren open – viel de vergadering stil.
Een loopje
van achteren een halve maan in strakblauw gestoken boven een bomenrij
langszij een kleine stuw waar voorbij water licht langs boorden strijkt
een loopje neemt als run* golfjes van lijzige haast spiegelschrijft
tussen scheerklaar gras en een mat van biezen wij tweeën
voet aan voet argeloos voor de draad door het prikkelgroen
hakend aan een zo goed als tastbare einder
Cartouche 300520
* de Run, een mooie waterloop in Kempenland.
–> de herinnering van die twee is me veel liever dan de loopjes die de dichter met de taal neemt. (spiegelschrijft/scheerklaar gras/strakblauw gestoken) de laatste 7 regels maken dit gedicht. maar meneer wolluf krijst bettie hier in de VU op de IC – dichter Cartouche heeft toch een aan loopje nodig om die laatste 7 regels zo mooi te laten uitkomen. rozen komen uit bettie – gedichten niet. meneer cartouche heeft geen spitsvondigheden nodig om mooi te schrijven. gaan we vanmiddag lunchen bettie?
De duurste stropdas ter wereld is de Suashish Necktie die werd gemaakt door Satya Paul Design Studio en een prijs heeft van €189.190. Om dit meesterwerk, dat onovertroffen is op het gebied van luxe en buitensporigheid, te kunnen maken heeft Satya Paul Design Studio samengewerkt met Suashish Diamond Group. De stropdas is gemaakt van pure zijde van de hoogste kwaliteit en is verfraaid met 150 gram goud en 271 diamanten, waardoor het een prachtige en dure accessoire is.
voor ons bestaat er geen gewoon voor ons alleen bijzonder en apart zijn wij ook zeer markant
de dingen die wij zeggen zijn nooit ordinair maar diep doordacht voortreffelijk verwoord
ons huis design de meubels en de schilderijen kunst met een grote K exquise o zo fijn
op een doordeweekse dag leek het heel normaal hem op te knopen aan zijn zijden das the suashish necktie
Ien Verrips
–> Ien had er graag een plaatje bij – had ze ook opgestuurd – maar ik ken de rechten niet Ien van de bijgevoegde foto. met dit soort jongens moet je oppassen. als ze voor een sjaaltje al twee ton vragen dan ben je zomaar een ton kwijt voor een fotootje. ik probeer te bedenken wat deze tekst te maken heeft met het thema = wat zomaar gegeven is, zomaar voorbij kan gaan, zomaar voor geluk kan zorgen. Ientje beschrijft haar moordlustige neigingen tegenover een uit de hand gelopen consumptiemaatschappij en knoopt er lustig op los – de woorden bedoel ik – best wel geestig. ach moordlustige dames op een mooie pinksterdag – wie kan er op tegen zijn. ik niet. we weten zonder handschoenen aan is het met Ien slecht lunchen.
Vandaag weer eens genoten van een fietstocht door de stad. Dit komt nooit meer terug, dit blauw boven de de huizen, en de lege straten. Onwezenlijk, maar mooi, de stenen staan er, maar de mensen zijn het leven in de stad. Die komen terug. Liefdevol hoop ik.
De stad is intens blauw en groen in mij rijst het verlangen om ook Intens blauw en groen en zo helder en weerspiegelend.
Dan vergeten we de dagen van pijn en wanhoop van langs de kant staan en geen houvast voelen in de engte van het bed waartoe veroordeeld
Ik vang de zon voor je en de wind mijn kind en dan omhels ik je en vergeten we het missen.
