
Beste Pom,
Peter Verstegen, die vaak briljante en bij vlagen onaardige man, is eens niet lief voor mij geweest in een e-mail.
Hij vertaalde één sonnet van Campanella. Net als E.B. de Bruyn en Frans van Dooren, overigens. Een trias van verscheidene brille. Mij lukte het eerst niet.
Maar nu is mijn versie/gediggie lekker bter tralala! Had ‘ie maar lief moeten doen.
Dag Pom, in gedachten,
D.
***
71 – SONETTO DEL CAUCASO
Temo che per morir non si migliora
lo stato uman; per questo io non m’uccido:
ché tanto è ampio di miserie il nido,
che, per lungo mutar, non si va fuora.
I guai cangiando, spesso si peggiora,
perch’ogni spiaggia è come il nostro lido;
per tutto è senso, ed io il presente grido
potrei obbliar, com’ho mill’altri ancora.
Ma chi sa quel che di me fia, se tace
Omnipotente? e s’io non so se guerra
ebbi quand’era altro ente, ovvero pace?
Filippo in peggior carcere mi serra
or che l’altrieri; e senza Dio nol face.
Stiamci come Dio vuol, poiché non erra.
***[T.C.]
SONNET UIT DE KAUKASUS
De mensenstaat wordt, vrees ik, door de dood
niet beter; daarom zal ik mij niet doden:
zo groot is ’t nest der menselijke noden
dat ook zo’n overgang geen uitweg bood.
Het wee verandert, maar het wordt nooit beter,
elk strand is onze kust gelijk en ‘k weet:
waar alles voelt, laat zich mijn lijdenskreet
van nu—één maar uit duizend—licht vergeten.
Maar wie weet wat er van mij wordt wanneer
God in zijn Almacht zwijgt? En of mij eer
oorlog of vrede ’t ander wezen biedt?
Nu Filips mij nog erger dan weleer
kerkert—hij is slechts werktuig van de Heer.
Gods wil geschiede, Hij vergist zich niet.
***[P.V.]
71 – BERICHT UIT DE DIEPTEN
Geen sterven bestaat waar mijn Zijn door genas:
daarom pleeg ik dus maar geen zelfmoord ter ende;
elk nestje—een kóói, waar het broeit van ellende,
geen mens komt eruit. Wordt het anders—ja, vast.
Aan anders komt doorgaans ook erger te pas,
geen plekje is over, dat jij niet verkende,
niets dat je niet voelde, waaraan je niet wende—
het schreeuwen—die schreeuw, die je altijd verrast.
Wie weet wat zal zijn als de Gode almachtig
blijft zwijgen? Of ‘k ooit een strijdlustige vrede
als hier in dit leven, nadien nog bemachtig?
Mijn Kerkvorst—die kerkert…nog erger is ’t heden
dan gister, maar God heeft het immers bekrachtigd,
en Zijn wil is wet, zoals wijsheid zijn stede.
***[D.B.]



















