VON SOLO back home geladen terug van vakantie met goede raad aan de meisjes



Hij staat daar breed uit midden op straat. Om hem heen staan zijn gangstervriendjes. Hij is een smerige straatrat, die zich een veel te grote broek aantrekt, maar helaas ook stom genoeg is om als het hem uitkomt de daad bij het woord te voegen met een mes of een stuk glas. Wij bekijken het tafereel van de zijlijn. Hij heeft mot met een stel meiden. Op dat moment zegt hij: ‘Weet je wel wie ik ben? Ik ben de man! De man waar je moeder je voor waarschuwt, als je ’s avonds de deur uitgaat!’ Inwendig moet ik lachen, want ik weet dat hij geen man is. Aan de andere kant weet ik ook, dat hij zijn eigen woorden gelooft. Of de meiden dat ook doen weet ik niet. Alles eindigt uiteindelijk onbeslist en eenieder gaat zijns weegs. Maar de uitspraak is altijd blijven hangen.

Het is een scene uit mijn jeugd. De tijd, dat moeders (en vaders) je nog waarschuwden voor mannen als je de deur uit ging als meisje. Meisjes luisterden dan wel of niet naar hun ouders. Dat verschilde per meisje. Daarbij was het natuurlijk ook altijd lastig vast te stellen, wie dan echt die mannen waren, waar de ouders voor waarschuwden. Het vereiste toch nog een stukje inzicht, interesse en interpretatie om daar zelf invulling aan te geven. Het was niet altijd zo gemakkelijk als in bovenstaande voorbeeld, waar de man zichzelf identificeert als de man waarvoor gewaarschuwd wordt. Toch is het ook weer niet zo ingewikkeld. 

In mijn kast staan meerdere cd’s van Rammstein. Zij staan bekend om hun rauwe, expliciete teksten. Daarin beveelt de zanger vrouwen zich voorover te bukken, omdat het gezicht hem toch niet interesseert. Hij vertelt hoe hij opgewonden raakt van wit vrouwenvlees en dat hij slechts een gigolo is. En hoe hij paardjerijdt en dat de rit maar kort was, omdat er ook nog andere paardjes gereden moeten worden. Ik heb meermalen gezien hoe de zanger zich live op het podium bedient van een groot imitatie lid, waaruit liters behangplaksel tevoorschijn komen. Heel vermakelijk allemaal. Met zo iemand verwacht je toch heerlijk gezellig een drankje te kunnen doen zonder bijbedoelingen?

Mijn dochter waarschuw ik soms. Ik waarschuw haar dat we leven in een tijdperk, waar fantasie en feit vaker en vaker verward worden. Dat er een bijna onbegrensd, optimistisch vertrouwen in het ‘goede’ in de mens heerst, hetgeen misplaatst is. En ook dat ze sommige dingen beter letterlijk neemt. Ik leg ze het begrip oorzaak en gevolg uit. Hoe een trend of een wet niets afdoet aan wat je kan overkomen. In de ijdele hoop ze voor te bereiden op het wazige grensvlak van verkenning en spijt, waarvan ik hoop dat ze zich er voorzichtig op zal bewegen. Mocht er toch ooit onverhoopt iets voorvallen, dan ben ik wel benieuwd of ze zich de waarschuwingen zal herinneren. Of dat posten op sociale media eerst komt.

VON SOLO
DICHTER, COLUMNIST,  PERFORMER EN CINEAST
Check de actualiteiten van VON SOLO op www.vonsolo.nl
Lees ook de wekelijkse column van VON SOLO op www.POMgedichten.nl 
  

Share This:

Merik van der Torren leent een model: ‘dat het licht danst in haar krulhaar enzo, dat zij de belofte is,…’

dat het licht danst in haar krulhaar enzo,
dat zij de belofte is,

Op reis

Ik vraag aan de beeldend kunstenaar of
ik 1 van zijn modellen mag lenen,

trek haar een zalmkleurig transparant jurkje aan en
laat haar zitten in mijn zonovergoten tuin
tussen de rozen en hortensia’ s
en schrijf het gedicht,

dat het licht danst in haar krulhaar enzo,
dat zij de belofte is,
dat wij reizen naar dromen land en
de beren langs de oever van de rivier
zalm vissen en ons groeten.

