bij de teksten van E krijg ik altijd bijzondere gedachten
niet dat zijn teksten heel specifiek over liefdevolle aanrakingen gaan van zeer intieme delen bij geliefden nee ze gaan vaak over andere zaken natuur en zo
maar toch het resultaat van het lezen van E’s woorden is wel bijzonder – heel bijzonder
het kan je natuurlijk altijd een keer overkomen bijzondere gedachten maar bij E’s teksten zijn die gedachten onontkoombaar heel vaak blijft het bij gedachten een enkele keer ligt dat anders.
Ze zeggen dat niemand weet wie hij was. Die man op dat kruispunt in Peking, met in elke hand een plastic tas. Alsof hij net groenten en rijst had gekocht en onderweg besloot dat het zo niet verder kon. Vier tanks kwamen eraan. Hij stond in z’n eentje in de weg. En toch ging hij niet opzij. Niet uit heldendom, vermoed ik. Meer omdat er niks anders overbleef.
Soms droom ik dat ik bleef staan. Voor de deur. Voor de rechter. Voor de dingen waar ik nu van wegkijk onder het mom van: wat heeft het nog voor zin.
Soms schiet hij door m’n kop als ik weer op haar naam klik. Mijn dochter. Niet omdat ik denk dat ze antwoordt. Haar profielfoto op WhatsApp is weg. De berichten blijven bij één vinkje. Ik typ, wis, typ opnieuw. Alsof dat iets uitmaakt. Het enige dat echt beweegt ben ik. En zelfs dat voelt steeds vaker als hangen. Alsof ik blijf hangen op de schommel. Tussen lucht en val in.
Ze is bijna dertien. Dat weet ik. Zoals ik nog weet hoe haar mooie donkere haren zwierden toen ik haar duwde. Hoe ze schaterend van het lachen riep: hoger papa, nog hoger! En ik bang speelde, maar stiekem hoopte dat ze heel even weg zou vliegen van alles.
En nu. Nu doe ik niks. Ik sta niet op. Ik roep niks terug. Ik blijf zitten waar het zacht is en alles wat ertoe doet vliegt langzaam uit beeld.
Hij stond. Niet om de held uit te hangen. Gewoon omdat hij niet wist waarheen.
Soms is dat alles wat er nog overblijft: niet opzij gaan, ook als niemand kijkt, en je niks bij je hebt behalve twee plastic tassen. Een stilte die zich niet gewonnen geeft, en een duif op een elektriciteitsdraad die er al uren zit zonder te zingen.
En ondertussen is de stilte doodleuk over mij heen gewalst. De veren komen langzaam neer.
www.pomgedichten.nl heeft het exclusieve recht gekregen om 65 teksten van Miriam Al tweewekelijks op de woensdag te publiceren – dat gaan we doen! de teksten zijn door haar helaas overleden vriend Merik van der Torren nog net voor zijn dood uitgetypt en van een nummer voorzien én in een blauw mapje gedaan. vandaag tekst nummer 36 – dank je wel Merik – dank je wel Mirjam Al.
Hoi Wilma afgelopen zondag bezocht in Amsterdam Noord het nieuwe dichtpodium omdat ik op FB jouw aankondiging had gelezen. geen enkele verwachting had ik – wel wist ik dat jij zou optreden en ik vond het leuk om na zoveel jaren jou weer eens te horen dichten. ik dacht in ieder geval treedt er een goede dichter op – en dat klopte. ter plekke viel ik van de ene verbazing in de andere. er was een vrouw die een verhaal van een ander voorlas en aan het einde van het verhaal in een diep huilen verzandde. er was een vrouw die liedjes van een ander zong en slecht voorbereid was – en steeds maar riep geen foto’s maken. terwijl niemand van plan was om een foto te maken. er was een meneer die leuke liedjes zong. jouw optreden een verademing.