De hittegolf van 2019. Niet eerder was het op de Gentse Feesten zo stil geweest overdag. Lege pleinen, lege stegen. De avond maakte maar een weinig goed voor wat overdag verdampt was. De laatste zondag van de Gentse Feesten was ik gewoontegetrouw onderweg naar Dichters in het Raam van Frank Aesaert om mijn opwachting te maken. Ik stapte uit de trein en het regende… Dat was weken wel anders geweest. En het resulteerde in de eerste keer Dichters NIET in het Raam. Grote namen als ACG Vianen, Philip Meersman, Jan Bucquoy en Christophe Vekeman moesten noodgedwongen gewoon binnen optreden. Mij maakte het niet uit. Ik was blij dat Akim Willems er al was om me te verwelkomen en bestelde een Orval om dat te vieren. Het enige dat me vanavond nog te doen stond was schminken en optreden en de dichter René van Densen vinden, alwaar ik had afgesproken te zullen overnachten. De avond vertoonde een goede lijn. Met eerst kindertjes en lokale helden, gevolgd door een opbouwend vuurwerk. Een paar uur later, terwijl de laatste tonen van Dwangbuizerdeffect nog nagalmden, daalde er een weldadige rust neer. Na nog een aantal pinten gedegusteerd te hebben met de aangename dichteres Lyndah Nyirenda, was het tijd om afscheid te nemen. Frank bedankte me weer met zijn altijd innemende hartelijkheid en stopte me nog een envelop toe met gage en tussen de regels door dat de begroting gunstig was uitgevallen. Vervuld stapte ik de Gentse avond in. Mijn Google maps leidde me richting Brugsepoort alwaar René me zat op te wachten in zijn lokale estaminet. Het was een vrolijk wederzien en we pintelierden nog rustig een tijdje door. We spraken over het leven en hoe alles was. En over de verliezen die hij dat jaar op persoonlijk vlak geleden had. Het drukte me met mijn neus op het feit, dat ik een heel makkelijk leven heb. Tegen sluiten wandelden we verder de wijk in. Op een hoek van de straat was een gezin met kleine kinderen het grofvuil aan het doorzoeken. ‘Moeten die kinderen niet op bed liggen?’, vroeg ik. ‘Roma’, antwoordde René. We bleven nog even hangen op een pleintje met kunstig mozaïekwerk. René vertelde me nog over zijn vriend Jack, die hier voor zijn dood ook aan had bijgedragen. Vervolgens gingen we een poortje door en kwamen in een straatje met arbeidershuisjes uit eind van de negentiende eeuw. René deed de voordeur open en ik werd overvallen door een onbestemd gevoel. Hij leidde me rond en wees me mijn bedstede. Op mijn vraag waarom de blinden op de eerste verdieping tijdens deze hittegolf gesloten waren, antwoordde hij dat de kat anders zou ontsnappen. Slapen doe ik echter altijd met de ramen open. We dronken nog een bak thee en praatten wat na. Toen toog ik naar boven en ging zitten op het bed. Ik begon me druk te maken, terwijl er iets vanaf mijn schouder tegen me fluisterde. Denk je eens in, half de nacht wakker worden met een volle neus van de kattenallergie, gevolgd door insomnia van het bier en onrust van de ziel. Ik stond weer op van het matras. Liep naar beneden en deelde mede dat ik weer ging. René stond uiteraard perplex. Ik kwam niet verder dan dat het niet uit te leggen was. Even later stonden we voor zijn deur op een lege straat in de nacht onder het spookachtige lantaarnlicht en keken elkaar schaapachtig en wederzijds verontschuldigend aan. Beiden wisten we niet waarvoor. We namen ongemakkelijk afscheid en ik liep de weg terug naar de stad. Onderweg uitwijkend voor wat ruziënde buurtbewoners. Het was halfdrie in de nacht. Er viel een last van me af door de vreemde beslissing die ik gemaakt had. Want het was natuurlijk helemaal tegen alle logica in. Er reden geen treinen meer. Geen dak meer boven mijn hoofd. Maar vervuld van een weldadige rust, van iemand die ineens vrij van alle zorg