nou is jeanine met die mooie achternaam de lul ze moet belangrijk zijn geweest zoveel advertenties en welja ook nog een gedicht en heel veel andere mooie woorden – betrokken, kleurrijk, scherp
dat ze dat allemaal zo precies weten ‘altijd jezelf’ schrijft iemand – ja wie had je anders moeten zijn? heel groen links is uitgelopen – lees ik – ja groen loopt nou eenmaal altijd uit totdat het kapmes erin gaat
je zal er mooi bijliggen vast wel zelfs de burgemeester heeft bedroefd kennis genomen van je overlijden en schrijft over een ‘groot hart’ – je zal er aan gestorven zijn aan je grote hart – lekker belangrijk
onmisbaar lees ik ook – bij een ander bestuur – nou wees maar gerust kind volgende maand zit er ander op je stoel dood te gaan en je had een luisterend oor – welja ook dat nog
maandag ga je de oven in van zorgvlied krijg je nog een uurtje aandacht en laat de stoet jou achter mag je alleen de oven in
zuipen ze die heerlijke witte wijn daar vreten ze alle bitterballen op op je leven en op je dood
Er zijn steeds minder mensen die de r nog kunnen zeggen. Die fraaie, onvergelijkelijke vaderlandse r, die rolt als de branding van de Noordzee. Een karakteristiek zacht grommend geluid dat symbool stond voor de hartelijke norsheid van de inwoner van de Lage Landen bij de zee. ‘Rrrot toch op’ valt perfect uit te spreken als men over de juiste, ooit aangeboren r beschikt. Maar die sterft langzaam en onontkoombaar uit. Net zoals de kleedjeskloppende huisvrouw met bijbehorende mattenklopper is uitgestorven, de voddenman is opgevolgd door de Turk die met busje langs afvalcontainers cruist en er geen melkman meer is die huis aan huis de hem aangereikte kan vult met romige, vanzelfsprekend volvette melk. De kreten ‘mooie gladioooolen!’ en ‘vodden en beeeenen!’ zweven niet langer door de straten. Geen handkar meer te bekennen. Wel bakfietsen. Maar dat is iets wezenlijk anders. Die bevatten geen handelswaar maar nakomelingen.
Alleen mensen die zachtjes gaan glimmen bij de beschrijving van voornoemde taferelen, die kunnen de enig juiste r nog zeggen. Maar in menige stad sluipen deze senioren tegenwoordig zo onopvallend mogelijk langs de huizenrijen, beducht voor het overal en voortdurend signaleren van de vergrijzing. Dat schijnt een probleem te zijn, die vergrijzing. Zo horen wij van vele kanten. Het bestaan ervan heeft geleid tot de oprichting van ouderenpartijen. Broedplaatsen van zanikende, zich tekort gedaan voelende bejaarden, die kennelijk stuk voor stuk een levenlang keihard gewerkt hebben en daarvoor in ruil nu een riante oude dag eisen. Kwezelaars die van het oudzijn hun beroep hebben gemaakt. En die, en dat is dan misschien het geluk bij het ongeluk, ertoe zullen bijdragen dat met hulp van de overheid binnen de kortste keren de Drionpil in de schappen van Albert Heijn te koop zal worden aangeboden. Bijna erger nog is de panische reactie van dames van zekere leeftijd, die bij het vernemen van het woord ‘vergrijzing’ onverwijld hun haar in de henna zetten en in drommen de winkelstraten bevolken, op zoek naar kunstlederen bomberjacks in dieppaars of knalrood. Maar dit allemaal terzijde.
De vergrijsden sterven vanzelf uit en met hen de rollende r. Ik betreur het dat die pracht r verdwijnt. En ik heb er een theorie over. Het begon volgens mij in het begin van de jaren zeventig toen er een gelegenheidskoor werd opgericht voor een televisieprogramma. Kinderen voor Kinderen heette dat programma. En het teistert nog steeds de treurbuis. Een orgie van door stylisten even fleurig als peperduur aangeklede basisschoolleerlingen, die streng gechoreografeerd rondhopsen en die montere liedjes zingen die gerust enige maatschappelijke relevantie mogen hebben. ‘Ik heb zo wa wa wa waanzinnig gedroomd.’ Ik zie in het echt nergens kinderen die lijken op de Kinderen voor Kinderen-kinderen. Waarschijnlijk beweeg ik mij in de verkeerde kringen. Want vooral in de beginjaren werden de kinderen gerecruteerd in Het Gooi. Lekker dicht bij huis en je weet zeker dat je geen dwarsliggende, ongeletterde Tokkies je studio binnenhaalt. Maar in Het Gooi konden ze de r niet zeggen. En inmiddels bijna een halve eeuw verder is een stad als Amsterdam overspoeld door ex-Kinderen voor Kinderen. Eerst als student. Later als helft van een yuppig tweeverdieners-stel en nog later als ouders van een nieuw Kinderen voor Kinderen-kind. In dit verband kan de naam Kinderen voor Kinderen heel serieus genomen worden. Maar de rollende pracht r is intussen vervangen door de Gooise r. Een r die een zekere afkomst, welstand en eruditie moet impliceren. Een nep r. Een kak r.