Merik van der Torren

Share This:

Ien Verrips over Madonna en Mick Jagger



onlangs werd zij 65
hij telt al 80 jaar
beiden jaloersmakend energiek
eerzuchtig koos zij voor de naam Madonna
hij bleef Mick Jagger trouw
godenkinderen

mij treft het alledaagse
doorsnee is mijn lot
de aarde trekt aan mij
het lichaam in  verval
en ongemerkt heeft ook de tijd
mijn geest te pakken
verlangens lopen dood
de eindigheid als horizon

al lijkt er tussen beiden 
een soort van samengaan
een evenwicht wat naar ik hoop
het uiteindelijke einde
verlichten zal maar toch
dat het nog even duren mag


aug 2023 IEN VERRIPS

Share This:

Helge Bonset: ‘REDE,Uitgesproken door drs. H. Bonset, voorzitter van de COOPLEL (Commissie Opheffing Leli) ter gelegenheid van het eerste en laatste lustrum van D’ Witte Leli…’

vandaag proza als poëzie! – hier op de pom dan toch eindelijk de enige tijd geleden uitgesproken rede van Helge Bonset – mijn docent taalbeheersing aan de lerarenopleiding d’Witte leli in Amsterdam – een legendarisch instituut met legendarische mensen. Helge heft hoogstpersoonlijk deze lerarenopleiding op en bedankt de bestuurders (en wat er bijhing)  met naam en toenaam. Sommigen zijn overleden sommigen zullen overlijden na het lezen van de rede. en terecht. Helge deed mij de tekst toekomen nadat ik had verhaald over mijn belevenissen op d’Witte Leli – die tekst druk ik onder de rede voor u af.


REDE,
Uitgesproken door drs. H. Bonset, voorzitter van de COOPLEL (Commissie Opheffing Leli) ter gelegenheid van het eerste en laatste lustrum van D’ Witte Leli, op 28 november 1976


Geachte aanwezigen, leden van het voormalig bestuur en curatorium – in het bijzonder wil ik hier welkom heten de weduwe van de heer Voskuilen – dames en heren docenten, dames en heren studenten!

Het verheugt mij bijzonder dat ik in de gelegenheid ben tot u het woord te richten, en dat dan in de blijde sfeer van afbouw en wachtgeld, waarnaar wij allen zo lang hebben uitgekeken. Het besluit is dus eindelijk genomen, en hoé!
                                                                         
Pas twee maanden geleden had ik de eer als toen nog maar net benoemd voorzitter van de COOPLEL (Commissie Opheffing Leli) de procedure in gang te mogen zetten die mogelijkerwijs zou leiden tot de opheffing van ons dierbaar instituut. Wie had toen durven denken dat onze wensen en voorstellen twee maanden later al bewaarheid zouden zijn geworden? Wie had de in de Leli-historie nooit vertoonde eenstemmigheid verwacht die over de toekomst van het instituut bleek te bestaan, van hoog tot laag, van bestuur en directie tot studenten, en niet-onderwijzend personeel.

Als de twee jaar geleden opgeheven Instituutsraad dit nog eens had mogen meemaken!
Het besluit om ons instituut met ingang van morgen op te heffen dat mijn commissie met volledige steun van alle geledingen hierbij aan u presenteert, is een wijs besluit. Het vloeit logisch voort uit de voorgeschiedenis van de Leli en uit de ons door het departement ter beschikking gestelde middelen, en het is bovendien een waardige bekroning van het werk van onze bestuurders, die immers van meet af aan geen enkele moeite gespaard hebben om het instituut dichter tot het nu bereikte doel te brengen. Ik wil enkele van hen met name noemen.
 