is, liep ik via de Sint-Michielsbrug langzaam weer het nachtelijk feestgedruis in op de Korenmarkt. Verderop lag het Ibis hotel, dat wel vaker mijn plek voor de nacht was geweest. Daar aangekomen, informeerde ik of er nog kamers waren. Het jonge stel achter de receptie keek me meewarig aan en de jongen knikte nee. Het meisje keek nog even in het grote boek. Ik draaide me al half om, toen ze zei: ‘Wacht, deze is niet komen opdagen…’. Er bleek dus toch nog een kamer te zijn. Welke ik tegen de dagprijs kon huren. De moed zakte me in de schoenen, toen ik vernam wat die bedroeg en ik vroeg of ik even mocht gaan zitten in een fauteuil om na te denken. Daar liet ik het bedrag bezinken. Gedachteloos in mijn achterzak woelend, voelde ik opeens de envelop die ik van Frank had gekregen. Ik opende hem en het leek of er een licht uit straalde. Op dat moment hoorde ik de jongen achter de receptie zeggen: ‘Oké, we doen er tien procent van af en ontbijt erbij.’ Even dacht ik wat ik allemaal met dat geld had kunnen doen. Toen dacht ik hoe gemakkelijk dingen kunnen komen en hoe gemakkelijk ze soms gaan. ‘Ja, doet u de kamer maar’, klonk mijn stem. Na op het gemak ingekwartierd te hebben, was er een gevoel van berusting in me gevaren. Op de rand van het bed dronk ik een koel flesje plat water. Na me in de badkamer opgefrist te hebben, liep ik tegen kwart voor vier het hotel weer uit, de nacht in. De Botermarkt, de Belfortstraat tot aan Bij Sint-Jacobs. Ergens bij avondwinkel kocht ik nog een ijskoud blik Stella. Het was druk en iedereen was aan het fuiven. Daartussendoor zweefde ik als een geest, voedend op sereen geluk. Net of alles niet meer was dan een film, het leven van anderen, een prentenboek, waarvan je over de bladzijden loopt. Tegen vijven raakte ik mijn kussen en sliep terstond. Het ontbijt op hotel was heerlijk. De treinen hadden niet meer vertraging dan normaal. Rotterdam was er nog toen ik terug keerde. René heb ik weken later nog een halfdronken brief van vijf kantjes verzonden met de beste uitleg die eruit kwam. Onnodig wellicht, maar wel gewaardeerd. Frank ben ik ook eeuwig dankbaar. Maar dat weet hij niet.
Hoi Pom, Deze keer stuur ik je een beschrijving van een hachelijk avontuur in Tuinpark Buitenzorg; dus wel een stukje proza deze keer, groet, Merik
Uitkomst (Avontuur op Tuinpark Buitenzorg)
Het slot klemt, omdat het scheef zit. Buurman brengt uitkomst: hij demonteert het en zet het meer waterpas vast; het slot past veel beter.
En buurman sluit het slot en de sleutels liggen binnen. Wij zijn buitengesloten.
Met een breekijzer probeert hij het te forceren, met een ijzerzaag open te zagen. Hij belt een andere buurman voor een betonschaar. Die zegt: die en die heeft een betonschaar. Die en die zegt: zus of zo heeft een paar dagen geleden van een insluiper een betonschaar afgepakt, ga daar maar naar toe. Buurman komt terug met een betonschaar; wel een klein model. Ook die is te zwak voor het geharde staal van het slot.
De deur moet uit zijn hengsels; de palletjes met drijver en hamer weggetimmerd. Het lukt. Ik heb de sleutels. Het hangslot kan ik openen. De deur kan teruggeplaatst.
Even later sluit ik mijn huisje af ( nu met de sleutels in mijn zak ) en verlaat Tuinpark Buitenzorg
nu de clichés verworden zijn en terug gebracht tot zeg het maar – niet meer alles verworpen is wat aangedragen werd zoals het groeide – nee zeg het maar niet meer ik was die bloem weet je en altijd bereid tot bloeien
in die tuin met een heg tegen de buren het plastic tafeltje voor als het weer op frankrijk leek de dagen die achteloos voorbij gingen oplosten in diezelfde achteloosheid waarin ook wij bestonden in de mooiste woorden die te vinden zijn
ze had ze graag gelezen ze wist dat hij ze schrijven zou