Met hartelijke groet, Uw DinLin. (red. Gerdin Linthorst)
Pom kom ik meestal tegen op het verjaardagsfeestje van Vera. Of vroeger op poetryslams, waar ik halverwege koos voor de bar. Die zweeg tenminste. Het was een periode, laat ik het zo zeggen. Nu vroeg hij of ik iets wilde insturen. Oud werk mocht ook. Oud werk. Dat is alsof je iemand vraagt naar zijn schoonste litteken.
Ik had niks klaar. Of af. Zoals zo vaak. Alleen een mobiele kladblok vol losse flodders en één zin die dacht dat hij een gedicht was. Een zin over hoe de liefde soms op een maandag verdwijnt met je laatste koffie zonder suiker. En een half gedicht waarin ik een bankje in Wellen de schuld geef van alles wat fout is gegaan. Maar niks wat af was. Laat staan clean.
En toch zei ik ja. Zoals je ja zegt tegen een glas dat je eigenlijk niet wou. Omdat je het al in je hand hebt.
Ik heb niet de neiging mezelf uit te leggen, maar het zit zo: ik heb een dochter die ik al jaren niet meer heb gezien. Ze is inmiddels 12. En sindsdien is de wereld niet meer wat ze was. Op de manier zoals wanneer je een deur uit een kamer sloopt.
Soms denk ik echt niet aan haar. Ik werk, ik vloek, ik schrijf misschien iets. En dan ineens, boem, hangt ze in een geur. In de stem van een meisje op straat. In een tekening die mijn hond kapot heeft gekauwd, alsof hij wist dat het belangrijk was. Hij heet niet voor niets Chewie.
Ik zit te kijken naar snooker op de BBC. Ronnie O’Sullivan heeft een nieuwe keu, maar zegt: “Het ligt niet aan de keu, het ligt aan mij.” En ik geloof hem meteen.
En dan ben ik nergens. Niet op een mooie, poëtische manier. Gewoon nergens. Hongerig. Dronken. Uitgezet. Alsof het leven zegt: nu even niet, dwaas.
Herinneringen zijn gewoon een fucking bitch. Ze laten je klaarkomen op de raarste momenten. Genot dat stiekem spijt blijkt te zijn. En terwijl jij daar nog ligt te trillen, heeft zij zich al afgeveegd met de hoek van je verleden, zegt: “Ik heb meer te doen.” En vertrekt. Zonder jas.
Je stuurt iets in, of je laat het. Simpel. En Ronnie stoot. Niet om te raken, maar om te blijven spelen.
Dit is mijn stoot. Mijn mist. Mijn litteken. Mijn tafel. Bijna clean.
www.pomgedichten.nl heeft het exclusieve recht gekregen om 65 teksten van Miriam Al tweewekelijks op de woensdag te publiceren – dat gaan we doen! de teksten zijn door haar helaas overleden vriend Merik van der Torren nog net voor zijn dood uitgetypt en van een nummer voorzien én in een blauw mapje gedaan. vandaag tekst nummer 35 – dank je wel Merik – dank je wel Mirjam Al.