Drs. Lambo,                                                                                                                                                         
Nooit heeft u geschroomd om in een belangrijk conflict in laatste instantie de verkeerde kant te kiezen. Uw moed om u van dergelijke conflicten niet afzijdig te houden heeft in zaken als de affaire-Oskamp en de kwestie-Duits dan ook duidelijk zijn vruchten afgeworpen. D’ Witte Leli werd het instituut waar een ‘krities’ leraar door curatoren en u buiten de deur gehouden kon worden, terwijl een Noord-Hollandse judokampioen met losse handen en een totaal gebrek aan interesse voor wat zich in of rond studenten afspeelt, het brengen kon tot hoofddocent en in een later stadium zelfs directie-adviseur. Pluriformiteit, verdraagzaamheid en open discussie, schreef u intussen in uw veelal van ludieke titels voorziene directiebrieven.    
                                                                                                                         
Maar ook op andere wijze heeft u weten bij te dragen tot het blijde moment dat wij nu mogen begroeten. Geen moeite is u te veel geweest om op last van het departement van O. en W. het tweevakkensysteem in stand te houden en de opleiding van steeds minder vakkennis te voorzien. Toen het instituut, niet in de laatste plaats door uw toedoen, maximaal uit zijn krachten gegroeid was en de studies maximaal versnipperd en onoverzichtelijk waren geworden, ja, toen stelde u maatregelen voor om de groei en de versnippering tegen te gaan : het dorpenplan! Het dorpenplan. Wat klinkt dat charmant in zijn agrarische eenvoud. Studenten en docenten moeten zich opsplitsen in kleinere, autonome eenheden, in éen gebouw gaan wonen, schout en schepenen benoemen – ach, wat is dat alles prachtig. Waren zij geen ónvervalste socialisten geweest, het zou lijken of ik Proudhon of Bakoenin hoorde spreken.                                                                                               
 Drs. Lambo, soms heb ik het gevoel dat zonder u het Instituut D’ Witte Leli nu nóg bestaan zou hebben. We kunnen u niet dankbaar genoeg zijn! (applaus)

 
Geachte heer Müller,    
                                                                                                                          
               Aan u was de begeleiding van het SP (schoolpracticum) toevertrouwd, en ik wil u graag met uw werk complimenteren. Men hoort wel eens – en ik moet nu een gevoelig punt aansnijden, maar doe dit open en onverhuld – dat een aap niet in staat zou zijn dergelijk werk, waarbij immers menselijk vernuft komt kijken, adequaat te verrichten. Het is mijn heilige overtuiging dat deze opvatting gezien moet worden in het licht van een wijdverbreid wantrouwen tegen apen, zelfs zo wijdverbreid en tevens ongenuanceerd, dat wij wel van discriminatie mogen spreken. Welnu, u bent zo’n aap geweest (door uw correcte kleding trouwens veelal nauwelijks van een mens te onderscheiden, als u mij toestaat) die het er in éen woord prima heeft afgebracht. Zonder u zaten wij nu wellicht nog met de nauwelijks dragelijke ballast van een flink aantal stagescholen en bijbehorende schoolpracticumdocenten. U heeft, terwijl u toch uw beste krachten nodig had voor de BOCO (Bouwcommissie) dit probleem resoluut weten op te lossen! (applaus)
 
Geachte heer Schroor,                                                                                                                                                               
Of zal ik maar gewoon ‘boerenlul’ zeggen, Gerard? Gerard, jij en ik kennen elkaar al langer dan vandaag, uit de tijd dat het nog allemaal toffe jongens geblazen was, en, dames en heren, u moet mij dus toestaan dat ik nu even in een wat meer familiaire toon verval. Gerard, boerenlul, jij bent op dit instituut het levende bewijs dat het definitief afgelopen is met de ‘gymnasiumcultuur’, want jij bent gewoon een eerlijke knul, Gerard, met twee stevige knuisten waarmee je ieder, maar dan ook ieder probleem aanpakt. Een jongen uit het volk én uit het LBO, die dus helemaal weet waar hij over praat als hij het over onderwijs heeft, beter dan zo’n halfzachte linkse onderwijskundige die dan toevallig doctorandus magheten.                                                                                                                                                                  
We zijn allemaal blij dat je gekomen bent, Gerard, er is weer een frisse wind gaan waaien door de sectiekamer Duits; al die bleke, trage klootzakjes van studenten met die koppen vol oproerige boekenwijsheid vlogen zó het raam uit, en de jongens met twee benen op de grond bleven over. Dat heet selectie, en het is goed dat het er is.                                                                    
 Je hebt het hier wel moeilijk gehad, Gerard, vaak jeukten je handen, die na je vorige school niet meer gewend waren zo lang stil te moeten liggen. Maar uiteindelijk heb je de rottigheid er toch uit weten te slaan: de laatste student heeft anderhalve maand geleden de studie gestaakt, zodat jij en je gabbers sindsdien de handen helemaal vrij hebben. Ik hoop dat je de feestelijke opheffing van ons instituut en je comfortabele wachtgeldregeling wilt zien als de kroon op je werk! (applaus)
 