we spraken even met elkaar na mijn binnenkomst – over de windroos, henk van zuiden, uitgeverij holland waar we alle twee publiceerden en jij over je roman EEN VEILIGE PLEK die je mij cadeau gaf. ik zei mag ik een foto maken – stel dat ik het boek lees dan wil ik er wel even op mijn site over schrijven en dan doe ik er een foto bij. ter verontschuldiging zei ik ook – wilma ik lees bijna nooit romans hoor – ik ben meer met gedichten bezig. en zo is dat ook – het laatste boek dat ik in een ‘ruk’ heb uitgelezen – na reve en hermans – was dat boek van KLUUN – en toen ik het uit had had ik voor mezelf maar één commentaar – wat een vies boek ik word er misselijk van. dat heb ik nooit opgeschreven.
veel andere boeken – van claus, grunberg, anker, rosenboom of hoe ze ook allemaal heten- ik legde ze altijd na een bladzijde of 50 weg – wat een onzin allemaal dacht ik dan – en de volgende dag legde ik zo een boek dan definitief weg – wat kan mij hun tomeloze fantasie&gefantaseer schelen? niets.
Zondagmiddag gaf je me jouw boek, jouw roman – ik heb EEN VEILIGE PLEK maandag op de laatste 20 bladzijden na in een adem ademloos uitgelezen. vanochtend de laatste 20 bladzijden. over het leven van MARA. wat een mooi boek. tegen annemarie mijn vrouw zei ik – wat een mooi boek – zij komt uit het onderwijs en kent de wereld van managers uit die hoek – ook in het onderwijs lopen heel wat harteloze managers ala Marie Louise rond die meer schade aanrichten dan goed doen. (wel goed voor zichzelf zorgen natuurlijk). Annemarie wil het boek vandaag lezen.
adembenemend mooi heb je je boek over het BLIJF van mijn lijf huis gecomponeerd – met geestige elementen de bak ellende van de ‘cliënten’ vormgegeven. (heel subtiel toegevoegde geestige elementen zodat je vaak moet lachen als lezer. doet soms denken aan voskuils beschrijvingen van en in het bureau) – wilma ik weet niks van romans – hoe ze geschreven moeten worden – welke romanwetten gelden – maar jij hebt ze zo toegepast dat een niet geoefend romanlezer van het begin tot het einde geboeid bleef. dankjewel.
komt natuurlijk ook dat je boek over maatschappelijk werkster MARA gaat – hoe zij een tijd – nou ja heel veel jaren – zichzelf vergeet – toch staande weet te houden in een giftige relatie en op haar werk in een giftige onveilige werksituatie met een gifspuwende leidinggevende. hoe het uiteindelijk niet meer lukt en op welke manier zij wél vorm weet te geven aan haar eigen leven zonder gedomineerd te worden. hoe zij zich bewust wordt welke elementen uit haar jeugd een mens altijd met zich meedraagt en welke effecten dat op een leven kan hebben. hoe zij uiteindelijk de baas over haar eigen leven – wordt – dat bereikt.
een boek voor iedereen heb je geschreven. onbegrijpelijk dat een uitgever hier niet aan wil. misschien moet je KLUUN vragen hoe je jouw levenswerk bij een uitgever uitgegeven krijgt. lieve groet pom.
pom wolff
(ik publiceer deze brief vandaag op FB en op www.pomgedichten.nl)
De roman in een eigen uitgave is bij SCHRIJFTAAL – Wilma van den Akker – te verkrijgen – schrijftaal@ en dan @ziggo.nl
al die tijd dat je er lag leek je op mij te wachten nu ik je zoek in dit labyrinth van vergeten herinneringen als wolken boven je graf die mij het zicht ontnemen vind ik je niet
ik geloof dat het campert was die zei dat een gedicht niet schuldig was bernhard
de oranje met ss overgoten schurk droeg elke dag een witte anjer het onschuldig maagdelijk wit
bij dat bruine porum nee slechter kon het niet en zie ze nou toch weer eens gaan op de dam:
de doden zelfs de doden
jij doet de doden om vandaag een dodendas een dodenjas klaar voor buiten – wat ze willen krijgen ze ze willen uit aardedonker licht arie waar is pappa
de dodendans een signaal daar komen zij – uit holen en paleizen die dans de twee minutenmars een lange hogehakkenmars de dam en zij ruikt olie
zwijgt als een woestijn als olie op het vuur van olie is altijd olie is altijd vuur is altijd olie op het vuur is altijd commercieel als klompen
is altijd dam is altijd orde altijd krans en nog een krans een kringetje van jongetjes en meisjes een dodendans – is altijd groeten knikken groeten altijd groeten altijd dans – is altijd uniform
ze spreken uit één mond – een dodenmond de echte doden leven nog zij trekt haar spijkerjasje uit arie waar is pappa zij is bij pappa – hij slaapt met haar
Margreet Schouwenaar – haar nieuwe bundel HAZENSLAAP – zij schrijft in alle volheid van haar schrijven bladzijde na bladzijde over hoe zij in het leven staat – op zoek naar één woord om onder te schuilen.