jubeljaar in Rome (1×p25j) de heilige deuren geopend vanuit de hele wereld stromen ze toe staan uren in de rij zonder geloof besef van schuld zoals de pelgrims van weleer maar om af te vinken als event
dit is het mysterie dat ze blijven komen overal vandaan uren in de rij al eeuwen lang
Het is alweer zo lang geleden dat er fabels zijn geschreven de vos, de raaf, de mier, de krekel ze kwamen allen aan de beurt maar over het hert en de giraf heeft nog niemand ooit verhaald
moraal vooraan een dapper pogen geen zedenschets maar waarheid tonen fier als een boom staat een hert te wezen in kracht en veerkracht omringd door liefde en geluk hij knipoogt en blaast stoom natuur dat doet zo goed
maar ergens boven in het hert fluit en roept een giraf plots vanuit gewei ‘het voorjaar maakt zo sloom’ en toch de tijd die vliet voorbij majestueus hoog op de poten kijkt giraf geaard vooruit, overziet en droomt legt zijn oor ten luister naar wolkgefluister
zelfvernieuwing en transformatie een verschijnen puur natuur samen zijn is toch uniek uit hetzelfde hout gesneden, van goede komaf het trotse hert en de elegante giraf
pomgedichten wenst u allereerst fijne paasdagen. alle poëziekanonnen ongeveer op een paar na hebben ingestuurd – vanwege kleinkids bezoek hier – die staan om zes uur in de paasochtend aan! – sluit de zondagochtendwedstrijd ietsje vroeger. dank aan alle inzenders – prachtige poëzie deze eerste paasdag. Cartouche sleept altijd het MAXIMALE uit de poëzie – max lerou en martin B het MINIMALE – maar dat dan tot in de perfectie – tot in de eeuwigheid zullen we maar zeggen en dan hebben we ook nog een geweldige afsluiter in de bijsluiter van Anke Labrie. ik geloof wel dat ik met de voorgaande analyse de eremetaal winnaars op een rij heb staan. nu nog even de volgorde. Martin B en Max Lerou goud – Cartouche zilver en Anke brons voor de bijsluiter. onder de gedichten leest u de verantwoording.
laat maar liggen
geen gek weet waar die steen vandaan kwam
hij ligt tussen wat weg mocht
niemand raapt hem niemand gooit hem weg
ik niet het kind niet
Martin B
B maximaliseert het minimalisme. je moet er van houden – ik houd er al een eeuwigheid van. wie zo kan dichten – wie zo durft te dichten wint hier eremetaal.
en toch scheen de zon
maar wat voor weer het gisteren was in de residentie
brokken ijs zo groot als koelkasten vielen uit de lucht even dacht ik dat het koelkasten waren
in minder dan een minuut smeltwater tot de tweede verdieping het bleek een verstopte goot er stak een been uit
ml
ik houd van minimalisme. dit is een gedicht waarbij de lezer alle emoties die zo in de wereld rondwaren kan oproepen. en dan dat been haha.
de onderbuik, je gevoel volgen voor passie gaan, het enige ware, ja ja en voor altijd jong – denk je je te zijn tot je bij zinnen komt, het niet meer horen kunt, dat woord – passie
dit samengaan van lijden en verlangen, proeven van het zuur en zoet, de smaak van bloed amechtig zoeken naar jezelf, het vrezen van ‘ik raak mezelf kwijt’ en – prevelen
dat de zon geelt en niet bleekt avond rood valt in plaats van dood kleren aan, kleren uit, retebloot de huid in plaats van gewoon, rustig aan en door dan breekt het lijntje later, nooit of ooit
eeuwig zonde, als je dit pas ziet in het licht van duizend jaren rijk wonden als golvingen in de tijd die ons blindelings draagt in al ons zijn en niet zijn
20-04-2025 / Cartouche … een wijze levensles met het nodige cynisme hier als paasbroodje geserveerd door het poëtisch kanon van pomgedichten – dat we weten waar we aan toe zijn en wat ons nog te wachten staat – heerliojk stichtelijke poëzie op een eerste paasdag. én met prachtige regels: ‘de tijd die ons blindelings draagt in al ons zijn en niet zijn’- waar vind je die nog? – ongeveer elke week hier te pom – dankjewel Cartouche
Ha Pom,
Tja, die eeuwigheid. Zo’n groot begrip. Om daar een gedichtje van te smeden… En dan ook nog nu pas de geest én nog een deadline ook. Een eerste poging dan toch maar. Fijne paasdagen gewenst voor jullie, Hartelijke groet, Anke
eeuwigheid
dat niets voor eeuwig is ook al lijkt het vaak van wel kan een bron zijn van geluk
dat niets voor eeuwig is ook al lijkt het vaak van wel kan ook een bron zijn verdriet
moeilijk te bevatten voor mensen van een dag die eeuwigheid
anke labrie 19-04-2025
de topregel zit in de bijsluiter – goed voor een luide lach hier op de vroege ochtend van eerste paasdag: eeuwigheid wordt gevraagd maar wel met een deadline. de beste kleurrijkebijsluiter die ik de afgelopen jaren las. – waarbij voor een keer de poëzie mag verbleken. fijne paasdagen Anke.