Mevrouw Voskuilen,  
                                                                                                                                     
    Ik herinner mij uw diep betreurde man als een echt academicus, een waarlijk geleerde. Heeft hij niet als publicaties op zijn naam staan: de bezorging van de grammatica van Tinbergen-Lulofs, de bezorging van de grammatica van Tinbergen-Lulofs, de bezorging van de grammatica van Tinbergen-Lulofs, en – recentelijk nog – de bezorging van de grammatica van Tinbergen-Lulofs? En dan nog, ten overvloede, een prachtig In Memoriam,  geschreven voor een overleden studievriendin? Hoe in en in triest dat wij nu hier een In Memoriam van deze grote taalkundige moeten uitspreken!  
                                                                                                                         
Drs. Voskuilen had naast zijn drukke taalkundige werk ook altijd tijd voor bestuurlijke activiteiten rondom ons instituut. Notities, briefjes, agendapunten, zelfs geheime aantekeningen – geen moeite was hem te veel. En ook spréken deed hij graag en goed, en veel. Hij sprak als een waarlijk academicus, het hoofd iets over de toegesprokene heen gericht zodat de brillenglazen fonkelden, de beschaafd klinkende zachte stem uitsluitend ongrammaticale zinnen en nuancerende woorden voortbrengend. Dat wát hij zei, vaak naar geheel niets in de werkelijkheid verwees, heeft mij persoonlijk nooit gehinderd. Integendeel, het verhevigde het beeld van de in een voortdurend denkproces verwikkelde geleerde, zelfs terwijl hij zich in zijn beige regenjas en met zijn koffertje van de ene bestuurlijke vergadering spoedde naar de andere, of naar de MO-opleiding waar hij in de avonduren ook nog de paarlen van zijn wijsheid doceerde.                                                                                                      
Mevrouw Voskuilen, het zal u bekend zijn dat uw man met name de Leli-historie in zal gaan als de grote architect van de insluizing, ofwel doorstroming, van ons instituut naar de tempel der wetenschap: het Instituut voor Neerlandistiek. Met niet aflatende zorg heeft uw man, taalkundige in hart en nieren als hij was, gewaakt over wat hij wel het taalniveau van onze studenten placht te noemen, zoals dat uit hun brieven met het verzoek om inschrijving naar voren kwam. Ook al te late inschrijvers wist hij op passende wijze voor hun incorrect gedrag te berispen. Uiteraard liet hij hierbij alle administratieve en vergelijkbare rompslomp over aan instituties als het bestuur van de Faculteit der Letteren. 
                                                                                             
Wouter Voskuilen: Rust in vrede! Ik verzoek u éen minuut stilte in acht te nemen.
 