Het is wel een belevenis als je met dichter Margreet Schouwenaar haar nieuwe bundel HAZENSLAAP in gaat. Een foto van een kosmische nevel op de omslag – de nietigheid van de mens in tijd en omgeving, in lichaam en taal, in woorden en gedachten, in één beeld gegeven. 70 gedichten! Nou ja gedichten, 70 teksten, de bladzijden vol woorden, gedachten. En ja toch wel – het zijn gedichten – 70 gedichten, ze had er ook 700 kunnen schrijven om uiteindelijk te kunnen komen tot haar verantwoording in het slothoofdstuk – DIT IS MAAR EEN SAMENVATTING en haar slotclonclusie – over hoe alles is – in de laatste regel van het slotgedicht Was er een hand. Voor die onontkoombare conclusie moet u de bundel maar aanschaffen – die laat ik in de bundel.
Dichter Schouwenaar is 70 geworden en viert haar 70 jarig-zijn met 70 nieuwe gedichten in een prachtige uitgave van Uitgeverij P, waar Margreet al eerder een goed en verzorgd poëtisch huis vond.
6 hoofdstukken met gedachten, heel veel gedachten, woorden heel veel woorden, poëzie – dat ze wil zoeken naar ‘dat ene woord voor alles’ omdat er ‘teveel woorden in haar hoofd wonen’ waar ze niets aan heeft. En daarover gaat ook dat ontroerende gedicht, naar mijn idee de kern van de bundel – geef mij zegt de dichter “Een woord om onder te staan” – Geef aan deze dichter een woord van mens gemaakt schreeuw ik hier in de kamer uit nadat ik dat gedicht heb gelezen. Maar ik hoef het niet te schreeuwen noch te wensen – alle woorden in de bundel van Margreet Schouwenaar zijn van mens gemaakt. Je raakt niet uitgelezen.
Ze schrijft over leven en dood, over vader en moeder: over moeders dood een heel hoofdstuk, 17 gedichten. Ontroerend ook de herinneringen. De moeder is gekend en is ‘in niets anders te vertalen dan in stilte.’:
“Ook nu je niet meer bent, draag ik jouw hart, ik word niet ouder wist je dat? Want dochters huilen niet, ze dragen paraplu’s als het regent, ruimen schaduwen op, hangen liedjes in de bomen, letten op afgronden, banen paden.”
Margreet Schouwenaar schrijft heel subtiel ook over een onontkoombaar verlangen naar genegenheid – ze tipt het als het ware steeds even aan in een aantal gedichten:
‘Je krijgt een vacht, dat wens je nog het allermeest, dat je wordt toegedekt, dat iemand teder welterusten zegt.’
Margreet schrijft over de route, de weg die in het leven is af te leggen, schrijft over het afleggen van het leven zelf. Schrijft over vergankelijkheid, eeuwigheid, tijdelijkheid de bekende dichterlijke thema’s – maar dan wel op haar Schouwenaars. Zo dat je blijft lezen, wijn erbij en je blijft lezen in haar 70 jarige gedachtenrijke dichterlijke zoektocht naar wat het leven inhoudt of inhoud geeft: “…zodat het lijkt alsof woorden geven geen verliezen is.’:
“mijn vader rook naar motorolie, mijn moeder naar koffie. ik kan hun nabijheid niet navertellen, maar de geur is bestand tegen verlies.”
Margreet schrijft over de wereld: ‘Ergens sterft een soldaat, slaat een bom in, ligt een kind naast haar been.’ Geen moraal godzijdank geen moraal. Wel die conclusie.
