
lies sprak nog een keer over INA BOT. aan het tafeltje viel het stil – het schreeuwen voorbij:
Ina heette ze.
Ina Bot.
We speelden samen poezieliedjes, met Lisan erbij gingen we alle poeziepodia af, op zoek naar nieuwe dichters, we maakten teksten door haar godvergeten talent. We lachten, huilden, een requim, nu
Toen ze dood was, na drie pogingen:
aspirines met chocoladepudding, uitgekotst in de vroege ochtend,
met vuilniszakken de oven het gas naar haar toe laten stromen, gefabriceerde luchtslang met afplaktape, net op tijd gevonden,
en toen, de in Frankrijk gewonnen pil die godzijdank het einde voor haar in zicht bracht
Ze kon niet meer
Ik zie nog de blik in haar ogen toen ze, na de eerste poging, wakker werd en lag in een steriel ziekenhuisbed, zo ontzettend gelaten…
Toen ze weg was en verdwenen kwam er een vlinder in mijn huis. Ze dwarrelde om me heen en als ik huilde kwam ze naast me op de muur rustig zitten. Drie dagen lang bleef ze. Toen heb ik haar naar buiten gebracht.

Het licht hangt laag
het wil niet vlotten met de weemoed
evenmin wordt mijn vaders overhemd wit
ook hierin berusten wij
evenmin wint mijn moeder een prijs voor bloemschikken
wij weten niet beter
evenmin trekken wij naar vreemde oorden
wij hebben daar niets te zoeken
evenmin praten wij
wij zien daar het nut niet van in
evenmin lopen wij te koop met onze ziel
wij hebben en zijn niets
alleen weten wij dat het licht laag hangt
Ina Bot





