Geachte aanwezigen!  
                                                                                                                             
Verschillende episoden uit de historie van ons instituut zijn reeds meer of minder terloops ter sprake geweest: het tweevakkensysteem, de affaire-Oskamp, de kwestie Duits, de verdwijning van de instituutsraad, de insluizing naar het Instituut voor Neerlandistiek, de bezuinigingen op ons instituut van de kant van O en W. Ongenoemd bleven nog vele andere: het verdwijnen van de Leli-Mail, het verdwijnen van mevrouw Van der Zee bij de sectie Aardrijkskunde, de overbelasting van studenten en de onderbezetting van docenten, de altijd defecte stencil- en kopieermachines, de acht gebouwen in diverse stadsdelen. Zo wijst de historie van dit instituut ondubbelzinnig in de richting van die ene oplossing, die dan ook zo dadelijk met champagne en vuurwerk zal worden binnengehaald.  Het verheugt mij bijzonder dat zovelen van u die dit eerste lustrum hebben mogen meemaken, nu ook klaar staan om het in het láatste lustrum om te dopen! 
                                                                                                              
Hierbij verklaar ik het Instituut voor Lerarenopleiding D’ Witte Leli voor opgeheven, en de feestelijkheden voor geopend! (applaus, knallen, joelen).

Helge Bonset

vandaag lees ik in Het Parool liefdevolle woorden bij het overlijden van Harry Haspers. weduwnaar van de eerder overleden Nelleke van ’t Hoogerhuijs lees ik ook. harry ken ik niet. nelleke wel – ik wist niet dat ze dood is – ze was advocaat in amsterdam en heeft mij een keer bijgestaan. toen het bestuur van de lerarenopleiding d’Witte leli mij van school had afgetrapt – de gristenbestuurder arie lambo was dat – een paar maanden voor mijn afstuderen. 22 jaar was ik.
ik studeerde duits en nederlands op of aan die lerarenopleiding – de sectie nederlands bestond uit bijzondere en mooie mensen/leraren als dichter rein bloem, jacques kruithof, Helge Bonset, wim van calcar, de dichter wim huiskens – de sectie duits bestond uit smerig volk – klipp heetten ze, soeters en ook schroor worstelkampioen was ie – ‘uns gehts gold – obersturmbahnführer und gefreitem’ schreven ze op ansichtskaarten aan elkaar. fijne jongens. ik vond het geen fijne jongens. ik vond dat ze de tering konden krijgen. en toen vonden zij het tijd om samen met de gristenbestuurder lambo mij van de d’witte leli af te trappen.
Nelleke stond mij bij. bij de kort gedingrechter – de legendarische Borgershof Mulder – in amsterdam bereikte zij dat het verwijderingsbesluit moest worden teruggedraaid, dat ik in een veilige omgeving moest kunnen afstuderen – zonder contact met die fijne jongens, in ieder geval zonder obersturmbahnführers. Ze wisten niet hoe snel ze mij met een diploma – haha – ik was de eerste van de opleiding die afstudeerde. het overlijden van Harry brengt mij weer even terug bij Nelleke met die mooie en deftige achternaam. soms wordt een mens jurist om een verhaal. ik werd het. en dichter oa om rein.

pom wolff

Share This:

Peter Berger voor de broodnodige rust: ‘Het parasolletje. Het geruis. De geur. De ribbels. Prikkeldraad. Klaproos. Strand…’ 

we beginnen de maandag rustig met Peter Berger – pak uw broodnodige rust nu het nog kan is mijn advies – om 1500 uur hier de REDE een tijdje geleden uitgesproken door Helge Bonset – horen en zien zullen u vergaan.


Vandaag heerst rust. Op noord van Katwijk, en dan Noordwijk voorbij nog. Daar, na een eind lopen, heerst rust. Achter de duinen. Vers helmgras en kleine heuvels opgestoven zand tot voorbij het prikkeldraad. 

Het zicht de windmolens voorbij. Ik ben er even gaan liggen. De ogen toe. Het ruisen van de branding. Het kreunen van wind. Alles felrood als klaproos. Ritmeloos samensmeltend in een eindeloos dreunende witte kolk. 

Er vliegt een helikopter. De schaduw van een meeuw. De schelle schaterlach van de engelachtige peuter onder het parasolletje. Moers lijf glimt van kokosolie. Rood met witte stippen. Het gedreun. Het parasolletje. Het geruis. De geur. De ribbels. Prikkeldraad. Klaproos. Strand. 

Terwijl zwaartekracht me in het rulle zand bij iedere stap omlaag zeult, ploetert mijn lijf zich blootsvoets de laatste heuvel over. Daar staat ze. De benzinemeter zegt dat ik moet tanken. Gelukkig maar! Want ik snak naar een blik vleugels.