Ze schrijft over zichzelf, de eenzaamheid, over terugvinden wie je bent en wie je bent geweest:
‘Er wordt vergaan, wrakhout rest van elk schip. Wat is er gebeurd met huiswerk, met slagen! Ik had Frans en Duits. Nu heb ik nog een handvol woorden en een enkele zin. Waarom dan dit handgemeen met bestaan, waarom zo hardnekkig, zo hoopvol. Wat gebeurt er met een ik? De botte bijl, afgeschaafd, gezaagd, herplaatst? En telkens weer dat ander lichaam, waarin het oude vindbaar, en telkens weer geraakt door de pijn die rest.’
Wacht lieve lezer Stef Bos* zingt op de radio: ‘en altijd schrijf je nog met woorden de verwarring van je af….’ – ja zo is dat ook in deze bundel van Margreet bedenk ik nu – Stef Bos’ woorden helpen mij deze recensie te schrijven – ik wist niet waar ik beginnen moest met het schrijven van de recensie – ik liep van de tuin naar de kamer en weer terug naar de tuin en weer onrustig naar de kamer – en daar zingt Stef Bos over ‘een eindeloze stroom gedachten – over de schoonheid van het onverwachte.. over de kunst om los te laten ook al raak je alles kwijt.. over brieven die nooit zijn geschreven aan de liefde van je leven’ – ja zo is het inderdaad allemaal ook in deze bundel van Margreet Schouwenaar. Generatiegenoten Bos, Schouwenaar, dezelfde vragen, dezelfde thema’s die van belang geacht worden.
En nee Margreet Schouwenaar zingt geen liedje – zij schrijft in alle volheid van haar schrijven bladzijde na bladzijde over hoe zij in het leven staat, wat haar treft, getroffen heeft, die moeder ook die, over de vader die, over zoveel. Ik wil bijna zeggen over alles. En altijd weer op zoek naar een woord om onder te staan – om te kunnen schuilen.
‘En toch is alles in het nu de dodenakker van wat was’ – roept de dichter – tot slot in de samenvatting uit tegen de lezer – dus zeg me wie ik ben – of ze ‘stoepkrijt in de regen is’, vraagt ze zich af. Het antwoord van deze recensent moet na het lezen van zoveel waardevolle en indrukwekkende woorden luid en duidelijk NEE zijn. Margreet Schouwenaar schreef een meesterwerk om in te wonen – waar ze kan zien ‘hoe waar alles lijken wil: leven, liefde, licht’.
*Het toeval wil dat Stef Bos deze maand met een nieuw album komt ‘Kaartenhuis’ geheten – en dat op de radio vandaag de song ‘Onvoltooid verleden’ te horen was in het programma de Taalstraat.
Job Degenaar in zijn nieuwe dichtbundel ZOMERSCHADUW – wie schrijft er mooier over ‘vrouwen op boulevards stralend nog als korenbloemen’, over mooie avonden? Job! Een recensie.
Uitgeverij P presteert het toch altijd weer om aan de poëzie een prachtbundel te geven. NU weer is heel veel uitgeversschoonheid te bewonderen in ZOMERSCHADUW gedichten van Job Degenaar. Het is een genot om zo een bundel in je handen te nemen.
Ongeveer 50 gedichten (veelal eerder her en der gepubliceerd) en dan nog een serie van 9 gedichten over IJsland en nog 14 over Portugal. U krijgt waar voor uw geld. Job Degenaar is nogal een reislustig tiepje in zijn poëzie door de jaren heen. Italie, Frankrijk, Ierland, Vlaanderen, berichten uit Praag, Parijs, Venetie – we kennen Job Degenaar in zijn door meerdere uitgevers (o.a Rap, Opwenteling) verzorgde bundels op tal van locaties.
In ZOMERSCHADUW duikt Degenaar op in IJsland en Portugal, getuige de aantekeningen achterin de bundel als auteur ‘in residence’. U begrijpt wat ik wil zeggen – poëzie is geen reisgids. En dat is een beetje het gevaar als je vanuit een dichtersresidentie een serie gedichten schrijft. Natuurlijk Job Degenaar is een meer dan voortreffelijke dichter en beschrijvingen van zijn hand zijn zonder meer bijzondere beschrijvingen – maar bij een dichter als Degenaar willen we meer.