Rik van Boeckel – achter elke einder heerst de toekomst
Frans Terken – in het haagse heden ten dage
Max Lerou – en toch scheen de zon
Vera van der Horst – alleen dit…
Rob Mientjes – van God los
Luk Paard – dat’et mag van’n eeuwigheid zijn
Cartouche – de tijd die ons blindelings draagt in al ons zijn en niet zijn
Martin B- waar die steen vandaan kwam
Anke Labrie – eeuwigheid met een deadline
wie wint de enige echte virtuele – en aan welk gedicht van U mogen wij eeuwigheidswaarde hechten? – de eeuwigheidswaarde trofee op pomgedichten.nl
de noordhollandse dichter Paul Roelofsen schreef een gedicht met eeuwigheidswaarde – nu bent u aan de beurt – aan welk gedicht van U hecht u eeuwigheidswaarde – dat gedicht lezen we zo graag hier in de zondagochtendwedstrijd die geen wedstrijd is – u kent de regels: gedichten niet te lang svp tenzij noodzaak – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.
die eeuwigheid is geen eeuwigheid
die eeuwige professor scherder die van god naar her rent in de VU en zo de dood hoopt voor te blijven
en die van zijn eigen doodsangsten een verdienmodel heeft gemaakt nooit mag je van de professor even zitten van een wijntje ga je dood of krijg je uitslag
‘Die Eeuwigheid Van Meneer De Proverser Is Geen Eeuwigheid’ schrijft u dat maar rustig op mijnheer wolllufszoon appte Gerard Reve zojuist uit de zevende hemel
pom wolff
Universele waarde van de eeuwigheid
De tijd gaat voorbij de tijd verdwijnt in de eeuwigheid waar mensen leven waar mensen feesten waar wolken huilen en lichamen sterven zo de dromende ziel verwerven om in herinnering of eerbetoon op te gaan in universele waarde te blijven bestaan
de horizon van de dood eeuwig integreren gaat nimmer voorbij achter elke einder heerst de toekomst van de volgende jaren nu de vorige eeuwen tijdlang geschiedenis schrijven.
Rik van Boeckel 18 april 2025
vandaag stond de filosoof een beetje op in Rik van Boeckel, rik de wereld reiziger uitgenodigd op een bijzonder festival ik dacht bij onze vrienden in Marokko – alwaar hij ongetwijfeld de ritmes in klank en woord zal doen uitdragen alsof hij ze uit de eeuwigheid heeft geplukt. – die prachtregel – ‘achter elke einder heerst de toekomst” verdient een universele prachtsong.
Dag Pom, Eeuwigheidswaarde, dat wil je toch niet hopen voor de prutsers in de Hofstad. Op Goede Vrijdag en met de Paasdagen in hun vooruitzicht zie ik dat graag anders. Eeuwig weekend dan toch! Groet weer, Frans
Van eeuwigheid tot amen
Dat het weer van alle eeuwigheid tot amen gaat met de prutsers in het het haagse heden ten dage
staan ze in hun hemd hoogtij te verkopen terwijl ieder de broek op de enkels zakt de schijt is amper op te houden
als ratten lopen ze in het rad voor ogen kloppen een deuk in hun borst en verwachten bijval voor hun afval
alles is dood in de pot de stank die er vanaf walmt valt niet eens in blokken te hakken
die koppen elk aan een kruis of op het hakblok dat dan weer wel
toen frans dit hekeldicht schreef was omzigt nog niet weg. ik heb het vermoeden dat dichter hier pieter omzigt het laatste zetje heeft gegeven de afgrond van de burnout in. om niet meer terug te keren bij de hoge dames en heren van de huidige regering. (geen ‘bijval voor hun afval’ aldus dichter Terken treffend.) misschien had pieter dat ook ietsje eerder kunnen bedenken.
stilstand
Er is een uur dat nergens bij hoort, als het licht zich terugtrekt uit de dingen.
Geen stem, geen schaduw die een grens wil trekken, ik zit en adem, alsof ik het vergeten ben hoe lang geleden ik begon.
En alles buiten mij lijkt even binnen, alsof het wil rusten in mijn blik er is geen doel, er is geen einde.
Alleen dit: de tijd die even op mij leunt en niets van mij verlangt
Vera van der Horst
ja hoor deze mag er zijn – een gevoelsstemming – we kunnen niet van leegte spreken – alles van buiten komt binnen. maar zonder doel of reden de dag door, het uur in, dan is het wel goed uitrusten.