Peter Berger

Share This:

twee gedichten voor de nacht – oa ton huizer – en één aankondiging: geen pieter omtzigt maar helge bonset op de pom


‘Rotterdam breek me de bek niet open….’ altijd fijn als een echte 010-er zijn eigen stad – nouja stad op de korrel neemt – het woord aan Ton Huizer – we lezen hier in 020 toch wel iets van kritiek in het werkje van Ton – hij moet het allemaal nog maar eens uitleggen wat er mis is in deeldersdorp:

Cultuurzuur

Helaas liggen er tegenwoordig
steeds vaker meer rotte appels
dan toffe peren

in de fruitmanden van onze
lokale onvolprezen
subsidiekruideniers

als dat maar niet gaat leiden
tot vitaminegebrek
en cultureel vegeteren

met al die losse tandjes is het
aanbod straks nog slechter te
verteren…

Ton Huizer

uw webmaster schreef ook weer eens wat – voor als u niet kunt slapen of voor morgen maandag ochtend vroeg aan uw ontbijtje – een en ander naar aanleiding van onze atleten die allemaal struikelend het einde van de wedstrijd net niet halen – ze maken het spannend

laten we doen alsof we wakker zijn ergens met uitzicht op witte kalk
rotsen zeggen ze dan bij een diep blauwe bodem
van de zee zeggen ze dan en wezens – dat zeggen ze niet
 
dan zeggen ze oude mensen of jonge mensen
atleten wellicht dan specificeren ze liever
wezens zijn zo wezensvreemd in een gedicht
 
laten we doen alsof we aan het ontbijt zitten
een ontbijtje met jam zalmsalade verse lever fruit en koffie
over reuzel van een vet varken lees je niet
 
(scharrelvarkens zijn wezensvreemd zelfs in een vet gedicht)

laten we doen alsof we een gedicht schrijven
en in de finale van een loopnummer uitglijden
over een banaan die je vergat op te eten bij je ontbijtje
 
 
pomwolff

het is een eer en een groot genoegen om deze aankondiging hier op mijn site te kunnen doen – de afscheidsrede uitgesproken door mijn zo gewaardeerde leraar/docent taalbeheersing ooit verbonden aan de de lerarenopleiding d’Witte Leli te Amsterdam zal morgenmiddag om 1500 uur op deze site het licht zien – morgenmiddag zal het nieuws niet bepaald worden door omtzigt maar door wat u hier met rode oortjes zult kunnen lezen over de korrie-vee-en van genoemde lerarenopleiding – spraakmakend!

REDE,
Uitgesproken door drs. H. Bonset, voorzitter van de COOPLEL (Commissie
Opheffing Leli) ter gelegenheid van het eerste en laatste lustrum van D’ Witte
Leli, op 28 november 1976 – maandag 21-8-2023 dan toch eindelijk op deze site

Share This:

Frans Terken en Pom Wolff over en weer – week 8 – ‘in alle stilte wachten op het wonder…’

de dichter Frans Terken neemt de uitdaging aan – de komende weken schrijven wij in het weekend op pomgedichten punt nl over en weer. ik schreef Frans dat wat mij betreft het een persoonlijk thema mag zijn. dochter Sonne bevalt rond 1 augustus – ik schreef Frans: een persoonlijke reeks – de verwachting – het geboren worden – en dan het leven in Frans – en dat we het mogen meemaken. Frans stemde in:  eind september wordt zijn oudste zoon Tjebbe vader. Liva is inmiddels geboren op 5 augustus – het wachten is nu op het meisje dat eind september de wereld mooier maakt. de zondagochtendwedstrijd gaat even aan de kant. we draaien nu om – frans schrijft pom reageert.