Tegen mijn kleinzoon MIO roep ik vaak over dingen en mensen ‘kan mij niks schelen’ waarop mijn kleinzoon van vier steevast terug roept ‘kan mij ook niks schelen opa!’ – zo kan het mij niet schelen wat IJsland in Degenaar oproept en ook niet waartoe Portugal de dichter brengt. De beschrijvingen zijn me net te obligaat, natuurlijk prachtige regels, rake opmerkingen, maar ik mis in die beschrijvingen het hart van de poëzie, de poëtische storm en de bevlogenheid van de dichter. Ik wil dromen, ik wil wegdromen in de taal van de dichter, ik wil meegenomen worden naar een tot dusver niet door een andere dichter ont-dekte wereld, naar een nieuwe binnenwereld van de dichter die mij mooi en troost en liefde biedt. Kortom ik wil POËZIE!
Zo! het tweede deel van de bundel is nu besproken. Dat is er uit. Maar Jobs poëzie ligt mij al jaren na aan het hart. Kreeg ik in het eerste deel van bundel dan wel POËZIE? Hoor ik u vragen. Het antwoord is JA! En natuurlijk worden ook in het eerste deel van de bundel locaties aangedaan, Amsterdam, Wenen, Parijs, ik heb niets tegen locaties waar de dichter herinneringen ophaalt of neerlegt voor ons lezers. Ik begon in ZOMERSCHADUW te lezen gisteren in mijn tuintje in Amsterdam en droomde langzaam maar zeker de wereld van dichter Degenaar in: heden en verleden, dag en nacht, licht en duisternis: wie schrijft er nog zo mooi? Degenaar!:
‘dat het duister barstte uit zijn voegen en ik in een langgerekte flits zag hoe de velden velden werden, de sterren sterren, hoe de maan kroop over de zwarte rivier en een mens zich spiegelde aan zijn beeld’
Zo wil ik de dichter Degenaar! en op elke bladzijde verder lezend streepte ik zachtjes met mijn recensiepotlood de mooiste passages aan, de mooiste regels. Bijvoorbeeld in het gedicht Nachtbloemen worden strofe na strofe zwarte populieren, vuurballen, reigers, kauwen, maanlicht en de Kouwenaarse perzikmaan opgevoerd alsook de sterren:
‘die zich over ons ontfermden toen nevel om ons heen kwam sluipen In haast sacrale overgave daalde je, liefste af naar mij: we openden de kelken’
De natuur en de natuurbeelden vaak beschreven door Job Degenaar als spektakel, als spectaculair intro op wat er staat te gebeuren tussen mensen. In de gedichten van het eerste deel ontwikkelt zich (ontwikkelt de dichter) een patroon – steeds weer is er een vrouw die dichters ‘bestaan beaamt’ – of is er de dichter die op zoek is naar zo een vrouw – of een vrouw die aanstaande is: het is inmiddels lente geworden schrijft de dichter met ‘de vrouw die zich ontvouwt’- steeds weer natuur beelden, steeds weer dat verlangen maar ook heel vaak is er het – weer – alleen zijn op de weg hoe een mens zichzelf kan (uit)vinden.
‘en waar ze liep, kleurden de bomen, zongen vogels bloeide alles naar haar toe
tot ze voorbij was, het park vergrijsde (…) en de dingen weer besloten lagen in hun naam
Ze komt als je er niet om vraagt om winters te wreken met haar zoete geuren het licht te breken in duizend kleuren’
Zo wil ik de poëzie – zo wil ik Job Degenaar en de poëzie van Job Degenaar. Ik wil geen reisgids. Gelukkig bestaat het eerste gedeelte van de bundel uit meer dan 40 gedichten en vinden we daar de JOB DEGENAAR die we willen, die ooit (1989) in het gedicht Ooit (Opwenteling nr 220 – ’t Vlak ligt klaar) schreef:
Ooit schreef je sneeuw in sneeuw, wiste je dit uit met sneeuw
De dichter die natuur, licht en duisternis, de geliefde en het beeld van de weg op de barre tocht van hoe een mens zichzelf moet (uit)vinden als geen ander in poëzie weet te verenigen.