Dag Pom, Laat ik er eens een Paashaiku van maken. Over gemakzucht gesproken … zeggen velen dan … Groet, Rob
Van God los
Van Jesus God los hoor ik klokken hard luiden en zie de klepel
Rob Mientjes
lekker kort gehouden hoor. jeanine hoedemakers zal trots op je zijn.
voor de zondag van pom wolff en wij die de wedstrijd doen die geen wedstrijd is maar’n zondag….en hoe mooi is’et as’et van de liefde is van de liefde dat je zegt’k hou van jou tot de maan en terug…’et mag van’n eeuwigheid zijn
“ tot de maan en terug “
hoe had’k kunne denke dat’n woord zo zacht stilletjes dansend as’n luchtbel
jouw naam dragend as’n stille wenk om meer
in vele kleure door de zon zo naar de held’re lentelucht en ik met vragende kijkers zoas’n kind blij
zo schrijf ik in’n droom voor elke dag dat’k van jou hou
‘et liefst nog met m’n hart tot aan’et jouwe naar de maan en terug
een liefdesgedicht – zolang er mensen zijn zal er liefde zijn – altijd weer de liefde. het eeuwige liedje. zoals het moet zijn zo schrijft de dichter de liefde de mensheid in – schrijft de dichter de mensheid voor – het beste medicijn tegen alle slechtheid om ons heen.
Als ik terugga naar mijn jeugd, staat me van mijn vroege jaren weinig meer bij. Wat kleine vervelende ervaringen. Pesten op school, omdat je klein bent. Een aanrijding met een groot gat in mijn been. En een mislukte operatie op een intieme plek. Verder was ik op dat moment nog niets. Een jongetje, dat zaken overkwam. Die het leven zich liet overkomen. Een beetje niemand.
Rond mijn vroege pubertijd ontpopte ik me tot een soort hardrocker. De muziek sprak me aan en ik trachtte me geheel tegen de wil van mijn ouders in te kleden als een echte metalhead. Dat ging nooit helemaal zoals gewenst. En ik was in het donker ook nog eens bang voor de elpeehoezen van Iron Maiden. Uiteindelijk heb ik dat persona losgelaten, zodat ik me beter in kon passen bij de lokale hangjeugd op het dorp. Het leidde er wel toe dat mensen tot op de dag van vandaag denken, dat ik van metal muziek houd.
Bij mijn nieuwe vrienden moest ik stoer zijn. Gezien ik dat niet was en ook niet participeerde in de stoere sport van het voetbal, besloot ik me een vechtsport aan te meten. Muay Thai klonk goed en beviel me ook. Maar ik was er echter niet goed in en miste het echte vechtershart. Toen mijn schouder chronisch uit de kom bleef vliegen, was het einde van mijn vechtsport carrière bereikt. Ook deze persoonlijkheid kon ik weer vaarwelzeggen. Toen mijn zoon hier echter van hoorde, steeg ik wel in zijn aanzien.
Toen ik in Breda woonde heb ik nog een tijdje geprobeerd om op een skateboard te rijden. Maar net als bij schaatsen, ging me dat maar heel matig af. Het bijbehorende graffiti maken beheerste ik ook maar matig. Deels door gebrek aan ervaring, deels door het missen van een intrinsieke motivatie om de hele dag te zitten schetsen. In ‘het wereldje’ heb ik echter nog steeds vrienden die me als een soort fenomeen kennen. Het is raar hoe dat aan je blijft plakken.
Toen ik eenmaal wat ging verdienen heb ik nog een fase doorgemaakt, dat ik elke dag in pak liep. Dat was naar aanleiding van een boek van Herman Brusselmans, waar een wodka drinkende mogol in zat, die er ook altijd netjes bij liep. Dat heb ik vrij lang volgehouden, tot ik me bijna dood dronk en het erbij lopen zoals ik deed en het karakter, dat ik na-aapte hun glans wel goed verloren hadden.
Op een gegeven moment ben ik als podium dichter en verhaaltjes schrijver aan de slag gegaan. Ik heb een gezin gesticht een huis gekocht en ben eindelijk dicht bij mezelf. Een heel gewone man, met een beetje afwijkende hobby. De enige twijfel die me bekruipt is, of dit wel echt is. Zijn dit niet weer gewoon weer een paar van de zovele persona’s die ik de afgelopen jaren doorlopen heb. Een toneelspeler, die er een eind op los improviseert, zonder een idee te hebben, wat de verhaallijn zou moeten zijn? Een slechte acteur, die enkel goed is in mythevorming.
VON SOLO DICHTER, COLUMNIST, PERFORMER EN CINEAST Check de actualiteiten van VON SOLO op www.vonsolo.nl Lees ook de wekelijkse column van VON SOLO op www.POMgedichten.nl