Dat wachten

van opa’s als in weken en dagen aftellen
zoals eerder in jaren van zelf vaderen
en toch zo wezenlijk anders

meer toezien vanaf de kant
met oudere ogen opnieuw sprakeloos 
in alle stilte wachten op het wonder 

zien hoe leven is doorgegeven
hoe vaak ook – deze alsof het voor het eerst is
nog nooit in deze grootheid vertoond

wat je jaar na jaar koestert en viert
zoals je haar koestert en toespreekt
als je weer woorden vindt


© FT 18.08.2023
hoi frans – op naar het volgende wonder –


en weer zal er een opa zijn
die wacht en moet wachten anders
dan hij ooit eerder
 
op de dagen om ergens
tussen hemel en aarde te zeggen
ik kan niets meer zeggen
 
op de dagen
dat het je overkomt
die nooit meer anders zullen zijn
 
omdat het zelfde toch altijd
anders is – adembenemend
en onontkoombaar anders


pom wolff

Share This:

Rob Mientjes en een zware nacht voor de boeg







Op glad ijs in het voorgeborchte van de nacht die aanstonds is. Dichterlijke mijmeringen ins Blaue hinein.


Dichter bij nacht


dichter bij nacht
kan ik niet komen
het is de maan die dwars zit
een gevallen banaan vol licht
er schommelt nog net geen zandman onder


dichter bij nacht
als over 4 minuten de klok 24 slaat
ik houd de handen op mijn oren
klokkenluiders draaien overuren
schreeuwen onrust over daken


dichter bij nacht
borrelen gedichten boven
versregels worden ten huwelijk gevraagd
niemand draagt linten aan de rok


dichter bij nacht
licht hunker op de loer
de zon draait zich nog eens om
op maanlicht wil ik drijven
samen met mijn zandman


dichter bij nacht
alle klokken verslagen
slaap uit ogen gewreven
dans ik blij de polka
in diep gedacht verzonken


dichter bij nacht
leg ik mijn pen neer
spoel inkt door mijn woorden
spuug rijm uit
ik mag eindelijk slapen

ROB MIENTJES

Share This:

DITMAR BAKKER vertaalt! 17 weken de reeks ‘Sonnets From An Ungrafted Tree’ van Millay – 2

II. Hij was al zo lang ziek, op de grond trok…


De reeks ‘Sonnets From An Ungrafted Tree’ werd, al experimenterend, door Millay gemaakt, en, tja, grossiert in prachtig leedwezen. Het heeft me vrij veel werk en tijd gekost om de ruwe omzettingen, die je website sierden, te schaven en politoeren naar contemporaine(r) werkjes, later dan 1975 wordt ’t niet denk ik—zelfs van een telefoon wordt in de reeks geen gewag gemaakt, wel van grutters die maar ‘bezorgers’ zijn geworden e.d.—maar ach, Millay stierf zelf al 25 jaar daarvoor, en deze reeks bleef onafgerond(?). Het líjkt echter grotendeels gaaf, en behelst het ziekbed-en-sterven van een man, bezien door de bril van zijn vervreemde wederhelft, die terugkeert naar hem als hij ziek is (ondanks het feit, dat zij niet van hem houdt, wat dat dan ook precies moge zijn—hier verwijs ik graag naar het andere werk van Millay) en hem verzorgt tot het eind. Ik stuur je de eerste negen, van de zeventien, oorspronkelijke sonnetten en hun schaduwrijke fluisterstem in het Nederlands toe. Geniet, of niet!

Liefs!
D.

***

II.
Hij was al zo lang ziek, op de grond trok
door oud wit zaagsel grijs een schimmelspoor;
fris waaide, waar de bijl stond in het blok,
er regen in, brutaal het venster door,
terwijl het almaar tikken bleef, steeds langer
op ’t afdak; er bestond geen einde voor:
ging ’t zomeren, de wind van hitte zwanger
als van de maaigeur tussen ’t tjirpen door,
en schitterend, kleurrijk, die vogel vloog
met ongelooflijk zilverlange tong
en langsflitsend (of misschien niet!) bezong
wisteria, geen spoor van druppels hoog
daarboven in het brede hemelsblauw,
zou toch de regen tikken op dit dak, net zoals nou.



The last white sawdust on the floor was grown
Gray as the first, so long had he been ill;
The axe was nodding in the block; fresh-blown
And foreign came the rain across the sill,
But on the roof so steadily it drummed
She could not think a time it might not be —
In hazy summer, when the hot air hummed
With mowing, and locusts rising raspingly,
When that small bird with iridescent wings
And long incredible sudden silver tongue
Had just flashed (and yet maybe not!) among
The dwarf nasturtiums — when no sagging springs
Of shower were in the whole bright sky, somehow
Upon this roof the rain would drum as it was drumming now.

Ditmar Bakker vertaalt

Share This:

JOOP KOMEN: ‘vanuit de tweede egelantiersdwarsstraat komt een boersachtig type aangedrenteld. bij goed observeren blijkt het joop komen te zijn, die na 27 jaar eenzame opsluiting in het volstrekt onbekende dorpje gendringen in de achterhoek, eindelijk gehoor gaf aan zijn onbedwingbare zevenentwintigjarige drang om nog eenmaal in zijn 85 jarige leven zijn geliefde amsterdam te bezoeken.’

tafereeltje,

amsterdam, zondagmorgen 06:00 uur in de jordaan.
bij de hilletjesbrug, de verbinding tussen de eerste leliedwarsstraat en de tweede egelantiersdwarsstraat, staan voor café sonneveld 2 rasechte oude jordanezen, beiden de petten muurvast op het hoofd gemetseld, die hun gehele leven nooit verder gekomen zijn dan de grenzen van de jordaan.
vanuit de tweede egelantiersdwarsstraat komt een boersachtig type aangedrenteld.
bij goed observeren blijkt het joop komen te zijn, die na 27 jaar eenzame opsluiting in het volstrekt onbekende dorpje gendringen in de achterhoek, eindelijk gehoor gaf aan zijn onbedwingbare zevenentwintigjarige drang om nog eenmaal in zijn 85 jarige leven zijn geliefde amsterdam te bezoeken.
de vorige dag was hij na een slopend lange tocht in amsterdam gearriveerd waar hij zich allereerst volgooide met pekelaugurken van de leeuw op de chulchilllaan, italiaans ijs bij venetië op de scheldestraat en speciaaltjes bij febo op het damrak.
al deze lekkernijen miste hij al 27 jaar in gendringen waar men al opgetogen wordt van een mok erwtensoep of een bak stamppot boerenkool met of zonder worst.
van speciaaltjes, italiaans ijs en pekelaugurken heeft men daar nooit gehoord.
hij besloot de volgende morgen vroeg een bezoek te brengen aan zijn innig geliefde jordaan, iets waarnaar hij vurig verlangde, temeer daar hij zijn gehele jeugd in de jordaan heeft genoten van de oprechtheid, vrolijkheid, muzikaliteit en liefde voor hun kinderen van de jordanezen.
ademloos genoot hij op die vroege zondagochtend van de vele liefkozingen waarmee zijn jordaan hem overlaadde.
bij de hilletjesbrug liet hij zijn emoties de vrije loop en innig drukte hij een kus op de reling van de hilletjesbrug.
de twee voornoemde jordanezen bij café sonneveld zagen dit met ongeloofwaardige ogen aan, tikten tegen hun voorhoofd en zeiden tegen elkaar: ‘die vent is stapel mesjogge.’
uiteraard neemt hij dat gedrag die twee jordanezen niet kwalijk, want weten zij veel van het verlangen van een amsterdammer die al 27 jaar zijn geliefde mokum niet heeft gezien en 27 jaar de geneugten heeft ontbeerd die amsterdam hem voordien al een kleine 60 jaar heeft geboden.
maandag weer thuisgekomen in gendringen schreef een ontroerde joop komen een gedicht dat zijn weerga nog moet vinden:
.
 
ik kus de reling
van de hilletjesbrug
twee oude jordanezen
tikken tegen hun voorhoofd
.
weten zij veel
.
omdat dit gedicht door zowel de webmeester als door juryvoorzitter brandhoff als min of meer onbegrijpelijk wordt gekenschetst, schreef ik deze kleine toelichting.
.
joop komen/ 14 juni 2016

Share This: